ECLI:NL:RBNNE:2024:4147

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
LEE 23/3991
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen subsidie voor afwerking en inrichting na sloop-nieuwbouw in aardbevingsgebied

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de beslissing van de Nationale Coördinator Groningen (NCG) met betrekking tot de subsidie voor de afwerking en inrichting van zijn woning na sloop en nieuwbouw in het aardbevingsgebied. Eiser had aanvankelijk een subsidie aangevraagd van € 31.573,58, welke door de NCG werd verleend. Echter, na herzieningen en een aanvullend besluit, ontving eiser uiteindelijk een subsidie van € 43.404,58. Eiser stelde dat hij € 5.600,- te weinig had ontvangen en handhaafde zijn beroep na een verhoging van de subsidie door de NCG. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de NCG met de verhoging van de subsidie volledig tegemoet was gekomen aan eisers verzoek. De rechtbank bepaalde tevens dat de NCG het griffierecht van € 184,- aan eiser moest vergoeden, aangezien hij het door hem gevraagde bedrag had ontvangen. De uitspraak werd gedaan op 24 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3991

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiser,

en

Nationaal Coördinator Groningen, NCG

(gemachtigden: mr. R.M. Don en mr. T.H.S.P. de Jonge).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op de aanvraag van eiser om subsidie voor afwerking en inrichting van zijn huis na sloop-nieuwbouw.
1.1.
De NCG heeft met het besluit van 10 december 2021 op deze aanvraag beslist. Bij besluiten van 23 februari 2023 en 6 juli 2023 heeft de NCG de verlening van de subsidie herzien en verhoogd. Bij het bestreden besluit van 22 augustus 2023 heeft de NCG het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het herziene primaire besluit van 6 juli 2023, waarbij € 37.804,58 aan subsidie is verleend, gehandhaafd.
1.2.
Na het instellen van beroep door eiser heeft de NCG bij besluit van 16 januari 2024 de verleende subsidie verhoogd met € 5.600,-. Bij brief van 2 februari 2024 heeft eiser het beroep gehandhaafd.
1.3.
De NCG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 10 juni 2024. Daarbij is primair het standpunt ingenomen dat het beroep van eiser na het besluit van
16 januari 2024 niet ontvankelijk is vanwege het ontvallen van procesbelang.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser is, met kennisgeving, niet verschenen. De gemachtigden van de NCG hebben aan de behandeling deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. In dit dossier zijn de besluiten genomen namens verschillende bestuursorganen, laatstelijk de Staatsecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Momenteel is de Minister van Economische Zaken het bevoegde bestuursorgaan. De NCG wordt in deze uitspraak aangeduid als verweerder omdat deze organisatie steeds de uitvoering heeft verzorgd.

