ECLI:NL:RBNNE:2024:416

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
18-017541-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreiging, poging tot brandstichting en vuurwapenbezit met TBS

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking van zijn ex-vrouw en haar nieuwe partner, bedreiging, poging tot brandstichting en het bezit van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 17 januari 2023 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door hen te stalken met telefoontjes en dreigende berichten. Daarnaast heeft hij geprobeerd een onbekende persoon te bewegen tot brandstichting van de vrachtwagen van zijn ex-vrouw. De verdachte heeft ook bedreigende berichten gestuurd naar de slachtoffers, waarin hij hen met de dood bedreigde.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 381 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat de ernst van de feiten en het recidiverisico een ongemaximeerde TBS noodzakelijk maken. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten en de impact die zijn gedrag heeft gehad op de slachtoffers, waaronder psychische schade en angst.

De rechtbank heeft ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling behandeld en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en toezicht om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.017541.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.181712.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 01 februari 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R.H. Baas, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2022 tot en met 17 januari 2023 te [adres] en/of althans (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
door:
-(onder meer gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) veelvuldig te bellen en/of
-(dreigende en/of intimiderende) veelvuldig sms- en/of whats app-berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te weten (onder meer) Maak je geen illusies, voor einde van het jaar ga je het heel hard voelen, en wij doen het wel in 1 kerr goed, laag gezonken voor je droom en/of Iemand krijgt veel geld voor een klusje en/of (daarbij) een afbeelding van veel bankbiljetten en/of
-de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te observeren en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] een bericht te sturen als die [slachtoffer 1] vertrekt bij de woning en/of een bericht te sturen dat hij bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is geweest en dat er niemand thuis was en/of
-die [slachtoffer 1] een foto te sturen van een pistool met magazijnhouder en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] het bericht te sturen met de tekst: Hij heeft het je vast wel laten zien toch?
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op of omstreeks 4 december 2022 te [adres] , en of (elders) in Nederland, heeft gepoogd een onbekend gebleven persoon genaamd [naam] door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te bewegen tot brandstichting (ex artikel 157 Wetboek van Strafrecht) immers heeft hij, verdachte, berichten gestuurd naar voornoemde [naam] met de tekst(en):
-Zoek paar mensen die hem lesje leren, Cash 1000 eur en/of
-Hoeven alleen zijn vrachtwagen in de brand te steken, cash 1000 euro, daarbij doelend op de vrachtwagen van die [slachtoffer 1] ;
3
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2022 tot en met 17 januari 2023 te [adres] en/of althans (elders) in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend sms- en/of whats app-berichten te sturen naar die [slachtoffer 2] met de tekst(en):
-Als ik je tegenkom juffrouw, dan valt het je niet mee. Dan ga je eraan en/of
-Je gaat neer en ik wens de kinderen fijne feestdagen, dat red jij niet meer en/of althans teksten van
gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2022 tot en met 9 december 2022 te [adres] en/of althans (elders) in Nederland, een vuurwapen (een gaspistool) van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
5
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad, althans een hoeveelheid (1,41 gram) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 allen wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 01 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2022, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022268240 d.d. 21 maart 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2022, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2023, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2023, opgenomen op pagina 98 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 18 januari 2023, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant
een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 januari 2023, opgenomen op p. 209 van voornoemd dossier;
een schriftelijk bescheid, inhoudend een rapport NFiDENT van 31 januari 2023, opgenomen op pagina 153 van voornoemd dossier;

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 17 januari 2023 te [adres] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
door:
  • onder meer gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd veelvuldig te bellen en
  • veelvuldig dreigende en intimiderende sms- en/of whats app-berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te weten (onder meer) Maak je geen illusies, voor einde van het jaar ga je het heel
hard voelen, en wij doen het wel in 1 kerr goed, laag gezonken voor je droom en Iemand krijgt veel geld voor een klusje en (daarbij) een afbeeldingvan veel bankbiljetten en
  • de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te observeren en (vervolgens) die [slachtoffer 2] een bericht te sturen als die [slachtoffer 1] vertrekt bij de woning en een bericht te sturen dat hij bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is geweest en dat er niemand thuis was en
  • die [slachtoffer 1] een foto te sturen van een pistool met magazijnhouder en (vervolgens) die [slachtoffer 2] het bericht te sturen met de tekst: Hij heeft het je vast wel laten zien toch?
