ECLI:NL:RBNNE:2024:4229

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
18.043070.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en veroordeling voor dwang en wapenbezit

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging, dwang en wapenbezit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van bedreiging, omdat de uitlatingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de bedreigende woorden van de verdachte, hoewel misplaatst, niet als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven of zware mishandeling konden worden gekwalificeerd. De verdachte had in januari 2024 een relatie met het slachtoffer, die zwanger van hem was. Het conflict ontstond over een geldbedrag van 300 euro dat de verdachte terug wilde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot dwang, omdat hij het slachtoffer had geprobeerd te dwingen het geld terug te geven door dreigende berichten te sturen en zich naar haar woning te begeven. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico voor de veiligheid van anderen door het bezit van vuurwapens.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.043070.24 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 15.139685.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2005 te [geboorte datum] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in een periode op of omstreeks 31 januari 2024 tot en met 6 februari 2024 te Assen en/of Den Helder, althans in Nederland, [slachtoffer] en/of [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend naar het huis van die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] gegaan en/of heeft verdachte tegen die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd via de telefoon en/of spraak en/of tekstberichten:
  • “ Kom vandaag jou vader laten lakke.”
  • “ Je gaat maar naar Turkije en daar breken ze de botten van de baby en trekken ze het er wel uit".
  • “ Ik ga je doodmaken en het kind gaat mee het graf in.” althans woorden van gelijke dreigende aard ofstrekking;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 januari 2024 tot en met 6 februari 2024 te Assen en/of Den Helder, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [slachtoffer] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het afgeven van een geldbedrag van 300,- euro, aan hem, verdachte, door
  • zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en daarvan een filmpje te maken en/of
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen en/of via berichten aan haar toe te sturen: “Vanaf vandaag is de dag jegaat weer sco2 bellen kkr domme hoer wil. Vandaag mij 3 b. Kkr hoer vandaag wil k mij kkr geld. Kkr dikzak.” en/of “Anders gaat anders lopen allemaal. Bel me is ga je zien zelf waar k ben want je denkt k kom niet kkr pussy.“ en/of “Vandaag mij 3 b. Kkr hoer vandaag wil k mij kkr geld. Kkr dikzak." en/of “Kom vandaag jou huis. Zorg maar dat niemand thuis is Want deze x ga k pas weg Wnr k me doekoe heb Kkr pussy”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen dat bij weigering van betalen “alles anders zou gaan lopen”, althanswoorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 31 januari 2024 te Den Helder en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een hagelgeweer(ingekort), dubbelloops basculerend (juxtaposée), kaliber 12, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd en/of
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) pistool,
Retay S2020 9x17 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4e gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens enMunitie, te weten een of meerdere patronen volmantel rondneus, 9x17 mm kaliber voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging heeft hij aangevoerd dat de uitlating van verdachte: “Kom vandaag jou vader laten lakke” door aangeefster [slachtoffer] is opgevat als een bedreiging om haar vader neer te schieten. De officier van justitie gaat uit van de interpretatie die [slachtoffer] aan deze woorden heeft gegeven, en niet van de ter terechtzitting gegeven verklaring van verdachte dat lakke in deze zin betalen zou betekenen. Gelet op het feit dat verdachte heeft erkend dat hij berichten heeft gestuurd vanuit boosheid en dat hij de exacte bewoordingen niet meer kan herinneren en gelet op de overige omstandigheden en tekstberichten in het dossier, ziet de officier van justitie bevestiging dat ook de overige tenlastegelegde uitlatingen door verdachte zijn gedaan, of in ieder geval woorden van gelijke strekking, en dat deze uitlatingen bedreigend zijn geweest.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de bewoordingen en feitelijke handelingen zoals ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Daarmee heeft verdachte geprobeerd [slachtoffer] te dwingen de 300 euro terug te geven.
