ECLI:NL:RBNNE:2024:4210

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
18-321188-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, openlijke geweldpleging en wapenbezit met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 22 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, openlijke geweldpleging, en het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 december 2023 in Coevorden met een vuurwapen heeft geschoten op een woning, wat leidde tot grote angst bij de bewoners. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 3 december tot 8 december 2023 een aanzienlijke hoeveelheid munitie voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 539 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling door een zorgverlener en toezicht door de reclassering. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, waaronder brandstichting en openlijke geweldpleging in vereniging, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer: 18/321188-23
ter terechtzitting gevoegde parketnummers: 18/270834-23; 18/039497-24; 18/239758-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 oktober 2024 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 08 oktober 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

18/321188-23
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 december 2023 te Coevorden [slachtoffer 1] en/of overige bewoners, althans een of meer bewoner(s) van de woning gelegen aan de [adres] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen op en/of in de richting van die voornoemde woning te schieten;
2
hij op of omstreeks 3 december 2023 te Coevorden (een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een hagelgeweer, met wapennummer 27170, kaliber 12 en/of
  • een hagelgeweer, kaliber 12 en/of
  • een gasrevolver, van het merk Rohm, type RG 46, kaliber 6mm flobert knal en/of
  • een vuurwapen, van het merk TO2, type 17, kaliber .221r en/of
  • een pistool, merk Koller, kaliber 6,35 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2023 tot en met 8 december 2023 te Coevorden, 3803 kogelpatronen, althans een (grote) hoeveelheid munitie, in de zin van art. I onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten kogelpatronen zoals omschreven in PL0100-2023322760-26 (blz. 57) en PL0100-2023326514-34 (blz.
106) voorhanden heeft gehad.
18/270834-23
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Coevorden, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasrevolver, van het merk Rohm, type RG 89, kaliber 9mm R Knall zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Coevorden, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (ongeveer) 31 stuks knalpatronen, Umarex, NC Blank van het kaliber 9mm R knal voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Coevorden, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,90 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
18/039497-24
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2023 te Coevorden, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/nabij een woonwagen gelegen op/aan [adres], door open vuur, met een brandbare stof, althans een goed, in aanraking te brengen ten gevolge waarvan die woonwagen geheel is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woonwagen en/of naastgelegen woonwagens en/of zich in de nabije omgeving zich bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners en/of aanwezigen van de overige woonwagens, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en/of aanwezigen van de naastgelegen en/of omliggende woonwagens, in elk geval voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
18/239758-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • die [slachtoffer 2] bij de kleding heeft vastgepakt en/of aan die kleding heeft getrokken en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuisten) in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/geschopt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of bovenlichaam, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/geschopt/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te Emmen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door
  • die [slachtoffer 2] bij de kleding vast te pakken en/of aan die kleding te trekken en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuisten) in de richting van die [slachtoffer 2] te slaan/schoppen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of bovenlichaam, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te slaan/schoppen/stompen,
terwijl dit door hem/haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten schaafwonden en/of blauwe plekken aan het gezicht en/of bovenlichaam, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 18/239758-24 primair ten laste gelegde en veroordeling gevorderd voor alle overige feiten. Ten aanzien van het onder 18/039497-24 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op camerabeelden is te zien dat iemand bezig is bij de woonwagen, er korte tijd hierna brand ontstaat en dat als enige persoon verdachte bij de brandende woonwagen te zien is. Het door verdachte geschetste scenario dat een ander dan verdachte de brand moet hebben veroorzaakt is onaannemelijk. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte brand heeft gesticht waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het onder 18/039497-24 en het onder 18/239758-24 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De overige ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 18/039497-24 en het onder 18/239758-24 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
18/039497-24
Gelet op de camerabeelden en de verklaring van verdachte hierover stelt de rechtbank vast dat op de beelden zichtbaar is dat verdachte, kort nadat brand ontstaat in de woonwagen naast die van verdachte, langs de brandende woonwagen loopt en bij die woonwagen wegloopt. Een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand wordt op basis van forensisch onderzoek uitgesloten. Getuigen wijzen naar verdachte maar hebben hem geen brand zien stichten. Ook op de camerabeelden is het moment van brandstichting niet zichtbaar. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij met meerdere bewoners van het woonwagenkamp problemen had en dat de afgebrande woonwagen onzichtbaar voor kampbewoners vanaf de achterkant kan worden bereikt. De rechtbank kan daarom, bij gebrek aan bewijs, niet vaststellen dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht. Dat op camerabeelden zichtbaar is dat verdachte wegloopt bij de brandende woonwagen kan worden verklaard vanuit het feit dat verdachtes woonwagen zich naast de brandende woonwagen bevond en verdachte zich die nacht in zijn eigen woonwagen bevond. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
18/239758-24 primair
Uit het letsel van aangever blijkt dat geweld tegen hem is gebruikt. Over het toegepaste geweld zijn echter onvoldoende concrete details bekend op basis waarvan vastgesteld kan worden dat hiermee de kans op zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk was. Daarom zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht het onder 18/321188-23, 18/270834-23 en 18/239758-24 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is ook in onderdelen slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt.
