ECLI:NL:RBNNE:2024:4142

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
18-298097-21 vonnis
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugstransporten en voorbereidingshandelingen met verdovende middelen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van drie drugstransporten en het plegen van voorbereidingshandelingen voor een drugstransport. De verdachte heeft in de periode van 1 april 2020 tot en met 12 april 2020, in samenwerking met anderen, een hoeveelheid van ongeveer 4690 gram hennep (haze) naar Duitsland gebracht. Daarnaast heeft hij in de periode van 13 mei 2020 tot en met 1 juni 2020, tezamen met anderen, ongeveer 2 kilogram methamfetamine (ice) vervoerd. Ook is hij betrokken geweest bij het voorbereiden van de transport van amfetamineolie in de periode van 14 augustus 2020 tot en met 23 september 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten via versleutelde communicatieplatforms zoals Encrochat en Sky-ECC met elkaar in contact stonden en afspraken maakten over de drugstransporten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernstige gevolgen van de drugshandel voor de volksgezondheid en de samenleving. De rechtbank benadrukt dat de handel in verdovende middelen een ontwrichtende invloed heeft op de maatschappij en dat de verdachte mede verantwoordelijk is voor de nadelige effecten die voortvloeien uit deze handel.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/298097-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J . Houwink en
mr. G.A. Veenstra .
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 24 september 2024. Verdachte en zijn raadsman zijn toen niet verschenen. Het openbaar ministerie is toen ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex, artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 12 april 2020, althans in de maand april 2020, te Leeuwarden, althans in Nederland, en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeft verkocht en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 4690 gram haze, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2 .
hij (op een of meer tijdstippen) in de periode van 13 mei 2020 tot en met 1 juni 2020 te Leeuwarden en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 2 kilogram ice (methamfetamine), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 30 april 2020 tot en met 20 mei 2020 te Leeuwarden, althans in Nederland, en/of te Düsseldorf, althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer 4360 gram) haze, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij (op een of meer tijdstippen) in de periode van 14 augustus 2020 tot en met 23 september 2020 te Leeuwarden en/of Eindhoven, althans in Nederland en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen, en/of het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid (van ongeveer 40 liter) A-olie, althans amfetamine-olie, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1), en/of
zichzelf en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen (sub 2 ),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk daartoe (kort samengevat en zakelijk weergegeven) (onder meer) via SKY-ECC berichten,
-contact onderhouden met medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meerdere (onbekend gebleven) personen, onder meer over het verkrijgen van een hoeveelheid A-olie (40 liter), en/of
-informatie uitgewisseld over de voorraad en/of de prijs en/of het gewicht en/of de ph -waarde van voornoemde A-olie, en/of
-een of meermalen contact onderhouden over de potentiële koper (met SKY-account [naam] ), en/of zijn aankomst en/of het ophalen van deze koper, en/of
-(anderszins) informatie heeft verschaft en/of getracht te verkrijgen naar de mogelijkheid van handel in en/of transport van voornoemde A-olie naar Duitsland.

2.Beoordeling van het bewijs

Inleidende opmerkingen
Vanuit het strafrechtelijk onderzoek 26Lemont is een dataset verstrekt aan het onderzoeksteam Shifter. De dataset bestond uit Encrochat-berichten van de gebruikers [naam] en [naam] en de verschillende tegengebruikers in de periode van 1 april 2020 tot en met 12 juni 2020. Het onderzoek naar deze dataset en vervolgens ook datasets van Sky-ECC-berichten heeft geleid tot zes zaakdossiers, waaruit onder meer verdachte [verdachte] , en medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar voren kwamen.
De zaken tegen de verdachten in het onderzoek Shifter zijn op 2 februari 2022,
15 april 2022 en 24 oktober 2022 ter terechtzitting behandeld. Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 april 2022 heeft de rechtbank op 29 april 2022 een beslissing op de door de verdediging ingebrachte onderzoekswensen genomen. Het onderzoek ter terechtzitting is op 24 oktober 2022 voor onbepaalde tijd geschorst in verband
met het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De rechtbank heeft deze prejudiciële vragen bij beslissing van 19 december 2022 geformuleerd. De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 juli 2023 antwoord gegeven op de prejudiciële vragen. De rechtbank heeft de verdediging en het openbaar ministerie de gelegenheid gegeven om nadere onderzoekswensen in te dienen. De rechtbank heeft op 21 december 2023 een beslissing genomen op deze nadere onderzoekswensen.