Het onder 3 ten laste gelegde wapen- en munitiebezit kan gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de wapens en munitie wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Met betrekking tot de onder 1 tenlastegelegde bedreiging heeft hij aangevoerd dat verdachte zich niet bedreigend heeft uitgelaten in de richting van [slachtoffer] en [slachtoffer] . De tenlastegelegde uitspraak kom vandaag jou vader laten lakke is bovendien onterecht geïnterpreteerd als een bedreiging, aangezien verdachte daarmee wilde zeggen dat als [slachtoffer] niet wilde betalen, dat in dat geval haar vader zou kunnen betalen. De tenlastegelegde uitlating “Je gaat maar naar Turkije en daar breken ze de botten van de baby en trekken ze het er wel uit" wordt enkel genoemd door [slachtoffer] , waarbij hij in zijn aangifte heeft verklaard dat verdachte dit zou hebben gezegd tegen [slachtoffer] . Voor het overige blijkt niet uit het dossier dat deze uitlatingen zijn gedaan, in ieder geval niet in de richting van [slachtoffer] . De raadsman heeft daarom verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging.
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde poging tot dwang heeft de raadsman aangevoerd dat kan worden vastgesteld dat verdachte lelijke berichten heeft gestuurd uit boosheid, omdat hij zijn 300 euro niet terug kreeg. De raadsman acht de tenlastegelegde gedragingen echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van een poging tot dwang te komen.
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde wapen- en munitiebezit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en [slachtoffer] hebben in de periode van mei 2023 tot januari 2024 een relatie met elkaar gehad. In januari 2024 heeft verdachte de relatie beëindigd. Op dat moment was [slachtoffer] zwanger van verdachte en verdachte wilde dat [slachtoffer] deze zwangerschap zou beëindigen. Op enig moment heeft verdachte aan [slachtoffer] 300 euro ter beschikking gesteld. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit geldbedrag aan [slachtoffer] had gegeven om het te bewaren en dat hij het bedrag terug wilde om een cadeau te kopen voor hun nog niet geboren baby. Over het teruggeven van deze 300 euro is een conflict ontstaan, waarbij verdachte op 31 januari 2024 naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. Op dit adres woont ook [slachtoffer] , de vader van [slachtoffer] .
Op 1 februari 2024 hebben zowel [slachtoffer] als [slachtoffer] aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. [slachtoffer] heeft hierbij verklaard dat hij heeft gehoord dat verdachte tegen zijn dochter zou hebben gezegd:
"je gaat maar naar Turkije en daar breken ze de botten van de baby en trekken ze het er wel uit". Los van de vraag of op basis van deze enkele verklaring van [slachtoffer] kan worden aangenomen dat verdachte deze uitlating ook daadwerkelijk heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat deze uitlating op zichzelf bezien geen bedreiging oplevert. Deze uitlating, hoe misplaatst en grof deze ook moge zijn, ziet volgens de rechtbank enkel op de wens van verdachte dat de zwangerschap van [slachtoffer] wordt beëindigd. Van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven en/of zware mishandeling van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] is bij een uitlating in deze vorm geen sprake, zodat verdachte in zoverre dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de overige tenlastegelegde uitlatingen overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte op 31 januari 2024 een filmpje heeft gestuurd waarop te zien is dat verdachte voor de woning van [slachtoffer] en [slachtoffer] staat. Ook zou verdachte haar op enig moment een bericht hebben gestuurd met daarin de tekst:
“Ik ga je doodmaken en het kind gaat mee het graf in..”. De rechtbank stelt echter vast dat het dossier geen ondersteuning bevat voor het feit dat verdachte een bericht met deze inhoud heeft gestuurd aan [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van alleen de verklaring van [slachtoffer] dan ook niet worden vastgesteld dat verdachte deze uitlating heeft gedaan. Het feit dat verdachte heeft erkend dat hij uit boosheid meerdere berichten heeft gestuurd en niet meer exact weet welke bewoordingen hij heeft gebruikt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om buiten redelijke twijfel aan te nemen dat verdachte ook deze op zichzelf bezien bedreigende uitlating heeft gedaan. De rechtbank merkt daarbij op in geen van de berichten die in het dossier zijn opgenomen sprake is van een dergelijke concrete doodsbedreiging, zodat ook niet gezegd kan worden dat deze uitlating past in de overige vastgelegde uitlatingen van verdachte.
