ECLI:NL:RBNNE:2024:4160

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
18.098792.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en diefstal door middel van babbeltruc in Leeuwarden

In deze zaak heeft de rechtbank zich gebogen over de verdachte die in de periode van 2 tot en met 20 maart 2024 meerdere slachtoffers heeft opgelicht door middel van een babbeltruc. De verdachte deed zich voor als buurman in nood en wist op geraffineerde wijze het vertrouwen van zijn slachtoffers te winnen. Hij heeft in totaal zeven slachtoffers benaderd en hen meerdere contante geldbedragen afhandig gemaakt, evenals portemonnees, een laptop en een telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet bekommerde om de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers, die naast financiële schade ook gevoelens van onveiligheid en onmacht ervoeren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, het recidiverisico van de verdachte en de noodzaak van behandeling voor zijn problematiek. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/098792-24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 13 augustus 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juli 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.B.O van Soest, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex. artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2024 tot en met 20 maart 2024 te Leeuwarden, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meermalen, althans eenmaal,
  • [slachtoffer] (Zaak 1: gepleegd op 4 maart 2024: [adres] ) en/of
  • [slachtoffer] (Zaak 2: gepleegd op 3 maart 2024: [adres] ) en/of- [slachtoffer] (Zaak 3: gepleegd op 11 maart 2024: [adres] ) en/of
  • [slachtoffer] (Zaak 5: gepleegd tussen 2 maart 2024 en 3 maart 2024, [adres] ) en/of
  • [slachtoffer] (Zaak 7: gepleegd op 20 maart 2024, [adres] ) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meerdere geldbedrag(en) en/of telefoon(s), in elk geval enig goed, door met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid onder meer:
[t.a.v. [slachtoffer] , aangifte pagina 18]
4 maart 2024 omstreeks 07:15 uur
  • toen hij, verdachte zich in de centrale hal van het appartementencomplex bevond en die [slachtoffer] dekrant ging halen, die [slachtoffer] aan te spreken en/of
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn sleutels was vergeten en naar zijn werk moest en dat hij zijnsleutels en telefoon op de tafel had laten liggen en/of
  • voor te wenden dat hij met de telefoon van die [slachtoffer] zijn moeder in [adres] had gebeld en/of datzijn moeder een taxi voor hem zou regelen en/of
  • te bellen met telefoonnummer: [telefoon] en/of
  • die [slachtoffer] te vragen of hij wat geld (50 euro) kon lenen en dat hij dat geld later weer in eenenvelop in de brievenbus zou doen en/of
[t.a.v. [slachtoffer] , aangifte pagina 55]
3 maart 2024 omstreeks 23.30 uur
  • zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of door het onderste ruitje van die woning tekijken en naar die [slachtoffer] te zwaaien en/of
  • die [slachtoffer] te vragen of hij mocht bellen met zijn moeder en/of dat hij zijn sleutels in de auto hadlaten liggen en dat hij daarom niet naar [adres] kon rijden en/of
  • voor te wenden alsof hij met zijn moeder belde en/of
  • aan haar te vragen of zij geld (20 euro) voor hem had om een met een taxi naar huis te gaan en/of
  • een glaasje water aan die [slachtoffer] te vragen en/of
[t.a.v. [slachtoffer] , aangifte pagina 80]
11 maart 2024 omstreeks 01:00 uur
  • die [slachtoffer] voor/door het raam van diens woning aan te spreken en/of tegen hem te zeggen "Ik benje buurman, ik ben nu buitengesloten, ik heb hulp nodig" en/of
  • te vragen of hij de telefoon van die [slachtoffer] kon lenen zodat hij zijn moeder kon bellen die eenreservesleutel had en/of
  • te doen alsof hij een telefoongesprek voerde met zijn moeder en/of
  • aan die [slachtoffer] te vragen of hij een sigaretje mocht roken en van die [slachtoffer] een sigaret kreegaangeboden en/of
  • die [slachtoffer] gevraagd of hij geld (80 euro) voor hem kon pinnen voor een taxirit en/of
  • aan die [slachtoffer] zijn bankrekeningnummer te vragen zodat zijn moeder het geleende geld weerterug kon storten en/of
11 maart 2024 omstreeks 03:30 uur
- bij de woning van [slachtoffer] aan te bellen en/of tegen hem te zeggen dat hij was beroofd van zijn 80 euro en/of die [slachtoffer] te vragen of hij geld (70 euro) wilde overmaken op bankrekeningnummer [bankrekening nummer] ten name van [naam] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat zij een taxi voor hem kon regelen en/of
11 maart 2024 omstreeks 06:00 uur
  • op de voordeur van de woning van die [slachtoffer] te kloppen en/of die [slachtoffer] te zeggen dat hij nunog steeds niet naar binnen kon omdat de sleutel in het slot zat en er een slotenmaker moest komen en hij die slotenmaker inmiddels via de buurvrouw had geregeld en/of
  • die [slachtoffer] te vragen om 100 euro over te maken op bankrekeningnummer [bankrekening nummer] ten name van [naam] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat zij de slotenmaker kon betalen en/of
11 maart 2024 omstreeks 12:00 uur
  • op de voordeur van de woning van die [slachtoffer] te kloppen en/of die [slachtoffer] te zeggen dat alleswas opgelost en hij zijn telefoon en e-reader had meegenomen om het geleende geld terug te betalen maar dat zijn telefoon leeg was en/of die [slachtoffer] te vragen of hij deze bij hem mocht opladen en/of
  • die [slachtoffer] te vragen om 65 euro over te maken op bankrekeningnummer [bankrekening nummer] ten name van [naam] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat hij haar kon bedanken en haar wat boodschappen wilde geven omdat zij zelf zeer slecht ter been was en moeilijk zelf boodschappen kon doen en/of
[t.a.v. [slachtoffer] , aangifte pagina 132 ]
2 maart 2024 omstreeks 14:00 uur
  • zich naar de winkel van die [slachtoffer] te begeven en/of
