ECLI:NL:RBNNE:2024:4207

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
18-028538-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eenvoudige belediging en poging tot moord met zorgmachtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een eenvoudige belediging en een poging tot moord. De verdachte heeft op 7 april 2023 te Groningen een e-mail gestuurd waarin hij de eer en goede naam van slachtoffer 1 heeft aangetast door grievende vergelijkingen te maken. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige belediging, maar niet aan smaadschrift, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de vereisten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 279 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een zorgmachtiging verleend, gezien de geestelijke stoornis van de verdachte, die invloed had op zijn gedragingen.

In een tweede tenlastelegging, onder parketnummer 18/028538-24, is de verdachte beschuldigd van poging tot moord op slachtoffer 2 op 25 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een vleeshamer op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, wat een aanmerkelijke kans op overlijden met zich meebracht. De rechtbank oordeelt dat er sprake was van voorbedachte raad, en acht de poging tot moord bewezen. De verdachte is ook in deze zaak veroordeeld tot een gevangenisstraf van 279 dagen, met de mogelijkheid van behandeling voor zijn psychische stoornis.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, slachtoffer 2, tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van rechters.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/028538-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/252515-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1942 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 oktober 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.A. Broersma, advocaat te Ter Apel. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 18-252515-23 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Groningen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door één of meerdere e-mail(s) te versturen naar meerdere personen en/of instanties, waaronder het [instantie] en/of onder wie een werknemer van het [bedrijf] en/of een huisarts (met de achternaam [naam] ) en/of een rechter (met de achternaam [naam] ) en/of één of meerdere collega('s) van die [slachtoffer 1] , met daarin de tekst:
'Open brief aan advocaat Mr. H.J. van Balen, [naam] heeft besloten niet meer mee te gaan naar de rechtbank op 11 april 2023 om 9 uur!! Haar redenatie in overleg met haar zoon [naam] , in haar afgelopen bipolaire periode van 14 weken is ze aan haar lot overgelaten, en meneer [naam] van [instantie] informeerde telkens naar de gezondheid van mij [verdachte] en dat [naam] door de wijk zwalkte daarvan kreeg [naam] vrolijke Pretoogjes ik noem het Machtsmisbruik/Machtswellust, zodat ik hem de bijnaam gaf van [naam] de Duitse Kamparts. Hij kwam samen met een collega-getuige en eiste dat ik dat [naam] zou terugnemen, onder de vrije meningsuiting weigerde ik dat, ik heb van mijn echtgenote foto's gemaakt en aan [naam] getoond, maar hij zat er niet mee het ging bij hem om mijn
gezondheid! En nu wil ze niet door deze [naam] met Gerechtelijke Machtswellust kapot gemaakt worden, wat zij wil is onder behandeling vanuit [instantie] aan de [adres] , met toezicht van dokter [naam] haar huisarts, dokter [naam] heeft het van nabij meegemaakt en ze vertelde machteloos te zijn tegen de heer [naam] . Nu [naam] met schouderklachten naar de huisarts was geweest heeft die haar Lithiumspiegel laten meten en die was veel te hoog, ze moest van de huisarts van 3 naar 1,5 tabletjes Lithium, en dat heeft ze ook aan [naam] doorgegeven, en die belde dat de verlaging zijn goedvinden had, zo zo. Die A-4 foto verzameling zijn door [instantie] medewerkers
bekeken en lachend ondertekend, hulp vanuit die hoek verwacht ik niet, wijkagent [naam] haar excuus was ''Sorry meneer [verdachte] wij mogen U niet helpen van mijn baas''! Wat zal Rechter [naam] hier van vinden? De Rijksrecherche Groningen vertelde mij ''Wij willen van U niets meer weten'' Althans woorden en/of teksten van soortgelijke aard/strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Groningen opzettelijk [slachtoffer 1] , door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd, door één of meerdere e-mail(s) te versturen naar meerdere personen en/of instanties, waaronder het [instantie] en/of onder wie een werknemer van het [bedrijf] en/of een huisarts (met de achternaam [naam] ) en/of een rechter (met de achternaam [naam] ) en/of één of meerdere collega('s) van die [slachtoffer 1] , met daarin de tekst:
'Open brief aan advocaat Mr. H.J. van Balen, [naam] heeft
besloten niet meer mee te gaan naar de rechtbank op 11 april 2023 om 9 uur!! Haar