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2
hij op 4 december 2022 te [adres] heeft gepoogd een onbekend gebleven persoon genaamd [naam] door giften te bewegen tot brandstichting (ex artikel 157 Wetboek van Strafrecht) immers heeft hij, verdachte, berichten gestuurd naar voornoemde [naam] met de teksten:
-Zoek paar mensen die hem lesje leren, Cash 1000 eur en
-Hoeven alleen zijn vrachtwagen in de brand te steken, cash 1000 euro, daarbij doelend op de vrachtwagen van die [slachtoffer 1] ;
3
hij in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 17 januari 2023 te [adres]
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk dreigend sms- en/of whats app-berichten te sturen naar die [slachtoffer 2] met de teksten:
-Als ik je tegenkom juffrouw, dan valt het je niet mee. Dan ga je eraan en
-Je gaat neer en ik wens de kinderen fijne feestdagen, dat red jij niet meer;
4
hij omstreeks 5 december 2022 te [adres] een vuurwapen (een gaspistool) van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
5
hij op 17 januari 2023 te [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,41 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
belaging, meermalen gepleegd
poging om een ander door giften te bewegen tot het opzettelijk brandstichten
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
5. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, gelet op de aard en ernst van de feiten en rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid, dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft hij oplegging van de TBS- maatregel gevorderd met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en de rechtbank daarbij verzocht te bepalen dat de TBS-maatregel niet in duur gemaximeerd is.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest aan verdachte en voor de oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden, maar dan wel een in duur gemaximeerde maatregel. De verdachte heeft uitdrukkelijk verklaard bereid te zijn zich aan de te stellen voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Algemene overweging
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch rapport van 3 november 2023 opgemaakt door GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn, het psychiatrisch rapport van 9 november 2023 opgemaakt door psychiater D.T. van der Werf, het milieurapport van 10 november 2023 opgemaakt door forensisch milieuonderzoeker R. Nijboer, de rapportages van Reclassering Nederland, met name het maatregelrapport van 24 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn ex-vrouw en haar nieuwe partner gedurende lange tijd gestalkt. Hiermee heeft hij een enorme inbreuk gemaakt op het persoonlijke leven van beide aangevers. Verdachte wist dat aangevers geen contact meer met hem wilden. Hij liep zelfs in een proeftijd voor een eerder gepleegde stalking waarbij hem een contactverbod met aangevers en een locatieverbod voor het gebied rondom hun gedeelde woning was opgelegd. Desondanks heeft verdachte hen op hinderlijke en intimiderende wijze bestookt met
(nachtelijke) telefoontjes, Whats-appberichten en sms-berichten. Ook hield hij zich op bij hun woning en liet hij hen weten dat hij ze in de gaten hield. Verdachte heeft daarnaast berichten aan aangeefster gestuurd waarin hij haar bedreigde met de dood en hij heeft fotos van een wapen aan haar partner gestuurd, welk wapen hij ook daadwerkelijk in zijn bezit heeft gehad.
De obsessie van verdachte voor zijn ex-vrouw en haar partner heeft er zelfs toe geleid dat verdachte heeft gepoogd een collega uit te lokken om de vrachtwagen van aangever in brand te steken door hem een geldbedrag te beloven.
Aangevers voelden zich blijkens hun aangiftes zeer hinderlijk lastiggevallen en geïntimideerd door verdachte, hetgeen grote invloed heeft gehad op de invulling van hun dagelijkse leven en hun gemoedstoestand. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster blijkt bovendien dat niet alleen zij PTSS heeft opgelopen en EMDR-therapie krijgt, maar dat de bewezenverklaarde feiten ook de nodige sporen hebben achtergelaten bij de vijf jongste kinderen van aangeefster en verdachte.
De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij eerder is veroordeeld voor het stalken van aangevers en dat hij ondanks de door de rechtbank aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden in het kader van de deels voorwaardelijke veroordeling, daags nadat hij uit detentie kwam, doorging met het belagen van aangevers. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn nieuwe intimidaties en bedreigingen kracht heeft bijgezet door het tonen van een vuurwapen en het pogen een ander uit te lokken tot brandstichting
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit, zoals eerder opgemerkt, blijkt dat de verdachte recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De psycholoog en psychiater hebben in hun afzonderlijke rapporten opgemerkt dat zij niet volledig zicht hebben kunnen krijgen op verdachte en zijn problematiek omdat hij met regelmaat terughoudend en selectief was in het delen van informatie. Desondanks komen zij beiden tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en in geringere mate van amfetamine-achtige stoffen. Daarnaast zien zijn beiden aanwijzingen voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken en ontwikkelingsproblematiek (in de vorm van ASS), maar kunnen zij die diagnoses nu niet stellen vanwege het gebrek aan informatie.