Met betrekking tot de uitlating
”Kom vandaag jou vader laten lakke”is de rechtbank van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat deze uitlating als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekenmerkt. Het gaat daarbij met name over de vraag welke betekenis aan het woord lakke dient te worden gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij hiermee heeft bedoeld te zeggen dat de vader van [slachtoffer] , [slachtoffer] , moest betalen als [slachtoffer] dat niet zou doen. Gelet op de overige berichten en de grondslag van het conflict acht de rechtbank deze uitleg niet onbegrijpelijk of buiten twijfel ongeloofwaardig. Dat [slachtoffer] deze uitlating anders heeft geïnterpreteerd, doet niet af aan het feit dat deze uitlating op zichzelf bezien, naar het oordeel van de rechtbank geen bedreiging met een misdrijf tegen het leven of zware mishandeling oplevert.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de onder 1 ten laste gelegde bedreiging niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 15 oktober 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 31 januari 2024 ben ik naar de woning van [slachtoffer] gegaan, maar er was niemand thuis. Ik heb toen een filmpje gemaakt om te laten zien dat ik voor haar huis stond. U houdt mij de onder 2 ten laste gelegde uitlatingen voor. Het klopt dat de accounts [naam] en [naam] waarmee deze berichten zijn verstuurd van mij waren. Ik was boos en geïrriteerd dat ik mijn geld niet kreeg en toen heb ik die berichten gestuurd. Ik wilde op 6 februari 2024 opnieuw naar de woning van [slachtoffer] gaan, en bij het huis blijven staan tot ik mijn geld kreeg. Toen ik daar aankwam stond er politie en ben ik weggefietst, waarna ik ben aangehouden. Ik kan mij wel voorstellen dat [slachtoffer] bang is geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 februari 2024, opgenomenop pagina 61 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R024009 (onderzoek Brik) d.d. 5 maart 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
[verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)heeft gisteren, woensdag 31 januari 2024 voor ons huis gestaan. Hij stuurde mij zelfs een filmpje dat hij voor ons huis stond. (...) Ook had ik van [verdachte] 300 Euro gekregen. En dat is nu het bedrag wat hij terug wil, met desnoods geweld. (...)
Gisteren, 31 januari 2024 omstreeks 19.30 uur was ik echt bang. Bang dat [verdachte] voor mij zou staan. () Vervolgens had ik [verdachte] gebeld, Ik zei dat hij het geld niet terug kreeg. Ik had het geld niet. Ik moet nog veel spullen kopen. ()
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2024,opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik ontving op WhatsApp een bericht van [slachtoffer] . De afgelopen dagen heb ik vaker contact gehad [slachtoffer] en haar familie in verband met de bedreiging door haar ex-vriend [verdachte] . Ik zag in het bericht dat [slachtoffer] mij een screenshot stuurde van een conversatie die zij had met een persoon die de profielnaam ' [naam] ' gebruikte.
()
Vervolgens las ik dat dat [slachtoffer] mij het volgende stuurde: "Hij belde me net ook dat hij het komt ophalen ergens vandaag." Vervolgens belde [slachtoffer] mij. Ik hoorde haar zeggen dat zij berichten van
[verdachte] had gehad en dat zij via Facetime ook hem was gebeld. Ik hoorde haar zeggen dat [verdachte] had aangegeven met twee minuten bij haar woning te zijn.
Ondertussen ontving ik van [slachtoffer] het vervolg op de schriftelijke conversatie tussen haar en [verdachte] . Ik las hierin:
S = [naam]
D = [slachtoffer]
10:42 uur
S: We gaan zien vandaag wil k mij geld kwam daar al liet k je bleef k in de waggie deze x kom k kom bel k aan. Je moeder moet mij dan me doekoe geven of je vader.
D: Hou op [verdachte] heb hier geen zin in.
S: Zeg je vader kijk insta
S: Je zegt laat me met rust wrm laat je andere dingen niet met eust
S: Rust
S: Je wouw mij neuke
S: Nu wil k me 3 b
S: Kom vandaag jou huis
S: Zorg dat niemand thuis is.