  • die [slachtoffer] te zeggen dat hij druk met laminaat in de weer was en zijn deur in het slot was gevallenen hij naar zijn vriendin wilde gaan die in een cateringbedrijf op het station [adres] werkte en/of
  • die [slachtoffer] te vragen of hij 10 euro kon lenen om met de bus naar zijn vriendin te gaan en/of
2 maart 2024 omstreeks 15:00 uur
  • zich (opnieuw) naar de winkel van die [slachtoffer] te begeven en die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijnvriendin niet kon bereiken en/of
  • die [slachtoffer] te vragen of hij 30 euro kon lenen om een apparaatje te kunnen kopen die de voordeurkon open maken en/of
2 maart 2024 omstreeks 17:30 uur
- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en haar te zeggen dat het goed kwam met het geld en/of hij 10 euro kon lenen om eten te betalen en/of
3 maart 2024 omstreeks 08:00 uur
- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of de man van die [slachtoffer] te zeggen dat hij naar zijn moeder in [adres] wilde gaan omdat zijn pas het niet deed en zijn moeder het geld zou overmaken en/of de man van die [slachtoffer] gevraagd of hij 100 euro kon lenen en/of
[t.a.v. [slachtoffer] , aangifte pagina 151]
20 maart 2024 omstreeks 22:05 uur
  • zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of
  • die [slachtoffer] te zeggen dat hij er net was komen wonen en/of dat hij per ongeluk de voordeur dichthad gegooid en nu niet meer naar binnen kon en/of
  • die [slachtoffer] te vragen of hij haar telefoon mocht lenen om zijn moeder te bellen en/of
  • voor te wenden alsof hij met zijn moeder belde en/of
  • aan haar te vragen of zij geld (20 euro) voor hem had om met een bus of trein naar zijn moeder te gaanen/of
  • die [slachtoffer] te zeggen dat hij het geld de volgende dag terug zou betalen, waardoor voornoemdepersonen (telkens) werden bewogen tot bovenstaande afgifte(s);
2
(aangifte op pagina 18 en 55) hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2024 tot en met 4 maart 2024 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedrag(en) en/of portemonnee(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele respectievelijk toebehorende aan
  • [slachtoffer] (3 maart 2024 een portemonnee, inhoudende (onder meer) Zorgpas van [bedrijf] en/ofbetaalpas van de ING bank en/of Taxi pas [bedrijf] en/of ID kaart en/of OV kaart en/of 2 biljetten van 20 euro) en/of
  • [slachtoffer] ( 4 maart 2024, een portemonnee, inhoudende (onder meer) 290 euro en/of ABN AMRObankpas en/of een rijbewijs en/of kentekenbewijs en/of lidmaatschapskaart van [bedrijf] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3
(aangifte op pagina 125) hij op of omstreeks 10 maart 2024, te Leeuwarden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een (contant) geldbedrag,
  • die [slachtoffer] heeft aangesproken en/of heeft gezegd dat hij vlakbij woonde in de [adres] en/of dat hijzichzelf had buitengesloten en/of
  • die [slachtoffer] heeft gevraagd of hij zijn telefoon mocht lenen om zijn ouders te kunnen bellen en/of
  • die [slachtoffer] (vervolgens) het nummer [telefoon] heeft gegeven waarna die [slachtoffer] genoemdnummer heeft ingetoetst en een afgesloten toon hoorde en/of
  • die [slachtoffer] heeft gevraagd of hij geld kon lenen zodat hij een bus kon nemen, terwijl de uitvoeringvan dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
(aangifte op pagina 125) hij op of omstreeks 10 maart 2024 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, in uit de woning aan of bij de
[adres] , aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop (merk Dell), in elk geval enig goed, geheel of ten dele respectievelijk toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5
(aangifte op pagina 138) hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Leeuwarden, in/uit een woninggelegen aan of bij de [adres] , aldaar, een telefoon, merk Samsung, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Leeuwarden, in/uit een woning, gelegen aan of bij de [adres] , aldaar, opzettelijk een telefoon, merk Samsung, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als degene die die telefoon, met toestemming van die
[slachtoffer] , in haar woning mocht gebruiken om iemand te bellen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van datgene wat met betrekking tot aangever [slachtoffer] onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Hij heeft betoogd dat verdachte voor het overige moet worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat, ondanks de herkenningen door de verbalisanten, niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die bij aangevers [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] aan de deur is geweest. De verbalisanten beschrijven niet op basis waarvan zij verdachte op de fotos herkennen. De door aangevers opgegeven signalementen komen op niet alle punten overeen met het uiterlijk van verdachte. Daarnaast zijn er zichtbare verschillen tussen de fotos waarop verbalisanten verdachte menen te herkennen en het uiterlijk van verdachte. Verdachte heeft geen tatoeage op zijn pols, heeft een piercing in zijn wenkbrauw en draagt piercings in zijn oren. Deze kenmerken ontbreken op de fotos in het strafdossier. Om die reden moeten de herkenningen van verbalisanten worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Aangever [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 11 maart 2024 omstreeks 01:00 uur thuis was aan de [adres] te Leeuwarden. Aangever hoorde een man die bij het raam stond te roepen. De man zei: "Ik ben je buurman, ik ben nu buitengesloten, ik heb hulp nodig". De man vroeg aangever of hij zijn telefoon mocht lenen om zijn moeder te kunnen bellen, die een reservesleutel zou hebben. De man had een aktentas bij zich. Aangever zag dat de man belde naar het telefoonnummer [telefoon] . Daarna vroeg de man of hij een sigaret mocht roken. Aangever bood de man daarop een sigaret aan.2 De man vroeg of hij in de buurt kon pinnen. Hij zei dat zijn moeder in [adres] woonde en dat hij graag met de taxi daar naartoe wilde om zijn reservesleutel op te halen. De man wilde graag tachtig euro hebben voor een taxirit.