redenatie in overleg met haar zoon [naam] , in haar afgelopen bipolaire periode van 14 weken is ze aan haar lot overgelaten, en meneer [naam] van [instantie] informeerde telkens naar de gezondheid van mij [verdachte] en dat [naam] door de wijk zwalkte daarvan kreeg [naam] vrolijke Pretoogjes ik noem het Machtsmisbruik/Machtswellust, zodat ik hem de bijnaam gaf van [naam] de Duitse Kamparts. Hij kwam samen met een collega-getuige en eiste dat ik dat [naam] zou terugnemen, onder de vrije meningsuiting weigerde ik dat, ik heb van mijn echtgenote foto's gemaakt en aan [naam] getoond, maar hij zat er niet mee het ging bij hem om mijn
gezondheid! En nu wil ze niet door deze [naam] met Gerechtelijke Machtswellust kapot gemaakt worden, wat zij wil is onder behandeling vanuit [instantie] aan de [adres] , met toezicht van dokter [naam] haar huisarts, dokter [naam] heeft het van nabij meegemaakt en ze vertelde machteloos te zijn tegen de heer
[naam] . Nu [naam] met schouderklachten naar de huisarts was geweest heeft die haar Lithiumspiegel laten meten en die was veel te hoog, ze moest van de huisarts van 3 naar 1,5 tabletjes Lithium, en dat heeft ze ook aan [naam] doorgegeven, en die belde dat de verlaging zijn goedvinden had, zo zo. Die A-4 foto verzameling zijn door [instantie] medewerkers bekeken en lachend ondertekend, hulp vanuit die hoek verwacht ik niet, wijkagent
[naam] haar excuus was ''Sorry meneer [verdachte] wij mogen U niet helpen van mijn baas''! Wat zal Rechter [naam] hier van vinden? De Rijksrecherche Groningen vertelde mij ''Wij willen van U niets meer weten'' Althans woorden en/of teksten van soortgelijke aard/strekking.
En aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, onder parketnummer 18-028538-24 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] meermalen met een vleeshamer, althans een hard
en/of scherp/puntig voorwerp, op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] meermalen met een vleeshamer, althans een hard en/of scherp/puntig voorwerp, op het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/252515-23 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/028538-24 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder parketnummer 18/252515-23 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, door de aangever te vergelijken met [naam] , die een moordenaar was, aangever op die wijze een bepaald feit ten laste heeft gelegd, waardoor het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/252515-23 primair ten laste gelegde, omdat iemand met waanideeën niet te verwijten valt dat hij een dergelijke mail stuurt en dat dus aan een bewezenverklaring van opzet in de weg staat.
Ten aanzien van de onder 18/028538-24 primair ten laste gelegde poging tot moord heeft de raadsman betoogd dat hij daarvan moet worden vrijgesproken, omdat er in het licht van zijn psychose en wanen niet gezegd kan worden dat verdachte een helder en duidelijk beraad heeft kunnen hebben. Voor de poging tot
doodslag refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-252515-23
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 8 oktober 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik die mail die wordt genoemd in de tenlastelegging heb gestuurd aan de heer [slachtoffer 1] en aan nog heel wat andere mensen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2023, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023139680 d.d. 27 juli 2023, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik werk als hulpverlener bij [instantie] als Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige. Vanuit mijn functie was ik betrokken bij het gezin [verdachte] . Rond 7 april 2023 kreeg ik een email doorgestuurd. De email bleek afkomstig te zijn van [verdachte] . In de email stond het volgende:
"Open brief aan advocaat Mr. H.J. van Balen, [naam] heeft besloten niet meer mee te gaan naar de rechtbank op 11 april 2023 om 9 uur!! Haar redenatie in overleg met haar zoon [naam] , in haar afgelopen bipolaire periode van 14 weken is ze aan haar lot overgelaten, en meneer [naam] van [instantie] informeerde telkens naar de gezondheid van mij [verdachte] en dat [naam] door de wijk zwalkte daarvan kreeg [naam] vrolijke Pretoogjes ik noem het Machtsmisbruik/Machtswellust, zodat ik hem de bijnaam gaf van [naam] de Duitse Kamparts. Hij kwam samen met een collega-getuige en eiste dat ik dat [naam] zou terugnemen, onder de vrije meningsuiting weigerde ik dat, ik heb van mijn echtgenote foto's gemaakt en aan [naam] getoond, maar hij zat er niet mee het ging bij hem om mijn gezondheid! En nu wil ze niet door deze [naam] met Gerechtelijke Machtswellust kapot gemaakt worden, wat zij wil is onder behandeling vanuit [instantie] aan de [adres] , met toezicht van dokter [naam] haar huisarts, dokter [naam] heeft het van nabij meegemaakt en ze vertelde machteloos te zijn tegen de heer [naam] . Nu [naam] met schouderklachten naar de huisarts was geweest heeft die haar Lithiumspiegel laten meten en die was veel te hoog, ze moest van de huisarts van 3 naar 1,5 tabletjes Lithium, en dat heeft ze ook aan [naam] doorgegeven, en die belde dat de verlaging zijn goedvinden had, zo zo. Die A-4 foto verzameling zijn door [instantie] medewerkers bekeken en lachend ondertekend, hulp vanuit die hoek verwacht ik niet, wijkagent [naam] haar excuus was ''Sorry meneer [verdachte] wij mogen U niet helpen van mijn baas''!