18/321188-23
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 08 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 december 2023, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023322759 d.d. 22 januari 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 5 december 2023, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 5 december 2023, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 5 december 2023, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 5 december 2023, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 5 december 2023, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 5 december 2023, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 14 december 2023, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
18/270834-23
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 08 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023213302 d.d. 10 september 2023, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 24 augustus 2023, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (met bijlage)
d.d. 24 augustus 2023, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .
18/239758-24 subsidiair
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 08 oktober 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2024, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024198468 d.d. 25 juli 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 juli 2024, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 18/321188-23, 18/270834-23 en 18/239758-24 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18/321188-23
1
hij op 3 december 2023 te Coevorden [slachtoffer 1] en overige bewoners van de woning gelegen aan de [adres] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een vuurwapen op en/of in de richting van die voornoemde woning te schieten;
2
hij op 3 december 2023 te Coevorden wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een hagelgeweer, met wapennummer 27170, kaliber 12 en
  • een hagelgeweer, kaliber 12 en
  • een gasrevolver, van het merk Rohm, type RG 46, kaliber 6mm flobert knal en
  • een vuurwapen, van het merk TOZ, type 17, kaliber .221r en
  • een pistool, merk Kommer, kaliber 6,35 mm
zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver of pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij in de periode van 3 december 2023 tot en met 8 december 2023 te Coevorden, 3803 kogelpatronen, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens en munitie, van de Categorie III, zoals omschreven in PL0100-2023322760-26 (blz. 56 e.v.) en PL0100-2023326514-34 (blz. 105 e.v.) voorhanden heeft gehad.
18/270834-23
1
hij op 12 augustus 2023 te Coevorden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasrevolver van het merk Rohm, type RG 89, kaliber 9mm R Knall, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
2
hij op 12 augustus 2023 te Coevorden, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 31 stuks knalpatronen, Umarex, NC Blank van het kaliber 9mm R knal voorhanden heeft gehad;
3
hij op 12 augustus 2023 te Coevorden, opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,90 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
18/239758-24 subsidiair
hij op 3 juli 2024 te Emmen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door
  • die [slachtoffer 2] bij de kleding vast te pakken en aan die kleding te trekken en
  • meermalen (met gebalde vuisten) in de richting van die [slachtoffer 2] te slaan en te schoppen en
- meermalen (met gebalde vuisten) tegen het gezicht en bovenlichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en te schoppen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten schaafwonden aan het gezicht en hoofd en blauwe plekken aan het bovenlichaam voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/321188-23
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
18/270834-23
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
18/239758-24
subsidiair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte in
voorarrest heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden moeten de voorwaarden worden gesteld zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft verzocht om in plaats daarvan aan verdachte een forse taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, uit het psychologisch onderzoek pro Justitia d.d. 17 juni 2024, opgesteld door drs. W. Groen, GZ-psycholoog, en uit het advies van Stichting Verslavingsreclassering GGZ d.d. 17 september 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, openlijke geweldpleging en heeft vuurwapens, munitie en 0,9 gram cocaïne voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen. Dergelijke wapens kunnen gebruikt worden voor allerlei (levens)bedreigende activiteiten. Het voorhanden hebben daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het bezit van vuurwapens leidt daarnaast dikwijls tot het gebruik ervan, zo ook in het geval van verdachte. Door met een hagelgeweer te schieten op de woning van aangever [slachtoffer 1] heeft verdachte grote gevoelens van angst en onrust veroorzaakt bij aangever en zijn gezin. De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan.
Uit het psychologisch onderzoek pro Justitia volgt dat verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau, lijdt aan PTSS en dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en afhankelijke trekken.