Dit bedrag heeft aangever [slachtoffer] voor hem gepind en aan de man overhandigd. De man vroeg aan aangever zijn bankrekeningnummer, zodat zijn moeder het geleende geld weer kon overmaken. Om 03:30 uur belde de man weer aan. Hij vertelde dat hij was beroofd van zijn tachtig euro door een man met een fiets. De man vroeg of aangever geld wilde overmaken naar zijn buurvrouw, omdat zij dan een taxi voor hem zou regelen. Aangever maakte vervolgens zeventig euro over naar het bankrekeningnummer
[bankrekening nummer] ten name van [naam] . Omstreeks 06:00 uur klopte de man nogmaals op de voordeur. Hij gaf aan dat hij inmiddels bij zijn moeder langs was geweest voor de sleutel maar dat hij nu nog steeds niet naar binnen kon omdat de sleutel in het slot zat. Er moest dus nu een slotenmaker komen, die hij al had geregeld via de buurvrouw. Hij vroeg aan aangever of hij honderd euro wilde overmaken naar de buurvrouw zodat zij de slotenmaker kon betalen. Aangever heeft daarop honderd euro overgemaakt naar het eerder genoemde bankrekeningnummer. Omstreeks 12:00 uur klopte de man weer aan. Hij gaf aan dat alles was opgelost en had nu zijn mobiele telefoon en reader meegenomen, zodat hij het geleende geld weer kon overmaken. De man vroeg of zijn mobiele telefoon even aan de lader mocht. De man wilde de buurvrouw bedanken en haar wat boodschappen geven. De buurvrouw was zelf namelijk slecht ter been. Hiervoor had hij echter opnieuw wat geld van aangever nodig, aangezien hij niet wilde dat ze wist dat het steeds van de rekening van aangever was afgegaan. Aangever maakte daarop 65,- euro over op het bankrekeningnummer van de buurvrouw, [bankrekening nummer] ten name van mevrouw [naam] . Aangever omschrijft de man als 1.55 tot 1.60 meter lang, getint, mogelijk Surinaams, normaal postuur met een klein buikje, kort donker haar, rond veertig jaar oud, zilverkleurige wenkbrauwpiercing aan de rechterzijde.3
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is geweest die bij aangever [slachtoffer] aan de deur is geweest, dat hij het vertrouwen van aangever [slachtoffer] heeft beschaamd en dat aangever geld heeft overgemaakt naar de bankrekening van [naam] .
Aangever [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zich op 4 maart 2024 in zijn woning bevond aan het [adres] te Leeuwarden. Hij liep omstreeks 07:15 uur vanuit zijn woning naar de centrale toegangshal van het appartementencomplex. In de hal zat een man. Aangever beschrijft hem als een man met een getinte huidskleur, Indisch-achtig uiterlijk, een rond gezicht, lengte tussen de 175 en 180 centimeter, zwart haar, verzorgde kleding. De man droeg een nette bruine aktentas.4 De man zei dat hij zijn sleutels was vergeten. Hij moest naar zijn werk, maar had al zijn sleutels en telefoon op tafel laten liggen. Aangever liet de man met zijn telefoon bellen. In de belhistorie van zijn mobiele telefoon zag hij dat de man had gebeld met het telefoonnummer [telefoon] . Na het telefoongesprek vertelde de man dat hij met zijn moeder in [adres] had gebeld en dat zijn moeder een taxi voor hem zou regelen om hem op te halen. De man vroeg of aangever hem wat geld kon lenen. Aangever bood hem aan om hem twintig euro te lenen en liep terug naar zijn appartement om zijn portemonnee te halen. De man liep mee naar de woning van aangever. Eenmaal bij de woning van aangever aangekomen, vroeg hij nogmaals of hij geld kon lenen, vijftig euro. Het geld zou hij later in een enveloppe door de brievenbus doen. Aangever gaf hem die vijftig euro. De man vroeg om iets te drinken. Aangever liet de man de woning binnen en gaf hem een kopje thee. Later in de ochtend zag aangever dat zijn portemonnee weg was. In die portemonnee bewaarde hij
290 euro aan contanten, zijn ABN AMRO bankpas, zijn rijbewijs, zijn kentekenbewijs en zijn lidmaatschapskaart van [bedrijf] .5
Verbalisant [verbalisant] ontving een e-mail, waarin meldster [naam] een verdachte situatie kenbaar wilde maken. Zij beschreef hetzelfde signalement en modus operandi als bij de diefstal uit de woning aan het [adres] . Meldster [naam] vertelde daarnaast dat de man haar probeerde gerust te stellen, en dat hij daarom papieren liet zien. De achternaam die daarop stond was [verdachte] . Er zaten brieven over detentie bij. Zij verstrekte aan verbalisant twee screenshots van camerabeelden, die verbalisant registreerde onder registratienummer 2024064525.6
Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden, die hij ontving van verbalisant [verbalisant] , bekeken. Op de beelden herkende hij verdachte [verdachte] . Hij herkende verdachte van een eerder incident, waarbij verdachte met een babbeltruc geld wilde lenen.7 Verbalisanten [verbalisant]8 en Helder herkenden verdachte eveneens van een soortgelijk incident.9
Verbalisant [verbalisant] heeft een agenda met een zwarte kaft in beslag genomen, die verdachte op het moment van de aanhouding bij zich droeg. Na onderzoek in de agenda zag verbalisant bij een cijferreeks staan met 10 cijfers, namelijk [telefoon] . Dit nummer komt exact overeen met het telefoonnummer waar de verdachte volgens aangever [slachtoffer] naartoe heeft gebeld.10
Aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 3 maart 2024,11 omstreeks 23.30 uur,12 thuis was in haar woning aan de [adres] te Leeuwarden. Zij zag dat een man door haar onderste ruitje naar binnen keek en aan het zwaaien was. De man zei dat hij graag even wilde bellen met zijn moeder. Hij vertelde dat hij zijn sleutels in de auto had laten liggen en dat hij daarom niet naar [adres] toe kon rijden. Aangeefster liet de man binnen, zodat hij met zijn moeder kon bellen. Aangeefster hoorde de man bellen. Vervolgens vroeg de man geld om met de taxi naar huis te gaan. Aangeefster gaf de man daarop twintig euro. Daarna vroeg de man om een glaasje water. Terwijl aangeefster in de keuken bezig was om een glas water te pakken is de man vertrokken.13 Aangeefster zag dat haar portemonnee, die zij op de computertafel had laten liggen toen ze de man geld gaf, niet meer op het tafeltje lag. Aangever omschrijft de man als een man met een vermoedelijk Indonesisch uiterlijk, een licht getinte huidskleur, slank postuur, ongeveer dertig jaar oud, met een aktentas. In de weggenomen portemonnee zat een zorgpas van [bedrijf] , een
ING-betaalpas, een taxipas [bedrijf] , een ID-kaart, een ov-kaart en twee biljetten van twintig euro.14
Aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster [slachtoffer] , woonachtig aan de [adres] te Leeuwarden, heeft verklaard dat zij op 2 maart 2024, omstreeks 14.00 uur, de bel hoorde in haar antiekwinkel aan de [adres] . Zij zag een man voor de toonbank staan. De man zei dat zijn deur in het slot was gevallen. Hij was met laminaat in de weer en kon niet meer naar binnen. Zijn vriendin was nu niet thuis, zij had een cateringbedrijf en werkte in de buurt van Station [adres] . De man vroeg aangeefster of zij hem tien euro wilde lenen, om met de bus naar zijn vriendin te gaan. Aangeefster gaf de man daarop tien euro. Ongeveer een uur later kwam de man opnieuw in de winkel, en zei hij dat hij zijn vriendin niet kon bereiken. Hij moest daarom een apparaatje kopen om zijn voordeur te kunnen openen. Hij vroeg aangeefster daarom om nogmaals geld te lenen, ditmaal dertig euro. De man wilde daarnaast nog veertig euro pinnen, maar zijn pas werd geweigerd. Aangeefster heeft de man toen dertig euro gegeven. Om 17:30 uur werd er bij aangeefster thuis op [adres] , naast de winkel, aangebeld. De man stond weer aan de deur. Hij vroeg nu om tien euro om wat te eten te kunnen kopen.15 De volgende dag, op 3 maart 2024, omstreeks 8:00 uur, stond de man nogmaals voor de deur. De man vertelde dat hij naar zijn moeder in [adres] zou gaan. Omdat zijn pas het niet deed, had hij honderd euro nodig. De man van aangeefster heeft dit aan hem gegeven. Aangeefster omschrijft de man onder meer- als een vermoedelijk Surinaamse man met een licht getinte huidskleur, met een leeftijd tussen veertig en vijftig jaar, ongeveer 1.70 meter lang, met kort zwart haar. De man heeft een kopie van zijn paspoort achtergelaten, waarop stond dat het [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1975 betrof.16
Aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 20 maart 2024 omstreeks 22:05 uur thuis was aan de [adres] te Leeuwarden. Een man belde aan en zei dat hij per ongeluk de voordeur had dichtgegooid en nu niet meer binnen kon komen. De man vroeg of hij met zijn moeder mocht bellen. Aangeefster hoorde de man bellen. Uit dit gesprek kwam naar voren dat hij naar zijn moeder in [adres] zou gaan. De man vroeg of aangeefster hem twintig euro kon lenen om naar [adres] te gaan met de trein of met de bus.17 Aangeefster is geld gaan pinnen voor de man en heeft het geld aan hem afgegeven. Afgesproken werd dat de man op 21 maart het geld zou terugbrengen, maar dit is niet gebeurd. Aangeefster omschrijft de man onder meer- als Hindoestaans-Surinaams, een slank postuur en ongeveer 1.65 tot 1.70 meter lang.18
Verbalisant [verbalisant] heeft camerabeelden van de ingang van de flat aan de [adres] bekeken. Het betreft beelden van 20 maart 2024, met als aanvangstijdstip 21:17 uur. Op deze camerabeelden ziet verbalisant aangeefster en verdachte. Verbalisant herkent verdachte. Hij heeft op de beelden een tas bij zich, die overeenkomt met de tas die verdachte bij zich had toen hij werd aangehouden.19
Aangever [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 10 maart 2024, omstreeks 03:00 uur, bij zijn woning aan de [adres] te Leeuwarden een man zag lopen. Aangever omschrijft de man als een man met een donkere huidskleur, mogelijk Surinaamse of Indische afkomst, met een lengte van 1.75 meter. Op zijn rechterpols zat een tatoeage. Aangever schatte de man op een leeftijd van ongeveer veertig jaar. De man zei dat hij vlakbij woonde en dat hij zichzelf had buitengesloten. Hij vroeg of hij even kon bellen naar zijn ouders. Aangever heeft daarop voor aangever het telefoonnummer [telefoon] gedraaid, maar hoorde meteen een afgesloten toon.20 De man vroeg of aangever geld mocht lenen voor de bus. Hij had geen contant geld meer. Aangever ging zijn woning binnen om geld te pakken. De man vroeg of hij even binnen mocht wachten. Na even gezocht te hebben, zei aangever dat hij geen contant geld meer had. De man vroeg daarna om een glaasje water. Terwijl aangever het glaasje in de keuken ging ophalen, is de man vertrokken. De volgende ochtend, 11 maart 2024 omstreeks 08:50 uur, wilde aangever op de laptop kijken. Na meerdere malen te hebben gezocht, konden aangever en zijn vriendin de laptop niet vinden. Het betrof een laptop van van het merk Dell grijs met serienummer [nummer] en laptopnummer [nummer] . De laptop was van de werkgever van zijn vriendin, [bedrijf] .21
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de woning van aangever [slachtoffer] aanwezig is geweest.
Aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 19 maart 2024 thuis was aan de [adres] te Leeuwarden, toen zij een man voor de deur zag staan. De man omschrijft zij als een donkere man, van ongeveer 1,75 meter lang, met een leeftijd tussen de veertig en de vijftig jaar. De man gaf aan dat hij de deur van zijn flat had dichtgeslagen en dat hij de sleutels binnen had laten liggen, waardoor hij niet meer in zijn woning kon komen. Ook zijn telefoon had hij in de woning laten liggen. Hij vroeg of hij de telefoon van aangeefster even kon gebruiken om zijn moeder te bellen voor de reservesleutel. Dit mocht, waarna zij de man binnenliet. De man heeft iemand gebeld, waarna hij de woning verliet. Ongeveer een kwartier later kwam aangeefster erachter dat de telefoon weg was. Het betrof een telefoon van het merk Samsung, type A21S.22
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat een vriendin van haar de man de volgende dag had zien zitten. Deze vriendin heeft een foto van de man gemaakt. Aangeefster herkende de persoon op de foto als degene die de telefoon zich had toegeëigend. Verbalisant [verbalisant] heeft de foto bekeken en herkende de persoon op de foto als verdachte [verdachte] .23
Ook verbalisant [verbalisant] heeft de foto bekeken en herkende de persoon op de foto als verdachte. Hij herkende verdachte omdat hij hem op 21 maart 2024 had verhoord.24
Bewijsoverwegingen
De betrouwbaarheid van de herkenningen door de verbalisanten
De rechtbank is met betrekking tot de betrouwbaarheid van de op fotos en bewegende beelden gebaseerde herkenningen van verdachte door de verbalisanten van oordeel dat deze beelden voldoende duidelijk zijn om daarop uiterlijke kenmerken van de dader te kunnen waarnemen. De rechtbank merkt verder op dat in het algemeen veel gewicht wordt toegekend aan herkenningen door een opsporingsambtenaar, zeker wanneer het gaat om een gezichtsherkenning en de opsporingsambtenaar de persoon die hij zegt te herkennen al langer (ambtshalve) kent en recent nog heeft ontmoet. De verbalisanten die betrokken zijn in het onderzoek naar onderhavige feiten hebben allen aangegeven dat zij verdachte ambtshalve kennen en recent hebben ontmoet (bijvoorbeeld tijdens de aanhouding of het verhoor). De rechtbank is daarom van oordeel dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten betrouwbaar en bruikbaar zijn voor het bewijs.
De rechtbank volgt voorts de verdediging niet in het betoog dat verdachte geen tatoeage op zijn pols heeft, nu zij zelf ter terechtzitting heeft waargenomen dat verdachte op zijn rechter onderarm nabij zijn pols een tatoeage heeft van een drietal sterren.
Schakelbewijs
Aan verdachte is -in het kort- onder 1 en 3 ten laste gelegd dat hij aangevers [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] heeft opgelicht door middel van een zogeheten babbeltruc, en dat hij aangever [slachtoffer] heeft gepoogd op te lichten.
Verdachte heeft ten aanzien van aangever [slachtoffer] een bekennende verklaring afgelegd. Ten aanzien van de overige aangevers heeft hij echter ontkend.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (Vgl. HR 11 januari 2000, NJ 2000, 194) volgt dat het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakelbewijs) is toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
Uit de verklaringen van aangevers [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] blijkt telkens dat een man met een donkere huidskleur, met zwart haar, met een lengte van tussen de 1.70 meter en 1.80 meter en een verzorgd uiterlijk, zich meldt bij de woning van de aangevers, telkens in -of in de buurt van- de binnenstad van Leeuwarden. In meerdere gevallen heeft de man daarnaast een aktentas bij zich. Hij vertelt telkens dat hij zichzelf heeft buitengesloten en vraagt om hulp. Hij wil even zijn moeder bellen, die in [adres] woont. Zijn moeder zou namelijk reservesleutels hebben. Ook vraagt hij telkens om geld voor de taxi of het openbaar vervoer. In meerdere gevallen vraagt hij ook om iets te drinken. Aangeefster [slachtoffer] beschrijft een overeenkomstige situatie, met als enige verschil dat de man niet heeft gezegd dat hij zijn moeder zou bellen, maar dat hij geld nodig had om naar zijn vriendin te gaan. Daartegenover staat dat de persoonsgegevens van verdachte staan op de kopie van het paspoort die hij heeft achtergelaten bij aangeefster [slachtoffer] .