D: Hahahahaha
S: Want deze x ga k pas weg
S: Wnr k me doekoe heb
S: Kkr pussy
S: Je kkr dode oma die k rook in assie pik ga je vader maar bellen omdat je bang bent is voor mij niks bang tezijn wil gwn mij 3 b
S: Anders gaat anders lopen allemaal
S: Ben je nu thuis
S: k ben daar met 2 min.
S: ni durf je niet meer te rea
S: Kkr hoer (lachende smiley met tranen)
S: Kom na buiten niffo
S: Met me 3 b
D: Stil is of moet ik je blokken
S: Bel me is ga je zien zelf waar k ben want je denkt k kom niet kkr pussy
S: Vanaf vandaag is de dag je gaat weer sco2 bellen kkr domme hoer wil vandaag mij 3 b.
D: Doei [verdachte]
S: Kom vandaag jou vader laten lakke.
(...)
Ik vroeg aan [slachtoffer] of zij nog van van [verdachte] had vernomen. Ik zag vervolgens dat
[slachtoffer] mij een screenshot van een berichtverzoek toestuurde. Ik zag dat dit berichtverzoek om 10:56 uur was verstuurd door een persoon met de profielnaam [naam] . Ik las dat deze persoon het volgende bericht stuurde:
"Kkr hoer vandaag wil k mij kkr geld."
"Kkr dikzak"
"Je heb me 300 E aan eten uitgegeven kkr dikzak"
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich op 31 januari 2024 naar de woning van aangeefster [slachtoffer] begeven, met als kennelijke doel om 300 euro terug te krijgen. Op die dag was niemand thuis en is verdachte onverrichter zake vertrokken. In de tussentijd heeft verdachte meermalen contact gezocht met aangeefster met de boodschap dat hij 300 euro wilde terugkrijgen. Op 6 februari 2024 heeft verdachte meerdere berichten gestuurd aan aangeefster. In deze berichten heeft verdachte onder meer berichten gestuurd als “
Anders gaat anders lopen allemaal. Bel me is ga je zien zelf waar k ben want je denkt k kom niet kkr pussy” en “
Kom vandaag jou huis. Zorg maar dat niemand thuis is Want deze x ga k pas weg Wnr k me doekoe heb
Kkr pussy”. Daarnaast heeft verdachte meermaals duidelijk gemaakt dat aangeefster hem die dag 300 euro moest betalen en heeft hij aangegeven dat aangeefster die dag weer de politie gaat bellen.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde feitelijkheden met het doel om geld van aangeefster te krijgen, niet vallen onder het begrip geweld of bedreiging met geweld. De tenlastegelegde uitlatingen in combinatie met het feit dat verdachte zich meermaals naar de woning van aangeefster heeft begeven, leveren naar het oordeel van de rechtbank wel dwang op als bedoeld in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat de feitelijkheden van zodanige aard zijn dat zij in de gegeven omstandigheden en context zouden leiden tot een zodanige psychische druk dat aangever hieraan geen weerstand had kunnen bieden.
Doordat verdachte zijn komst naar de woning heeft aangekondigd en ook daadwerkelijk onderweg was naar de woning van aangeefster was er naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van een begin van uitvoering.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het de onder 2 tenlastegelegde poging tot dwang.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2024,opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R024009
(onderzoek Brik) d.d. 5 maart 2024, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek d.d. 2 februari 2023 (derechtbank leest deze datum als 2 februari 2024), opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek werking vuurwapens, d.d. 14 augustus 2024, opgenomen op pagina 1 van het aanvullend proces-verbaal, ingekomen ter strafgriffie op 16 augustus 2024, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
5. een rapport Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute, d.d. 31 juli 2024,opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd aanvullend proces-verbaal.
Bewijsoverweging
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen in combinatie met de bekennende verklaring van verdachte van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen van het voorhanden hebben van de tenlastegelegde wapens en munitie wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het medeplegen heeft de rechtbank met name gelet op het feit dat uit het Forensisch
DNA-onderzoek sterke aanwijzingen naar voren komen dat het DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte op de wapens en munitie zijn aangetroffen en dat deze wapens en munitie in de auto van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen terwijl zij zich op dat moment als enige in deze auto bevond.