Wat zal Rechter [naam] hier van vinden? De Rijksrecherche Groningen vertelde mij ''Wij willen van U niets meer weten''
[verdachte] heeft deze email naar allerlei mensen en instanties gestuurd. Onder andere de pers ( [naam] van het [bedrijf] ) en de huisarts waar [verdachte] het over heeft in zijn email, naar een rechter [naam] , [instantie] . Ik werk samen met een aantal mensen naar wie de email is gestuurd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Een geestelijke stoornis staat slechts dan aan bewezenverklaring van opzet in de weg als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Hoewel de rechtbank vaststelt dat de verdachte leed aan een stoornis en aannemelijk is dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed daarvan heeft gehandeld, is niet aannemelijk geworden dat het de verdachte aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op het feit dat verdachte met het sturen van deze mail wilde bewerkstelligen dat zijn vrouw andere hulp zou krijgen. De rechtbank verwerpt daarom het
verweer van de raadsman.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of voornoemde handelingen kunnen worden gekwalificeerd als smaadschrift. Smaadschrift is een specifieke vorm van belediging, waarbij strafbaar is gesteld de aanranding van iemands eer of goede naam door middel van de tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel het geven van ruchtbaarheid. Er moet daarvoor sprake zijn van tenlastelegging van een bepaald feit. Daarvan is sprake indien het feit op een zodanige wijze door de verdachte is ten laste gelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging van een ander aanwijst. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het 'feit' niet het gedrag van die ander betreft, maar een eigenschap die hem of haar wordt toegedicht en evenmin, als het wel gaat om diens gedrag, indien dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging van een bepaalde persoon. Verdachte noemt aangever [naam] de Duitse Kamparts. Dit is niet toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging van het slachtoffer.
Daarmee is het bestanddeel tenlastelegging van een bepaald feit niet vervuld, zodat smaad(schrift) niet is bewezen.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde te weten een belediging, wel bewezen, nu de vergelijking met [naam] onmiskenbaar grievend is voor aangever en daarom zijn eer en goede naam heeft aangetast.
Parketnummer 18/028538-24
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd bij uitstek een vitaal en kwetsbaar deel van het lichaam is. Voorts kan naar algemene ervaringsregels gesteld worden dat het met kracht slaan op het hoofd met de scherpe kant van een vleeshamer levensbedreigend kan zijn. Gelet op het vorenstaande heeft verdachte, door met een vleeshamer tweemaal en met kracht op het achterhoofd van aangeefster te slaan, de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat het slachtoffer door deze gedraging zou komen te overlijden en kan het niet anders dan dat verdachte zich van deze aanmerkelijke kans bewust is geweest en dat hij deze heeft aanvaard. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is van poging moord of poging doodslag. Bij (poging tot) moord moet bewezen worden dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar aan contra-indicaties kan een zwaarder gewicht worden toegekend. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift hebben plaatsgevonden, dat sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan. Uit het dossier komen aanwijzingen naar voren dat sprake was van een vooropgezet plan. Verdachte vertelt dat zijn vrouw niet de juiste hulp kreeg, hij een strafbaar feit wilde plegen zodat er aandacht kwam en zijn vrouw
zou worden opgenomen. Voorafgaand aan het geplande bezoek van de hulpverleners van zijn vrouw heeft verdachte de vleeshamer in een plastic zak van de Albert Heijn gedaan om deze te verbergen voor het slachtoffer. Gelet op deze verklaring is sprake van voorbedachte raad. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot moord daarom bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18-252515-23 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/028538-24 primair ten laste gelegde en wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
onder parketnummer 18-252515-23:
hij 7 april 2023 te Groningen opzettelijk [slachtoffer 1] , door een toegezonden of aangeboden geschrift, heeft beledigd, door een e-mail te versturen naar meerdere personen en instanties, waaronder het [instantie] en onder wie een werknemer van het [bedrijf] en een huisarts (met de achternaam [naam] ) en een rechter (met de achternaam [naam] ) en één of meerdere collega('s) van die [slachtoffer 1] , met daarin de tekst:
'Open brief aan advocaat Mr. H.J. van Balen, [naam] heeft besloten niet meer mee te gaan naar de rechtbank op 11 april 2023 om 9 uur!! Haar redenatie in overleg met haar zoon [naam] , in haar afgelopen bipolaire periode van 14 weken is ze aan haar lot overgelaten, en meneer [naam] van [instantie] informeerde telkens naar de gezondheid van mij [verdachte] en dat [naam] door de wijk zwalkte daarvan kreeg [naam] vrolijke Pretoogjes ik noem het Machtsmisbruik/Machtswellust, zodat ik hem de bijnaam gaf van [naam] de Duitse Kamparts. Hij kwam samen met een collega-getuige en eiste dat ik dat [naam] zou terugnemen, onder de vrije meningsuiting weigerde ik dat, ik heb van mijn echtgenote foto's gemaakt en aan [naam] getoond, maar hij zat er niet mee het ging bij hem om mijn