Daarnaast blijkt uit de aangiftes van [slachtoffer] en [slachtoffer] dat de man heeft gebeld met het telefoonnummer [telefoon] . Dit nummer stond ook met pen opgeschreven in de agenda die verdachte op het moment van de aanhouding bij zich droeg. Dit nummer is bovendien -met uitzondering van het laatste getal- gelijk aan het telefoonnummer dat volgens aangever [slachtoffer] door de man werd gebeld, te weten [telefoon] .
De rechtbank ziet sterke overeenkomsten in de hiervoor beschreven modus operandi, die terug te vinden is in de verschillende aangiften en de bij verdachte aangetroffen agenda met daarin het gebelde telefoonnummer. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het bewijsmateriaal ten aanzien van de verschillende feiten op essentiële punten zodanig belangrijke overeenkomsten vertoont dat sprake is van een herkenbaar, specifiek patroon in het gedrag van verdachten ten aanzien van deze feiten.
De bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de verschillende feiten -ook de herkenningen door verbalisanten- versterken elkaar en kunnen dan ook naar het oordeel van de rechtbank als schakelbewijs dienen. De onder 1 en 3 ten laste gelegde (poging tot) oplichtingen acht de rechtbank daarom ten aanzien van alle aangevers, te weten [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] bewezen.
Bewijs van het onder 2 ten laste gelegde
Aan verdachte is daarnaast met betrekking tot aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer] ten laste gelegd dat hij een portemonnee met inhoud heeft weggenomen. Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat verdachte degene is geweest die aangevers heeft opgelicht door middel van een babbeltruc, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte ook degene is geweest die de portemonnee met inhoud heeft weggenomen. Verdachte vroeg om geld waarna aangevers hun portemonnee hebben gepakt. Door daaropvolgende een glaasje water of iets te drinken te vragen aan de aangevers, zodat deze de woonkamer zouden moeten verlaten om in de keuken drinken te pakken, heeft hij de gelegenheid gecreëerd om de portemonnee weg te nemen. Uit de aangiftes blijkt daarnaast telkens dat zij, kort nadat verdachte vertrokken was, ontdekten dat de portemonnee weg was. Niet gebleken is dat er nog andere personen in de woning aanwezig zijn geweest die de portemonnee mogelijk zouden kunnen hebben weggenomen. Het onder 2 ten laste gelegde is daarom in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Bewijs van het onder 4 ten laste gelegde
Aan verdachte is voorts met betrekking tot aangever [slachtoffer] ten laste gelegd dat hij een laptop heeft weggenomen. Naar het oordeel van de rechtbank staat, zoals hiervoor reeds overwogen, vast dat verdachte degene is geweest die bij aangever [slachtoffer] in de woning is geweest en hem door middel van een babbeltruc geld afhandig heeft gemaakt. Verdachte heeft zelf ook erkend in de woning van aangever [slachtoffer] aanwezig te zijn geweest. Uit de verklaring van aangever blijkt dat verdachte omstreeks 03:00 uur in zijn woning is geweest. Slechts enkele uren daarna, om 08:50 uur, kwam aangever erachter dat de laptop was verdwenen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door zijn samenweefsel van verdichtsels, voor zichzelf de gelegenheid gecreëerd om de laptop weg te nemen. Immers heeft hij aangever om een glaasje water gevraagd en is hij, terwijl aangever het glaasje in de keuken ging ophalen, uit de woning vertrokken. Niet gebleken is dat er in de nachtelijke uren nog andere personen in de woning aanwezig zijn geweest die de laptop mogelijk zouden kunnen hebben weggenomen.
Het onder 4 ten laste gelegde is daarom in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Bewijs van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde
Aan verdachte is ten slotte met betrekking tot aangeefster [slachtoffer] ten laste gelegd dat hij haar telefoon heeft weggenomen, dan wel verduisterd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die bij aangeefster [slachtoffer] in de woning is geweest. Uit de aangifte blijkt dat zij verdachte toestemming heeft gegeven om met haar mobiele telefoon te bellen, waarna verdachte de telefoon zich heeft toegeëigend. Dit maakt dat geen sprake is van diefstal, maar van verduistering, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, en onder 5 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op meerdere tijdstippen omstreeks de periode van 2 maart 2024 tot en met 20 maart 2024 te Leeuwarden, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, meermalen,
  • [slachtoffer] (op 4 maart 2024, [adres] ) en
  • [slachtoffer] (op 3 maart 2024, [adres] ) en
  • [slachtoffer] (11 maart 2024, [adres] ) en
  • [slachtoffer] (tussen 2 maart 2024 en 3 maart 2024, [adres] ) en
  • [slachtoffer] (op 20 maart 2024, [adres] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten meerdere geldbedragen en telefoons, door met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven opzettelijk bedrieglijk en in strijd met de waarheid onder meer:
4 maart 2024 omstreeks 07:15 uur:
  • toen hij, verdachte, zich in de centrale hal van het appartementencomplex bevond en [slachtoffer] dekrant ging halen, die [slachtoffer] aan te spreken en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn sleutels was vergeten en naar zijn werk moest en dat hij zijnsleutels en telefoon op de tafel had laten liggen en