2.1.
De rechtmatigheid van de verwerking van de cryptodata
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het onderzoeksteam in onderzoek Vidar niet op de juiste wijze toestemming heeft gevraagd voor het onderzoek naar de cryptodata. Dit is een vormverzuim, begaan in het onderzoek Vidar. Dat dit niet is begaan in onderzoek Shifter, doet er niet aan af dat dit vormverzuim doorwerking heeft in onderzoek Shifter. Onderzoek Vidar is namelijk van bepalende invloed op onderzoek Shifter. De raadsman verwijst naar een arrest van de Hoge Raad van 1 december
2020,1waarin nadere overwegingen zijn gegeven over de beperking tot vormverzuimen die zijn begaan in “het voorbereidend onderzoek” tegen verdachte. De raadsman heeft geconstateerd dat het onderzoeksteam Vidar onderzoek heeft gedaan naar de chats, terwijl daarvoor (nog) geen toestemming bestond. De chats zijn in onderzoek Vidar gebezigd voor de identificatie. Het onderzoeksteam Shifter had wel toestemming verzocht, maar dit werd gedaan op basis van gegevens uit onderzoek Vidar.
De rechter-commissaris heeft in onderzoek 26Lemont een machtiging ex. artikel 126uba Sv verleend, waarin toestemming is gegeven voor de analyse van de ontsleutelde Encrochat-berichten. Deze analyse mocht plaatsvinden op basis van zoeksleutels. Wanneer bleek dat strafbare feiten werden gepleegd, dan moest binnen twee weken aanvullende toestemming voor de analyse worden gevraagd. Bij schrijven van 20 november 2023 is een toestemming toegevoegd. De raadsman heeft aangevoerd dat de onrechtmatigheid hier gelegen is in het moment van de aanvraag en in datgene wat in de aanvraag is vermeld. De rechter-commissaris heeft daarnaast, ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen, voorwaarden verbonden aan deze toestemming. In onderzoek 26Argus zijn soortgelijke voorwaarden gesteld.
De aan verdachte [verdachte] toegeschreven Encrochat-accounts [naam] en [naam] zijn niet naar boven gekomen op basis van zoeksleutels, maar stonden als contactpersoon opgeslagen in een onder verdachte [medeverdachte 3] in beslag genomen Encrochat-telefoon. Het onderzoeksteam Vidar was daarnaast reeds bekend met het uiterlijk van verdachte [verdachte] . Het onderzoeksteam heeft aldus reeds tijdens onderzoek Vidar gekeken naar chats, het IMEI-nummer en historische gegevens. Dit is gebeurd voordat toestemming is verzocht aan de rechter-commissaris. De gebruikersnamen uit de telefoon van verdachte [medeverdachte 3] hadden moeten worden gemeld aan het onderzoeksteam van 26Lemont. Op basis van een nieuwe machtiging van de rechter-commissaris had men dan kunnen zoeken naar nieuwe samenwerkingsverbanden. Nu deze toestemming ontbreekt, is niet aan de voorwaarden voldaan die zijn gesteld door de rechter-commissaris in 26Lemont. Dit maakt dat sprake is van een onrechtmatige opsporing, zodat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de aan verdachte toegeschreven Sky-ECC-accounts [naam] en [naam] doet zich en vergelijkbare situatie voor. Ook hier is gebleken dat het onderzoeksteam van Shifter reeds op 16 februari 2021 beschikte over informatie uit het onderzoek 26Argus, terwijl de machtiging van de rechter-commissaris van april 2021 dateerde. Er is namelijk op 16 februari 2021 een IMSI-catcher ingezet en op 9 maart 2021 is er een afscherm-proces-verbaal afkomstig uit onderzoek Argus verstrekt. Uit dit afscherm-proces-verbaal volgt dat verdachte een afspraak heeft met een onbekende Duitser. Het kan niet anders zijn dan dat deze informatie uit Sky-ECC-chats gehaald. Het is onduidelijk of er toestemming was voor het delen van deze informatie uit onderzoek Argus met onderzoek Shifter, ten tijde van de fase waarin er live met het berichtenverkeer werd meegekeken, nu de informatie uit onderzoek Shifter lijkt te suggereren dat de informatie uit deze live fase afkomstig is. Daarnaast is niet voldaan aan de voorwaarden die door de rechter-commissaris zijn gesteld, nu de verdenking tegen verdachte op dat moment geen feiten betrof waarop een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Blijkens het proces-verbaal van verdenking, ging de verdenking op dat moment niet verder dan het eenmalig vervoeren van hennep, zodat de verdenking nog geen feit betrof waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer gesteld stond. Dit leidt tot de conclusie dat de rechter-commissaris onjuist of onvolledig is voorgelicht. Wanneer de rechter- commissaris juist zou zijn voorgelicht, had in redelijkheid niet kunnen worden besloten tot toestemming. Dit raakt de integriteit van de opsporing. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting, aldus de raadsman.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft in reactie op de raadsman aangevoerd dat de Encrochat-gegevens en Sky- ECC-gegevens op rechtmatige wijze zijn verwerkt. Uit het aanvullend proces-verbaal met proces- verbaalnummer [nummer] van 5 oktober 2021 blijkt dat de informatie afkomstig is uit de telefoon van