Beide deskundigen adviseren de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen, omdat verdachtes vrijheid van handelen werd ingeperkt door zijn gebrekkig mentaliserend vermogen, zijn gebrekkige empathische vermogens bij weinig geïnternaliseerde gewetensfuncties, zijn rigiditeit, zijn overmatig egocentrisme gepaard aan zelfoverschatting, zijn gebrekkige impulsregulatie en zijn overmatige narcistische kwetsbaarheid.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid worden gedragen door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
De psycholoog en psychiater schatten beiden de kans op herhaling als hoog in en achten een klinische opname en vervolgens een langdurig traject waarbij verdachte gevolgd, ondersteund en gecontroleerd kan worden strikt noodzakelijk om dit recidiverisico te verlagen. De combinatie van het hoge recidiverisico, de hoge kans op geweld en de behandelnoodzaak maakt dat een flinke stok achter de deur aangewezen is om therapietrouw af te dwingen. Op basis van de ervaringen uit het verleden van verdachte, in het bijzonder
zijn onwil om zich te conformeren aan bijzondere voorwaarden, wordt het juridisch kader van de bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel beschouwd als een gepasseerd station. Er wordt daarom geadviseerd om de noodzakelijk geachte klinische behandeling plaats te laten vinden binnen het kader van een TBS met voorwaarden.
De reclassering heeft ook geadviseerd om verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen in verband met het hoge recidiverisico, de noodzaak tot behandeling en verdachtes eerdere afwijzende houding richting hulpverlening. De reclassering heeft verdachte aangemeld bij de [instelling] waar hij inmiddels is geaccepteerd. In het maatregelrapport heeft de reclassering een flink aantal voorwaarden opgenomen waaronder zij de oplegging van een TBS-maatregel verantwoord acht. De reclassering heeft daarbij geadviseerd de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De straf en maatregel
De rechtbank is, op grond van de ernst van de feiten en de recidive in een reeds lopende proeftijd voor eenzelfde feit, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, komt de rechtbank tot een iets lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank onderschrijft voorts de conclusie van de deskundigen dat oplegging van TBS noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen deze maatregel. Dat oordeel is gegrond op de ernst van de bewezen verklaarde misdrijven en het gevaar voor herhaling. De rechtbank acht gelet op de adviezen van de deskundigen een TBS met voorwaarden toereikend om de algemene veiligheid te garanderen en het recidiverisico te verminderen. De verdachte heeft zich bovendien bereid verklaard de door de reclassering gestelde voorwaarden na te leven.
Vastgesteld wordt dat de onder 1, 2, en 3 bewezen verklaarde feiten, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd.
Het rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten niet zonder meer zijn aan te merken als geweldsmisdrijven als bedoeld in artikel 38e Sr, zodat de TBS-maatregel met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van vier jaar niet te boven kan gaan. Onder omstandigheden kan echter ook bij bewezenverklaring van bedreiging en belaging een ongemaximeerde TBS-maatregel worden opgelegd.
Gelet op de hierboven beschreven omstandigheden waaronder verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan en dan met name het gebruik van een wapen om zijn bedreiging/intimidatie kracht bij te zetten, het feit dat verdachte in een recent verleden is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten en de reële mogelijkheid dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een geweldsmisdrijf, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten onder 1, 2, en 3 zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat sprake is van geweldsmisdrijven als bedoeld in artikel 38e Sr. De totale duur van de TBS- maatregel is daarom niet beperkt tot de duur van vier jaren. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot het recidivegevaar, vindt de rechtbank het ook noodzakelijk dat de TBS- maatregel niet in enige duur wordt beperkt.
De rechtbank zal bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, omdat er gelet op de inhoud van de rapportages rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf
zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 5 augustus 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf van 195 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van [aantal jaren proeftijd] jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 augustus 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 3 april 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38, 38a, 46a, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 381 dagen.
Beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht van Reclassering Nederland. Deze medewerking houdt onder andere in dat de veroordeelde:
-zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
-een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van de veroordeelde vast te stellen;
-zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
-de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
-meewerkt aan huisbezoeken;
-de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/ of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
-meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
3. verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
4. verdachte laat zich opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op de detentie en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Verdachte werkt indien nodig mee aan overbruggingszorg. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
5. verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum FPC) of andere instelling als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte hiermee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
6. verdachte laat zich na afrondingen van de klinische behandeling behandelen door een forensisch psychiatrisch polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
7. verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
8. verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
9. verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangevers, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Uitzonderingen die noodzakelijk zijn in het kader van de omgang met de kinderen worden vooraf afgestemd met de reclassering en vinden plaats onder begeleiding van een professional.
10. verdachte dient toestemming te geven aan de reclassering voor overleg met alle betrokken instanties, waaronder instanties gericht op de mogelijke omgang met zijn kinderen en houdt verdachte zich aan de afspraken en aanwijzingen van de instanties die betrokken zijn bij de mogelijke omgang met zijn kinderen.
11. verdachte zal zich niet bevinden in de straat [adres] voor zover gelegen tussen de [adres] en de [adres] te [adres] en/of in de straat [adres] voor zover gelegen tussen de [adres] en de [adres] te [adres] , tenzij deze aanwezigheid plaatsvindt met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd, zolang de reclassering dit locatieverbod noodzakelijk acht.
.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, met dien verstande dat de dadelijke uitvoerbaarheid ingaat op het ogenblik dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf eindigt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.181712.21:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 5 augustus 2022, te weten: 90 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. R.L.M. Meulman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.