  • voor te wenden dat hij met de telefoon van die [slachtoffer] zijn moeder in [adres] had gebeld en datzijn moeder een taxi voor hem zou regelen en
  • te bellen met telefoonnummer: [telefoon] en
  • die [slachtoffer] te vragen of hij wat geld (50 euro) kon lenen en dat hij dat geld later weer in eenenvelop in de brievenbus zou doen en 3 maart 2024 omstreeks 23.30 uur;
  • zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en door het onderste ruitje van die woning te kijkenen naar die [slachtoffer] te zwaaien en
  • die [slachtoffer] te vragen of hij mocht bellen met zijn moeder en dat hij zijn sleutels in de auto hadlaten liggen en dat hij daarom niet naar [adres] kon rijden en
  • voor te wenden alsof hij met zijn moeder belde en
  • aan haar te vragen of zij geld (20 euro) voor hem had om een met een taxi naar huis te gaan en
11 maart 2024 omstreeks 01:00 uur;
  • die [slachtoffer] voor het raam van diens woning aan te spreken en tegen hem te zeggen "Ik ben jebuurman, ik ben nu buitengesloten, ik heb hulp nodig" en
  • te vragen of hij de telefoon van die [slachtoffer] kon lenen zodat hij zijn moeder kon bellen die eenreservesleutel had en
  • te doen alsof hij een telefoongesprek voerde met zijn moeder en
  • aan die [slachtoffer] te vragen of hij een sigaretje mocht roken en van die [slachtoffer] een sigaret kreegaangeboden en
  • die [slachtoffer] gevraagd of hij geld (80 euro) voor hem kon pinnen voor een taxirit en/of
  • aan die [slachtoffer] zijn bankrekeningnummer te vragen zodat zijn moeder het geleende geld weerterug kon storten en
11 maart 2024 omstreeks 03:30 uur;
  • bij de woning van [slachtoffer] aan te bellen en tegen hem te zeggen dat hij was beroofd van zijn 80 euro en die [slachtoffer] te vragen of hij geld (70 euro) wilde overmaken op bankrekeningnummer [bankrekening nummer] ten name van [naam] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat zij een taxi voor hem kon regelen en 11 maart 2024 omstreeks 06:00 uur
  • op de voordeur van de woning van die [slachtoffer] te kloppen en die [slachtoffer] te zeggen dat hij nunog steeds niet naar binnen kon omdat de sleutel in het slot zat en er een slotenmaker moest komen en hij die slotenmaker inmiddels via de buurvrouw had geregeld en
  • die [slachtoffer] te vragen om 100 euro over te maken op bankrekeningnummer [bankrekening nummer] ten name van [naam] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat zij de slotenmaker kon betalen en
11 maart 2024 omstreeks 12:00 uur:
  • op de voordeur van de woning van die [slachtoffer] te kloppen en die [slachtoffer] te zeggen dat alleswas opgelost en hij zijn telefoon en e-reader had meegenomen om het geleende geld terug te betalen maar dat zijn telefoon leeg was en die [slachtoffer] te vragen of hij deze bij hem mocht opladen en
  • die [slachtoffer] te vragen om 65 euro over te maken op bankrekeningnummer [bankrekening nummer] ten name van [naam] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat hij haar kon bedanken en haar wat boodschappen wilde geven omdat zij zelf zeer slecht ter been was en moelijk zelf boodschappen kon doen en
2 maart 2024 omstreeks 14:00 uur;
  • zich naar de winkel van die [slachtoffer] te begeven en
  • die [slachtoffer] te zeggen dat hij druk met laminaat in de weer was en zijn deur in het slot was gevallenen hij naar zijn vriendin wilde gaan die in een cateringbedrijf op het station [adres] werkte en
  • die [slachtoffer] te vragen of hij 10 euro kon lenen om met de bus naar zijn vriendin te gaan en
2 maart 2024 omstreeks 15:00 uur;
  • zich opnieuw naar de winkel van die [slachtoffer] te begeven en die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijnvriendin niet kon bereiken en
  • die [slachtoffer] te vragen of hij 30 euro kon lenen om een apparaatje te kunnen kopen die de voordeurkon open maken en
2 maart 2024 omstreeks 17:30 uur
- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en haar te zeggen dat het goed kwam met het geld en hij 10 euro kon lenen om eten te betalen en
3 maart 2024 omstreeks 08:00 uur
- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en de man van die [slachtoffer] te zeggen dat hij naar zijn moeder in [adres] wilde gaan omdat zijn pas het niet deed en zijn moeder het geld zou overmaken en de man van die [slachtoffer] gevraagd of hij 100 euro kon lenen en
20 maart 2024 omstreeks 22:05 uur;
  • zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en
  • die [slachtoffer] te zeggen dat hij er net was komen wonen en dat hij per ongeluk de voordeur dicht hadgegooid en nu niet meer naar binnen kon en
  • die [slachtoffer] te vragen of hij haar telefoon mocht lenen om zijn moeder te bellen en
  • voor te wenden alsof hij met zijn moeder belde en
  • aan haar te vragen of zij geld (20 euro) voor hem had om met een bus of trein naar zijn moeder te gaanen
  • die [slachtoffer] te zeggen dat hij het geld de volgende dag terug zou betalen,waardoor voornoemde personen telkens werden bewogen tot bovenstaande afgiftes;
2
hij in de periode van 3 maart 2024 tot en met 4 maart 2024 te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen en portemonnees, respectievelijk toebehorende aan
  • [slachtoffer] , 3 maart 2024 een portemonnee, inhoudende onder meer Zorgpas van [bedrijf] , betaalpasvan de ING bank, Taxi pas [bedrijf] , ID kaart, OV kaart, 2 biljetten van 20 euro en
  • [slachtoffer] , 4 maart 2024, een portemonnee, inhoudende (onder meer) 290 euro, een ABN AMRObankpas, een rijbewijs, kentekenbewijs, lidmaatschapskaart van [bedrijf] ;
3.