gezondheid! En nu wil ze niet door deze [naam] met Gerechtelijke Machtswellust kapot gemaakt worden, wat zij wil is onder behandeling vanuit [instantie] aan de [adres] , met toezicht van dokter [naam] haar huisarts, dokter [naam] heeft het van nabij meegemaakt en ze vertelde machteloos te zijn tegen de heer [naam] . Nu [naam] met schouderklachten naar de huisarts was geweest heeft die haar Lithiumspiegel laten meten en die was veel te hoog, ze moest van de huisarts van 3 naar 1,5 tabletjes Lithium, en dat heeft ze ook aan [naam] doorgegeven, en die belde dat de verlaging zijn goedvinden had, zo zo. Die A-4 foto verzameling zijn door [instantie] medewerkers bekeken en lachend ondertekend, hulp vanuit die hoek verwacht ik niet, wijkagent [naam] haar excuus was ''Sorry meneer [verdachte] wij mogen U niet helpen van mijn baas''! Wat zal Rechter [naam] hier van vinden? De Rijksrecherche Groningen vertelde mij ''Wij willen van U niets meer weten''.
onder parketnummer 18-028538-24:
hij op 25 januari 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] meermalen met een vleeshamer op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/252515-23:
subsidiair eenvoudige belediging
parketnummer 18/028538-24:
primair poging tot moord
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 18/252515-23 primair ten laste gelegde en het onder 18/028538-24 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 279 dagen, met aftrek van tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelijktijdig met deze strafzaak heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging te verlenen aan verdachte voor de duur van zes maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies d.d. 25 juni 2024, het Pro Justitia rapport d.d. 18 juni 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt het beledigen van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige door het sturen van een email.
Aangever voelde zich daardoor in zijn goede naam aangetast, ook omdat verdachte deze mail naar meerdere personen en instanties heeft gestuurd.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord door het slachtoffer meermalen met een vleeshamer op het hoofd te slaan. De rechtbank acht dit een ernstig feit, dat fataal voor het slachtoffer had kunnen aflopen, en verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat deze gebeurtenis forse impact heeft gehad op het slachtoffer en gevoelens van angst heeft veroorzaakt, blijkt ook uit de slachtofferverklaring.
De rechtbank heeft gelet op de Pro Justitia rapportage d.d. 18 juni 2024, opgemaakt door C.J.F. Kemperman, psychiater, en L.E.E. Ligthart, klinisch psycholoog/klinisch neuropsycholoog. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdend is aan een ernstige psychotische stoornis, te classificeren als een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. De ziekelijke stoornis was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde verdachtes gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast wordt geadviseerd om een zorgmachtiging op te leggen om de stoornis van verdachte te behandelen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies van de psycholoog en psychiater over. In de civiele procedure die tegelijk met de strafzaak is behandeld, zal daarom door de rechtbank een zorgmachtiging in het kader van de schakelbepaling in artikel 2.3 van de Wet Forensische Zorg (hierna: Wfz) worden afgegeven. Van deze beslissing is een separate beschikking opgemaakt. De rechtbank concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in sterk verminderde mate moet worden toegerekend. De rechtbank zal daar in strafmatigende zin rekening mee houden. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met het feit dat verdachte zo snel mogelijk behandeld moet worden voor zijn stoornis. Om die reden zal een gevangenisstraf worden opgelegd die qua duur gelijk is aan het voorarrest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 279 dagen moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 10.219,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding niet- ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze niet onderbouwd is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dat de vordering tot schadevergoeding niet- ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op het ontbreken van onderliggende stukken.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 18/028538-24 primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 58, 266, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/252515-23 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 18/252515-23 subsidiair ten laste gelegde en het onder 18/028538-24 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 279 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van 18/028538-24, primair:
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. C. Brouwer en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 oktober 2024.
Mr. J.H.S. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.