verdachte [medeverdachte 3] die in onderzoek Vidar in beslag is genomen. Het onderzoeksteam van Vidar heeft toestemming gekregen van de rechter-commissaris uit onderzoek 26Lemont om de Encrochat-dataset te analyseren. De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat deze toestemming geen beperkingen kende in de te onderzoeken personen. De data uit zowel de in beslag genomen Encrochat-toestellen als de data uit de subset door 26Lemont verstrekt aan het onderzoeksteam Vidar, hebben in onderzoek Vidar geleid tot de identificatie van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] . De processen-verbaal identiteit zijn daarop met toestemming van de zaaksofficier van onderzoek Vidar gedeeld met onderzoek 26Lemont.
Vervolgens heeft in onderzoek 26Lemont nader onderzoek plaatsgevonden. De informatie zou slechts beschikbaar worden gesteld aan andere onderzoeken, voor zover die onderzoeken zich richten op strafbare feiten die in georganiseerd verband gepleegd zijn, en die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde. Dit leidde tot de verdenking dat de gebruikers van de Encrochat accounts [naam] en [naam] , konden worden geïdentificeerd als respectievelijk medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] , en dat zij zich in georganiseerd verband bezighielden met handel in verdovende middelen en deelneming aan een criminele organisatie. De uiteindelijke analyse van de chats heeft plaatsgevonden in onderzoek Shifter.
Het verweer van de raadsman berust op de onjuiste aanname dat het onderzoeksteam van onderzoek Vidar slechts beperkte toegang had tot de chats in de telefoon van verdachte [medeverdachte 3] . De machtiging van de rechter-commissaris moet echter aldus worden begrepen, dat het onderzoeksteam volledige toegang had tot deze chats. Het onderzoeksteam van Vidar kende geen beperkingen in de te onderzoeken personen. Er was namelijk toestemming om onderzoek te doen naar drugshandel in een georganiseerd verband. Dit maakt dat ten aanzien van de verwerking van de Encrochat-gegevens geen sprake is van onrechtmatige opsporing, aldus de officier van justitie.
Ook ten aanzien van de Sky-ECC-gegevens is in de visie van het Openbaar Ministerie geen sprake van onrechtmatige opsporing. Onderzoek Argus is opgestart naar aanleiding van informatie die werd gedeeld vanuit onderzoek WERL, een onderzoek naar het bedrijf Sky-ECC. Onderzoek Argus richtte zich op criminele samenwerkingsverbanden. De onderzoekers van onderzoeksteam Argus konden op basis van bijnamen en IMEI-nummers zien of iemand een Sky-ECC-toestel had. Op basis daarvan werd een proces-verbaal verstrekt. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat het pleidooi van de raadsman op de onjuiste aanname berust dat de informatie uit onderzoek Argus afkomstig moet zijn geweest. De officier van justitie heeft daarnaast ter terechtzitting medegedeeld dat ook ten aanzien van informatie uit zogenaamde live fase in onderzoek Argus telkens toestemming is geweest van de rechter-commissaris voor het delen van de informatie met andere onderzoeken. De informatieverwerking in deze live fase is verwoord in een kluis-proces-verbaal. De informatie die daarin is verwerkt is geheim. Er is echter wel telkens toestemming geweest om informatie te delen. Dit maakt dat er geen aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden in het voorbereidend onderzoek, aldus de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank2
De Nederlandse wet biedt geen expliciete grondslag voor de verwerking van gegevens die, zoals in deze zaak, zijn verkregen in het kader van een buitenlands opsporingsonderzoek. Ook artikel 126uba Sv biedt die grondslag in strikte zin niet. Het ontbreken van een wettelijke grondslag staat er echter niet aan in de weg dat het Openbaar Ministerie een machtiging vordert van de rechter-commissaris voor het gebruik van dergelijke gegevens in een strafrechtelijk onderzoek en dat die rechter- commissaris op die vordering beslist buiten situaties waarin de wet dit eist.