hij op 10 maart 2024, te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een contant geldbedrag,
  • die [slachtoffer] heeft aangesproken en heeft gezegd dat hij vlakbij woonde in de [adres] en dat hijzichzelf had buitengesloten en
  • die [slachtoffer] heeft gevraagd of hij zijn telefoon mocht lenen om zijn ouders te kunnen bellen en
  • die [slachtoffer] vervolgens het nummer [telefoon] heeft gegeven waarna die [slachtoffer] genoemdnummer heeft ingetoetst en een afgesloten toon hoorde en
  • die [slachtoffer] heeft gevraagd of hij geld kon lenen zodat hij een bus kon nemen, terwijl de uitvoeringvan dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 10 maart 2024 te Leeuwarden, uit de woning aan of bij de [adres] , aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een laptop, merk Dell, toebehorende aan [slachtoffer] ; 5 subsidiair:
hij op 19 maart 2024 te Leeuwarden, uit een woning, gelegen aan de [adres] , aldaar, opzettelijk een telefoon, merk Samsung, toebehorende aan [slachtoffer] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als degene die die telefoon, met toestemming van die [slachtoffer] , in haar woning mocht gebruiken om iemand te bellen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd;
diefstal, meermalen gepleegd;
poging tot oplichting;
diefstal;
5 subsidiair: verduistering.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte de kans moet krijgen om aan zichzelf te werken in het kader van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Op deze wijze kan het risico op recidive worden beperkt. Eerdere trajecten zijn niet altijd goed verlopen, maar dit heeft ermee te maken dat behandelingen steeds niet op gang kwamen, doordat er zaken niet goed geregeld waren. Verdachte had hier geen schuld aan. Daarnaast moet bij het bepalen van de strafmaat meewegen dat de schade beperkt in omvang is, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 2 tot en met 20 maart 2024 door middel van een babbeltruc van zeven slachtoffers meerdere contante geldbedragen afhandig gemaakt. Daarnaast heeft hij bij die gelegenheid portemonnees met inhoud, een laptop en telefoon weggenomen. Verdachte heeft zich bij deze delicten voorgedaan als buurman in nood en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij op deze manier van de slachtoffers wist te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal heeft hij de slachtoffers bewogen tot het afgeven van de geldbedragen. Vervolgens zijn drie van de slachtoffers kort hierna door verdachte bestolen en in één geval was ook sprake van verduistering. Dit zijn ernstige feiten, die naast financiële schade veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de slachtoffers teweegbrengen. Tevens neemt de rechtbank in ogenschouw dat de oplichting bij de slachtoffers aan de deur en soms zelfs in de woning heeft plaatsgevonden, evenals de diefstallen en verduistering, waardoor verdachte bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis ernstig heeft aangetast. Dit blijkt onder meer uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] , die niet meer thuis durfde te slapen. Verdachte heeft slechts uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de uitwerking van zijn handelen op deze slachtoffers. Bovendien heeft verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen, maar heeft hij zich ter terechtzitting veelal zelf als slachtoffer van de situatie opgesteld. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Verdachte is blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
3 juli 2024 eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Uit de reclasseringsrapportage van
28 mei 2024 blijkt dat er veel instabiliteit is in het leven van verdachte. Zo heeft hij geen huisvesting en dagbesteding. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De grootste risicofactoren zijn het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van verdachte. Verdachte zou daarnaast in het verleden zijn gediagnosticeerd en behandeld voor kleptomanie maar laat hiervan nog altijd signalen zien. Om die reden wordt diagnostiek en daaruit voortvloeiende behandeling geïndiceerd geacht. Een deels voorwaardelijke straf wordt daarom wenselijk geacht, alhoewel het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Gebleken is ook dat eerdere trajecten in het kader van voorwaardelijke straffen en voorwaardelijke invrijheidstelling zijn mislukt.
Gelet op de ernst van de feiten, het aantal feiten in een korte periode, de mate van veronachtzaming van de belangen van de slachtoffers en het feit dat verdachte reeds meermalen wegens soortgelijke feiten tot langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld, komt alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking. Tegelijkertijd acht de rechtbank, ondanks het risico op onttrekking aan voorwaarden, een deels voorwaardelijke straf wenselijk, zodat er opnieuw een poging gedaan kan worden om een gedragsverandering te bewerkstelligen.
De rechtbank acht, daarom, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Daaraan verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 150,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijkerente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] , tot een bedrag van 403,65 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] , tot een bedrag van 140,00 ter vergoeding van materiële schade en 200,00 ter vergoedingvan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen integraal toegewezen kunnen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn pleidooi voor vrijspraak ten aanzien van de benadeelde partijen, op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 maart 2024.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 maart 2024.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 maart 2024.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst en machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal de rechtbank dan ook nietontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Dat veroordeelde zich -na het einde van de detentie- meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, waarbij de reclassering contact met veroordeelde zal opnemen voor de eerste afspraak;
  • Dat veroordeelde zich laat behandelen door Amethist Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
  • Dat veroordeelde verblijft in IrisZorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • Dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
  • Dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan aanwenden voor de controle.
  • Dat veroordeelde meewerkt aan het uitvoeren van diagnostiek.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 150,00 (zegge: honderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 150,00 (zegge: honderdvijftig euro); vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 403,65 (zegge: vierhonderdendrie euro en vijfenzestig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 403,65 (zegge: vierhonderdendrie euro en vijfenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 140,00 (zegge: honderdveertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 140,00 (zegge: honderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma Oude Nijeweme en mr. A.H.M. Dölle, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde procesverbaal met OPS-dossiernummer PL0100-2024074180 gesloten op 9 juni 2024.
Pagina 82.
Pagina 83.
Pagina 18.
Pagina 19.
Pagina 27.
Pagina 44.
Pagina 46.
Pagina 48.
Pagina 37.
Pagina 57.
Pagina 62.
Pagina 55.
Pagina 58.
Pagina 132.
Pagina 133.
Pagina 151.
Pagina 152.
Pagina 157.
Pagina 127.
Pagina 128.
Pagina 138.
Pagina 145.
Pagina 148.