Daarnaast was ten tijde van het onder 18/321188-23 en 18/270834-23 ten laste gelegde sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne. De psycholoog adviseert het onder 18/270834-23 ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
De reclassering signaleert problemen op alle leefgebieden en acht de eerder aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis voldoende passend. De reclassering adviseert daarom diezelfde bijzondere voorwaarden te verbinden aan een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank weegt in strafverminderende zin mee dat verdachte op 3 december 2023 de wijkagent berichten heeft gestuurd waarin hij vertelde dat hij de vuurwapens van zijn vader bij de politie wilde inleveren. Verdachte heeft deze berichten enkele uren voorafgaand aan het schieten op de woning van [slachtoffer 1] verstuurd. Verdachte heeft daarover steeds verklaard dat hij niet wist dat het de woning van een politieagent betrof en dat zijn gedraging niet persoonlijk tegen [slachtoffer 1] of tegen de politieorganisatie was gericht. Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte hierin oprecht over. Ten
aanzien van de openlijke geweldpleging weegt de rechtbank weegt in strafverminderende zin mee dat verdachte hierin een gering aandeel had.
De rechtbank stelt vast dat het sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis over het algemeen goed gaat met verdachte. Verdachte verblijft op een plek waar hij goed gedijt, realiseert zich dat hij kampt met problematiek en is gemotiveerd de reeds ingezette behandeling voort te zetten. De rechtbank acht het van belang dat de weg die verdachte heeft ingezet niet wordt doorbroken en zal daarom niet een langere gevangenisstraf opleggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 539 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering aan het voorwaardelijke deel van de straf verbinden, met uitzondering van de verplichting tot het innemen van medicijnen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren opleggen, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet naar behoren uitvoert. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, waarbij zwaar meeweegt dat de rechtbank brandstichting niet bewezen acht.

Benadeelde partij

Ten aanzien van 18/321188-23 onder 1
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 50,00 ter vergoeding van materiële schade en 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het materiële deel van de vordering en toewijzing van het immateriële deel van de vordering tot een bedrag van
1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van het immateriële gedeelte van de vordering. De raadsman heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de vordering is ingediend door [slachtoffer 1] maar mede betrekking lijkt te hebben op zijn gezinsleden. Daarnaast is de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze niet met objectieve gegevens onderbouwd en liggen de nadelige gevolgen van de normschending niet zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering is ingediend met het oog op de schade die de benadeelde partij zelf heeft geleden. Dat de benadeelde partij in zijn vordering tevens aanhaalt wat de gebeurtenis
met zijn gezinsleden heeft gedaan, maakt dat niet anders.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. De aard en de ernst van de normschending, te weten het beschieten van een woning, brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de immateriële schade op 1.000,00. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van het immateriële deel tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige deel afwijzen.
Daarnaast zal de rechtbank de vordering wegens materiële schade, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in de tenlastelegging opgenomen vuurwapens worden onttrokken aan het verkeer en dat het luchtdrukwapen, kruisboogpijlen en een notitieblok aan verdachte worden teruggegeven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De in de bewezenverklaring opgenomen vuurwapens zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot de vuurwapens. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het luchtdrukwapen, kruisboogpijlen en een notitieblok, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en
onder verdachte in beslag zijn genomen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 18/039497-24 en het onder 18/239758-24 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 18/321188-23, 18/270834-23 en 18/239758-24 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 539 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 360 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ VNN reclassering op het adres Boermarkeweg 46b, 7824 AA Emmen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich behandelen door GGZ VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
veroordeelde verblijft bij [instelling] , locatie [adres] te Emmen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Ten aanzien van 18/321188-23 onder 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 1.050,00 (zegge: duizend vijftig euro). Dit bedrag bestaat uit 50,00 aan materiële schade en 1.000,00 aan immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.050,00 (zegge: duizend vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 50,00 aan materiële schade en 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen:
- 1 STK Pistool (PL0100-2023322760-1667537);
- 1 STK Hagelgeweer (PL0100-2023322760-1667528);
- 1 STK Vuurwapen (PL0100-2023322760-1667529);
- 1 STK Gasrevolver (PL0100-2023322760-1667531);
- 1 STK Hagelgeweer (PL0100-2023322760-1667534);
- 1 STK Vuurwapen (Gasrevolver) (PL0100-2023213302-1631830).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen:
- 1 STK Luchtdrukwapen (PL0100-2023326514-1668955);
- 1 STK Notitieblok (PL0100-2023326514-1681604);
- 12 STK Pijl (PL0100-2023326514-1669191).
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 oktober 2024.
Mr. S. Timmermans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.