Het Nederlandse Wetboek van Strafvordering kent in artikel 126uba een bevoegdheid die vergelijkbaar is met de inzet van de interceptietool door Frankrijk. Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft, alvorens de van Frankrijk ontvangen Encrochat-gegevens met Nederlandse opsporingsinstanties te delen, aan de Nederlandse rechter-commissaris een gecombineerde 126uba/126t machtiging gevraagd. De rechter-commissaris heeft op 27 maart 2020 een machtiging voor de verwerking van
bewijsmateriaal afkomstig van Encrochat-toestellen afgegeven. In deze machtigingen zijn kaders gesteld voor en zijn voorwaarden verbonden aan de (verdere) verwerking van dit bewijsmateriaal. De voorwaarden dienden ertoe de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zo zorgvuldig mogelijk toe te passen en onnodige privacyschending ten aanzien van wie dan ook te voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen de Hoge Raad in zijn prejudiciële beslissing heeft overwogen, de machtigingen van de rechter-commissaris juridisch onverplicht zijn gevorderd en verleend. Het Nederlands strafvorderlijk stelsel biedt die ruimte, aldus de Hoge Raad, en zon machtiging kan dienstig zijn om bijvoorbeeld belangen van derden en het verschoningsrecht te waarborgen. Als, ook onverplicht, een machtiging is gevorderd en verleend, zijn de Nederlandse autoriteiten aan de daarin gestelde voorwaarden gebonden.
De raadsman heeft ten eerste aangevoerd dat het onderzoeksteam Vidar onderzoek heeft gedaan naar de Encrochat-gegevens, terwijl daarvoor geen toestemming bestond. De chats zijn in onderzoek Vidar gebezigd voor de identificatie van de verdachten. Het onderzoek naar de Encrochat-gegevens zou daarom zijn gedaan op basis van onrechtmatig verkregen gegevens uit onderzoek Vidar. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit het door de officier van justitie aangehaalde aanvullend proces-verbaal van 5 oktober 2021 blijkt dat de informatie afkomstig uit de telefoon van verdachte [medeverdachte 3] in onderzoek Vidar de aanleiding is voor de start van onderzoek Shifter. Het onderzoeksteam van Vidar heeft toestemming gekregen van de rechter-commissaris uit onderzoek 26Lemont om de Encrochat-dataset te analyseren. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat deze toestemming geen beperkingen kende in de te onderzoeken personen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De data uit zowel de in beslag genomen Encrochat-toestellen als de data uit de subset door 26Lemont verstrekt aan Vidar, hebben in Vidar geleid tot de identificatie van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] . De processen-verbaal identiteit zijn daarop met toestemming van de zaaksofficier van onderzoek Vidar gedeeld met onderzoek 26Lemont .
Het onderzoeksteam van 26Lemont heeft daarna verzocht om een machtiging ex. artikel 126uba Sv. Bij begeleidend schrijven van 16 maart 2020 heeft de officier van justitie de aanvraag van deze machtiging ex. artikel 126uba Sv in onderzoek 26Lemont toegelicht. De rechter-commissaris in de Rechtbank Rotterdam heeft deze machtiging, zoals reeds hiervoor vermeld, bij beschikking van 27 maart 2020 verleend.3
Vervolgens heeft in onderzoek 26Lemont nader onderzoek plaatsgevonden. De informatie zou slechts beschikbaar worden gesteld aan andere onderzoeken, voor zover die onderzoeken zich richten op strafbare feiten die in georganiseerd verband gepleegd zijn, en die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde. De uiteindelijke analyse van de chats heeft plaatsgevonden in onderzoek Shifter, nadat de officier van justitie in onderzoek 26Lemont toestemming heeft gegeven voor de overdracht op grond van artikel 126dd Sv.4
De verdediging heeft verder naar voren gebracht dat de rechter-commissaris niet in redelijkheid tot toestemming voor verstrekking van de berichten aan onderhavig onderzoek heeft kunnen komen, omdat er geen sprake was van feiten gepleegd in georganiseerd verband of van feiten die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren zoals bedoeld in artikel 126o Sv. De rechtbank stelt vast dat in het verzoek aan de rechter-commissaris was vermeld dat onderhavig onderzoek ziet op, kort gezegd, (internationale) drugshandel, al dan niet in georganiseerd verband. Dit blijkt uit de e-mail van 29 oktober 2020 die is bijgevoegd bij het aanvullend proces-verbaal met nummer ADRAA20126-10298.