De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 31 januari 2024 tot en met 6 februari 2024 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten die [slachtoffer] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het afgeven van een geldbedrag van 300,- euro, aan hem, verdachte, door
  • zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en daarvan een filmpje te maken en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen en/of via berichten aan haar toe te sturen: “Vanaf vandaag is de dag jegaat weer sco2 bellen kkr domme hoer wil. Vandaag mij 3 b. Kkr hoer vandaag wil k mij kkr geld. Kkr dikzak.” en/of “Anders gaat anders lopen allemaal. Bel me is ga je zien zelf waar k ben want je denkt k kom niet kkr pussy.“ en/of “Kom vandaag jou huis. Zorg maar dat niemand thuis is Want deze x ga k pas weg Wnr k me doekoe heb Kkr pussy”, en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen dat bij weigering van betalen “alles anders zou gaan lopen”, terwijl deuitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
3. hij op 31 januari 2024 te Den Helder en Assen, tezamen en in vereniging met een ander
  • een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een hagelgeweer(ingekort), dubbelloops basculerend (juxtaposée), kaliber 12, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd en
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) pistool,
Retay S2020 9x17 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4e gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens enMunitie, te weten een of meerdere patronen volmantel rondneus, 9x17 mm kaliber voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
2. poging tot een ander door een feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets tedoen;
3. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feitbegaan met betrekking tot een wapen van categorie II, een vuurwapen en munitie van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals opgesteld door de reclassering. Daarnaast heeft hij gevraagd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren gelet op het recidivegevaar en het belang dat de reclassering gelijk met verdachte aan de slag kan op het moment dat hij uit detentie komt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bereid is om aan zichzelf te gaan werken en dat hij daartoe ook zelfstandig initiatieven heeft genomen. Hij verzoekt de rechtbank verdachte een kans te geven en aan een eventueel op te leggen straf de voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering van het Leger des Heils d.d. 30 september 2024 en de schriftelijke aanvulling daarop van 15 oktober 2024, het psychiatrisch pro justitia-rapport d.d. 18 september 2024 en het psychologisch pro justitia-rapport d.d. 30 augustus 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 september 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, kort gezegd een poging tot dwang en het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie. Een poging tot dwang heeft een grote impact op het slachtoffer. Verdachte heeft hier geen moment bij stilgestaan omdat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn wens om een bedrag van 300 euro terug te krijgen, waar hij in zijn ogen recht op had. Dat verdachte zich op deze manier heeft gedragen in de richting van zijn ex-partner die op dat moment bovendien zwanger van hem was, maakt het des te schrijnender. De rechtbank rekent verdachte dit dan ook aan.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met zijn nieuwe vriendin schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie. Het bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. De praktijk wijst uit dat het bezit van vuurwapens vaak leidt tot het gebruik daarvan. Dit leidt niet zelden tot levensgevaarlijke situaties, ook voor omstanders. Door feiten als de onderhavige worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot. Daarbij komt dat dit alles maakt dat deze feiten ernstige strafbare feiten zijn en dat hiertegen streng moet worden opgetreden.
Verdachte is door een psycholoog en een psychiater onderzocht. Naar aanleiding van dit onderzoek is door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, op 30 augustus 2024, en door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, op 18 september 2024 rapport uitgebracht.
De psycholoog komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en komt tot het advies om het tenlastegelegde volledig toe te rekenen. Het risico op nieuw gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat, vanwege de persoonlijkheidsstoornis en problemen op verschillende leefgebieden. Eerdere behandeling heeft niet geleid tot het verlagen van het recidiverisico en de psycholoog geeft aan dat verdachte op dit moment niet gemotiveerd is voor behandeling. Reclasseringstoezicht en hulp op verschillende leefgebieden zou wel kunnen bijdragen aan een inperking van het recidiverisico.