Feiten en zaaksverloop

3. Uit het overgelegde dossier blijkt het volgende.
3.1.
Op 12 mei 2020 hebben eiser en zijn echtgenote enerzijds en de NCG anderzijds een vaststellingsovereenkomst sloop-nieuwbouw gesloten voor de woning aan [adres] In deze overeenkomst is vermeld dat de bestaande woning niet voldoet aan het in de NPR 9998:2017 gehanteerde ‘near collapse criterium’ en dat na sloop zal worden voorzien in aardbevingsbestendige bouw van een nieuwe gelijkwaardig woning.
3.2.
Met een op 12 oktober 2021 gedane aanvraag heeft eiser verzocht om een subsidie voor de afwerking en inrichting, als onderdeel van de versterking van de woning. Het betreft activiteiten in eigen beheer. In de aanvraag zijn als totale kosten van het project genoemd
€ 31.573,58.
3.3.
Bij besluit van 10 december 2021 heeft de NCG aan eiser subsidie verleend en een voorschot toegekend van € 31.573,58 voor het uitvoeren van de inrichting en afwerking, te weten de afwerking van de vloeren, afwerking van de trappen, stoffering van het huis en inrichting van de tuin.
3.4.
Op 16 januari 2022 hebben eiser en zijn echtgenote bezwaar gemaakt. Zij schrijven, onder meer, al zeven jaar onderweg te zijn en de situatie als zeer stressvol en oneerlijk te beschouwen.
3.5.
Op 28 januari 2022 hebben partijen de depotovereenkomst subsidieregeling (voor een bedrag van € 31.573,58) ondertekend. Eiser heeft onder protest getekend.
3.6.
Bij besluit van 23 februari 2023 heeft de NCG de subsidieverlening herzien en met € 5.509,- verhoogd omdat onvoldoende rekening was gehouden met de huidige, daadwerkelijke kosten. Het voorschot is bepaald op € 37.082,58.
3.7.
Bij besluit van 6 juli 2023 heeft de NCG de subsidieverlening herzien omdat per abuis een te laag bedrag was genoemd. De NCG heeft de verlening met € 772,- verhoogd. Het voorschot is bepaald op € 37.804,58.
3.8.
Blijkens een e-mailbericht van de NCG van 7 augustus 2023 heeft eiser in een telefoongesprek gesteld dat hij voor de inrichting nog een bedrag van € 5.600,- tegoed heeft van de NCG.
3.9.
Bij besluit op bezwaar van 22 augustus 2023 heeft de NCG besloten het door eiser genoemde bedrag van € 5.600,- niet toe te kennen.
3.10.
Bij besluit van 16 januari 2024 heeft de NCG de verleende subsidie alsnog verhoogd met € 5.600,-. In de brief van 2 februari 2024 (1.2.) heeft eiser hierop gereageerd.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
In het beroepschrift van 1 oktober 2023 stelt eiser dat het hele traject hem zwaar is gevallen en veel impact heeft gehad op zijn leven. Eiser is ontevreden over de oplevering van de woning. Hij stelt dat er water onder zijn huis staat, dat de schokbrekers reeds zijn verroest en dat de warmtepomp veel lawaai maakt. Eiser benadrukt de frustratie die het jarenlange traject heeft bezorgd. Eiser sluit het beroepschrift als volgt af:
‘Wij hopen op begrip uwerzijds dat de afwijzing verder gaat dan de financiële afwikkeling en dat de financiële afwikkeling werkelijke kosten zijn. Wij vragen u dan ook het besluit te herzien en te komen tot het gegrond verklaren van de subsidie van 5600 euro’.
4.2.
De NCG heeft met het besluit van 16 januari 2024 (3.10.) de subsidieverlening verhoogd met het door eiser genoemde bedrag van € 5.600,-.
4.3.
Daarnaast heeft de NCG in het verweerschrift naar voren gebracht dat eiser in totaal een bedrag van € 3.630,32 meer heeft ontvangen dan hij, gezien de bij de NCG bekende facturen, heeft uitgegeven aan de afwerking van de woning. Dit is volgens de NCG inclusief afwerkingen die luxer zijn dan in de oorspronkelijke woning aanwezig waren. Bij het verweerschrift heeft de NCG een overzicht van de gemaakte kosten gevoegd.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat de NCG met de aanvulling ten bedrage van € 5.600,- in het besluit van 16 januari 2024 volledig tegemoet is gekomen aan eisers verzoek in het beroepschrift. In de brief van 2 februari 2024 heeft eiser gesteld dat een deel van de vloerafwerking en de gordijnen niet in het budget zaten en dat dat deels de € 5.600,- is die de NCG nu overgemaakt heeft. Eiser heeft de stelling van de NCG (4.3.) dat thans meer is uitgekeerd dan de kosten die eiser heeft onderbouwd, niet weersproken. Wat eiser heeft aangevoerd, kan daarom niet tot de conclusie leiden dat de subsidie, in totaal € 43.404,58, voor een te laag bedrag is verleend.
4.5.
Omdat het in de beroepsprocedure toegekende bedrag overeenkomt met het in het beroepschrift gevraagde bedrag, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. De rechtbank ziet wel aanleiding om te bepalen dat de NCG aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Eiser heeft immers in beroep van de NCG alsnog het door hem gevraagde bedrag gekregen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de NCG aan eiser het griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.