Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft oplegging van een taakstraf bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de richtlijnen een taakstraf voorschrijven en dat verdachte zijn leven heeft gebeterd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Waaronder het voorhanden hebben van meerdere hoeveelheden hard- en softdrugs, het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, wat overlast en schade voor de maatschappij veroorzaakt. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van alcohol, MDMA, cocaïne en GHB. Het is een feit van algemene bekendheid dat de concentratie, waarneming en het reactievermogen negatief worden beïnvloed door het gebruik van verdovende middelen en alcohol.
Verdachte heeft de verkeersveiligheid daarmee ernstig in gevaar gebracht.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van 13 augustus 2024 van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten reeds is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Bovendien stond verdachte onder toezicht van de reclassering. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Fivoor van 21 mei 2024. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. De reclassering komt tot de conclusie dat verdachte de delicten heeft gepleegd uit financieel oogpunt, om aan zijn forse schuldenlast te kunnen voldoen. Verdachte heeft inmiddels inkomen uit werk en lost zijn schulden op die manier af. Ondanks dat verdachte van 2020 tot 2024 onder toezicht heeft gestaan van de reclassering, heeft dit nieuwe justie contacten niet kunnen voorkomen. Verdachte heeft aangegeven niet open te staan voor reclasseringstoezicht.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, ernst en hoeveelheid van de feiten een gevangenisstraf passend is. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk deel op te leggen en zal de rechtbank de gevangenisstraf geheel onvoorwaardelijk opleggen. Dit mede gelet op het feit dat verdachte, terwijl hij onder toezicht stond van de reclassering, opnieuw ernstige/soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd. De eerdere veroordelingen, proeftijd en bijzondere voorwaarden hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank acht het daarnaast van belang om een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, gelet op de door verdachte eerder begane verkeersovertredingen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te kiezen voor een onvoorwaardelijke modaliteit.
De rechtbank legt, alles afwegende, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren op.
Bij onherroepelijk vonnis van 18 augustus 2020 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Gelderland te Zutphen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van vijftien (15) maanden, waarvan vijf (5) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie (3) jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 september 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 22 februari 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer
18-006018-24 en het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer
19-001795-23 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
zes (6) maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05.108451.20:Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 18 augustus 2020, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. E.R. van Slooten, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2024.
Mr. H.J. Schuth en mr. E.R. van Slooten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.