De rechter-commissaris heeft beoordeeld of door deze informatie sprake was van een verdenking van ernstige, het maatschappelijk verkeer ontwrichtende strafbare feiten, gepleegd in georganiseerd verband. Volgens de rechter-commissaris was met de informatie van de officier van justitie aan dit criterium voldaan. Uit het proces-verbaal van verdenking tegen verdachte [verdachte] blijkt, net als uit
het verzoek aan de rechter-commisssaris, dat uit de analyse van de Encrochat-gesprekken volgt dat de gebruikers zich zouden bezighouden met -in het kort- (internationale) handel in drugs (zowel softdrugs als harddrugs).5 Gelet op deze door het Openbaar Ministerie aan de rechter-commissaris verstrekte informatie, heeft de rechter-commissaris in redelijkheid tot toestemming kunnen komen. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien dat de rechter-commissaris hierover onjuist zou zijn ingelicht.
De rechter-commissaris heeft een extra toets moeten aanleggen, waarbij is bekeken of de informatieoverdracht in overeenstemming is met aanvullende voorwaarden, opgesteld in het kader van de machtigingen van artikel 126uba en artikel 126t Sv. Deze voorwaarden bleken eveneens te zijn gerespecteerd. De rechter-commissaris heeft vervolgens toewijzend beschikt over het gebruik van Encrochat-data, vergaard in onderzoek 26Lemont , ten behoeve van onderzoek Shifter. Tot slot hebben de officieren van justitie van de Landelijke eenheid een proces-verbaal laten opmaken, waarin de bevindingen die hebben geleid tot toestemming van de rechter-commissaris om Encrochat-data te delen, worden onderschreven.6
De rechtbank is van oordeel dat de overdracht van Encrochat-berichten, vanuit onderzoeken 26Lemont en Vidar naar onderzoek Shifter, op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen. Op basis van een dubbele rechterlijke toetsing voldoet onderzoek Shifter, in zijn geheel beschouwd, aan de vereiste criteria om de data te mogen delen en te gebruiken. Er is bij iedere overdracht van gegevens sprake geweest van een machtiging van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft bovendien de procedure en het afwegingskader in voldoende mate toegelicht.
Nadat het dossier van Shifter op de lijst met onderzoeken is geplaatst, is verder onderzoek gedaan. De toevoeging van de berichten van de accounts [naam] , [naam] en [naam] aan het dossier levert dan ook geen vormverzuim op. Deze procedure kan kortom als “overall fair” worden beschouwd en is dus niet in strijd met artikel 6 van het EVRM.
Ten aanzien van de verwerking van de Sky-ECC-gegevens overweegt de rechtbank als volgt.