De conclusie van de psychiater komt grotendeels overeen met de conclusies van de psycholoog. Anders dan de psycholoog concludeert de psychiater niet dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Wel wordt mogelijk een stoornis in het gebruik van cannabis aangenomen. Omtrent de zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden, interventiemogelijkheden en -condities onthoudt de psychiater zich van advies. Wel merkt de psychiater op dat verdachte gebaat kan zijn bij reclasseringstoezicht door een wat oudere, mannelijke hulpverlener.
De conclusies van de psycholoog en psychiater worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rapportages zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De rechtbank maakt de daaruit getrokken conclusies dan ook tot de hare en zal de bewezenverklaarde feiten volledig aan verdachte toerekenen.
De reclassering sluit zich aan bij het advies van de gerechtelijke deskundige De reclassering adviseert in haar advies van 30 september 2024 en de schriftelijke aanvulling daarop van 15 oktober 2024 een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, locatieverbod (zonder elektronische monitoring), dagbesteding en een meewerken aan middelencontrole. Gelet op het als hoog ingeschatte recidiverisico wordt geadviseerd deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het LOVS heeft als uitgangspunt voor straftoemeting ten aanzien van het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie zoals bewezenverklaard een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. Voor (een poging tot) dwang kent het LOVS geen uitgangspunten.
Aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder 1 tenlastegelegde bedreiging, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk (met aftrek van voorarrest), passend en geboden. De rechtbank zal daarbij de proeftijd bepalen op 2 jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting ingestemd met die voorwaarden. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast bieden de bijzondere voorwaarden verdachte een kans om aan zijn problemen te werken.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er gelet op de inhoud van voornoemde rapportages in samenhang met de gepleegde feiten ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een (ingekort) hagelgeweer en een (omgebouwd) pistool Retay S2020 9x17 mm, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het onder 3 bewezenverklaarde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Apple iPhone 11
(Omschrijving: PL0100-2024027818-1687761, Apple Iphone 11), moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Bij onherroepelijk vonnis van 1 september 2022 van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank NoordHolland, locatie Alkmaar, is verdachte veroordeeld een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 september 2022. Daarbij is, naast bijzondere voorwaarden, als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 8 april 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf en deze vordering ter terechtzitting gehandhaafd.
De raadsman heeft primair verzocht om, in het geval van een bewezenverklaring, de proeftijd te verlengen. Subsidiair heeft hij verzocht om de resterende dagen jeugddetentie om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke straf nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten onder 2 en 3 heeft begaan voor het einde van de proeftijd. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om de proeftijd te verlengen of om de resterende dagen jeugddetentie om te zetten in een taakstraf. De rechtbank overweegt daarbij dat op 19 oktober 2023 reeds een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer is gelegd en dat deze gedeeltelijke tenuitvoerlegging verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank resteert er dan ook geen andere mogelijkheid dan het volledig ten uitvoer leggen van de resterende 102 dagen jeugddetentie.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 45, 47, 57 en 284 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd van twee jaren:
zich meldt op afspraken met de reclassering (Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering), zovaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hierbij wordt rekening gehouden met de dagbesteding van veroordeelde. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
deelneemt aan het leer-werktraject van [naam] in Rotterdam. Hij houdt zich aan de geldende regels enhet dagprogramma dat de [naam] voor hem heeft opgesteld. De reclassering onderhoudt met [naam] contact over de inhoud en het verloop van het leer-werktraject. Mocht dit traject niet passend blijken, dan wordt er toegewerkt naar begeleid wonen en dagbesteding zoals hieronder beschreven;
verblijft, indien het hiervoor genoemde hulpverleningstraject beëindigd wordt, aansluitend op dit trajectof zo spoedig mogelijk in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien geïndiceerd en te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. zich niet bevindt in Assen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
5. meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. Dereclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen (ingekort) hagelgeweer en een (omgebouwd) pistool Retay S2020 9x17 mm.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Apple iPhone 11 (Omschrijving: PL0100-2024027818-1687761, Apple Iphone 11) .

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

15.139685.22:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 1 september 2022, te weten: 102 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. D. ten Boer en mr. T.H. Kapinga, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2024.
Mr. T.H. Kapinga en mr. D. ten Boer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.