Onderzoek WERL betrof een onderzoek naar het bedrijf Sky-ECC. Er is informatie uit onderzoek WERL gedeeld met het onderzoeksteam van onderzoek Argus. Argus richtte zich parallel aan onderzoek 26Lemont dat zich richtte op Encrochat-gebruikers op criminele samenwerkingsverbanden onder de gebruikers van de cryptotelefoons van Sky-ECC. Voordat het onderzoeksteam de gegevens van het Sky-ECC-berichtenverkeer nader analyseerde, heeft het Openbaar Ministerie in Nederland ook in onderzoek Argus een extra rechterlijke toetsing verzocht betreffende de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die gemaakt zou kunnen worden op personen die zich in Nederland bevonden. Op basis van een door de officier van justitie gedane vordering heeft de rechter-commissaris te Amsterdam een machtiging afgegeven ex artikel 126t lid 1 en lid 6 Sv,7 en 126uba, lid 1 sub b Sv.8 De rechter- commissaris heeft deze machtiging toegelicht in een brief van 6 mei 2021.9 Deze machtiging is tussentijds tijdig verlengd en getoetst. Op basis van de verkregen machtiging heeft de officier van justitie een bevel afgegeven de verkregen informatie te analyseren binnen de door de rechter- commissaris gestelde voorwaarden. Op basis van deze analyse, is door de rechter-commissaris vervolgens aanvullende toestemming afgegeven voor inzage in en het gebruik van de in- en uitgaande communicatie van steeds een (data)set van SKY-IDs. De verantwoordelijke officier van justitie van onderzoek Argus heeft op 3 januari 2022 de informatie die van belang is gebleken voor onderzoek Shifter overgedragen naar het onderzoeksteam van onderzoek Shifter, op grond van artikel 126dd Sv.10
De raadsman heeft ter terechtzitting de vraag opgeworpen hoe het kan dat kennelijk in februari 2021 het onderzoeksteam Shifter al beschikte over gegevens uit het onderzoek Argus, immers is toen gebruik gemaakt van een IMSI-catcher. Bovendien bevat het dossier op pagina 1717 een afschermproces-verbaal waarin is opgenomen dat verdachte [verdachte] een afspraak zou hebben met een onbekende Duitser. Hieruit blijkt volgens de raadsman dat het onderzoeksteam Shifter al beschikte over informatie uit het onderzoek Argus, zonder voorafgaande machtiging van de rechter commissaris.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van hetgeen hiervoor is overwogen er geen reden is om er aan te twijfelen dat steeds toestemming van de rechter-commissaris is verkregen, voordat gebruik is gemaakt informatie in een strafonderzoek. Daarnaast overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat bij het onderzoek met de IMSI-catcher gebruik is gemaakt van Sky-ECC-gegevens afkomstig uit onderzoek Argus. Het onderzoek Shifter was toen al gestart en op basis van de rechtmatig verkregen gegevens uit het onderzoek 26Lemont , bestond er toen reeds een verdenking tegen verdachte [verdachte] . Ten aanzien van de ontmoeting met de onbekende Duister overweegt de rechtbank dat, zo hierbij al sprake zou zijn van gegevens uit het onderzoek Argus, op geen enkele wijze hieruit zou kunnen volgen dat de Sky-ECC-gegevens in het onderzoek Shifter die de rechtbank voor het bewijs gebruikt onrechtmatig zouden zijn verkregen, alleen al niet omdat de ontmoeting met de onbekende Duitser na de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. Ook is niet aannemelijk geworden dat er anderszins sprake zou zijn van schending van het recht op een eerlijk proces.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de overdracht van Sky-ECC-berichten, vanuit onderzoek Argus naar onderzoek Shifter, op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen. Op basis van een dubbele rechterlijke toetsing voldoet onderzoek Shifter, in zijn geheel beschouwd, aan de vereiste criteria om de data te mogen delen en te gebruiken. Er is bij iedere overdracht van gegevens sprake geweest van een machtiging van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft bovendien de procedure en het afwegingskader in voldoende mate toegelicht.
De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting worden, gelet op het voorgaande, verworpen. De rechtbank is aldus van oordeel dat de Encrochat-berichten en de Sky-ECC-berichten voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
2.2.
Bewijsbaarheid van het ten laste gelegde
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ter zake van alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, naast zijn verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de Encrochat- en Sky-ECC- gegevens, betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe ten eerste aangevoerd dat bij de interpretatie van Encrochat-gegevens behoedzaamheid moet worden betracht. Met betrekking tot de identificatie van de Encrochat- gebruikers [naam] en [naam] heeft de raadsman aangevoerd dat verbalisanten deze conclusie hebben getrokken op basis van afgeleide omstandigheden. Deze omstandigheden zijn onvoldoende identificerend om tot de conclusie te kunnen komen dat verdachte de vaste gebruiker is geweest van deze accounts. De identificatie van [naam] is gebaseerd op zendmasten rondom de woning van verdachte, maar op basis van de zendmastgegevens kan niet worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is. De enige conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat de telefoon masten aanstraalt in een geografisch cluster in de omgeving van Leeuwarden. Ook ten aanzien van de aan verdachte gekoppelde Sky-ECC-accounts kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat verdachte de vaste gebruiker van deze accounts was. Dat bij het Sky-account [naam] hetzelfde taalgebruik voorkomt als bij het Encrochat-account [naam] , is onvoldoende onderscheidend. Daarnaast zou de gebruiker van de beide Sky-accounts [naam] en [naam] de bijnaam [naam] gebruiken, die verdachte ook op zijn Wickr-account gebruikt. Deze stelling is echter slechts een vermoeden en volg niet rechtstreeks uit de gegevens uit het strafdossier. Deze bijnaam is ook niet op een andere manier aan verdachte te koppelen. Alle gegevens bij elkaar vormen onvoldoende basis om de conclusie te dragen dat verdachte de gebruiker van deze accounts is geweest, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 1 en het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman geen nader verweer gevoerd. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de Encrochat- en Sky-ECC-berichten slechts één bron zijn, en dat dit niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Op basis van het strafdossier kan niet worden vastgesteld dat daadwerkelijk sprake is geweest van ice (methamfetamine). Ander steunbewijs is niet voorhanden. Ook wanneer de rechtbank
tot de conclusie zou komen dat daadwerkelijk sprake is geweest van methamfetamine, kan op basis van het berichtenverkeer nog niet zonder meer worden vastgesteld dat de rol van verdachte groot genoeg is geweest om hem als medepleger aan te merken. Er lijkt geen sprake te zijn geweest van een gezamenlijk plan; de enige betrokkenheid van de Encrochat-gebruiker [naam] is dat hij iemand beschikbaar heeft gesteld om te rijden. Dit maakt dat verdachte moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat de Sky-ECC-accouns die aan verdachte worden toegeschreven, geen strafbare rol hebben gespeeld. Uit het strafdossier blijkt niet dat er een ontmoeting is geweest die in relatie stond tot voorbereidingshandelingen voor het uitvoeren van een hoeveelheid A-olie. Dit maakt dat verdachte ook van het onder 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen11
ten aanzien van de identificatie van Encrochat- en Sky-IDs
Het dossier van het onderzoek Shifter bevat een grote hoeveelheid chats. Deze chats werden uitgewisseld via encrypted telefoons met Encrochat-accounts, telkens met een door de gebruiker al dan niet zelfgekozen naam, en door middel van SKY-ECC accounts, met een cijfer/lettercombinatie. In onderhavige zaak komt het voor de bewijsvoering in belangrijke mate aan op de inhoud van deze ter beschikking gekomen cryptocommunicatie. De vraag die, al dan niet in reactie op het verweer van de raadsman, daarom allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde cryptoaccounts. De rechtbank neemt, vanwege de onderlinge verwevenheid tussen de zaken van de medeverdachten, de voor het geheel van de tenlasteleggingen in onderzoek Shifter relevante identificaties in alle zaken op, hoewel die identificaties strikt genomen niet voor ieders afzonderlijke tenlastelegging noodzakelijk zijn. Verder zal worden stilgestaan bij de identificatie van de in het dossier gebruikte bijnamen.
[naam]
In onderzoek Vidar is onderzoek gedaan naar onder meer (internationale) handel in verdovende middelen. Bij aanhoudingen en doorzoekingen zijn van diverse verdachten Encrochat-telefoons in beslag genomen. De gebruikersnaam [naam] is een direct contact van de gebruikersnaam [naam] , die in gebruik was bij verdachte [medeverdachte 3] . Verbalisant [naam] heeft onderzoek gedaan naar de telecom-locatiegegevens en de chatberichten van de Encrochat gebruiker [naam] . De gebruikersnaam [naam] is door andere gebruikers onder meer opgeslagen onder de namen: [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] (door [medeverdachte 3] ). Het account [naam] maakte gebruik van een telefoontoestel met het IMEI-nummer [nummer] . Dit toestel maakte voornamelijk gebruik van telefoonmasten in
Leeuwarden.12 Door de gebruiker van het account [naam] .@encrochat.com werd voornamelijk gebruik gemaakt van het wachtwoord: [naam] .
De chats hebben mede geleid tot de identificatie van de gebruiker van het account [naam] . Op 16 mei 2020 hebben ' [naam] ' en ' [naam] ' een gesprek, waarin de gebruiker van ' [naam] ' vraagt of
' [naam] ' naar de woning van zijn neef komt, aan de [adres] .13 Op dit adres stond volgens de Gemeentelijke Basisadministratie [medeverdachte 1] ingeschreven. Het was verbalisant ambtshalve bekend dat dit een neef is van medeverdachte [medeverdachte 1] , en dat medeverdachte [medeverdachte 1] lid is van [naam] , [naam] . Ook spreekt de gebruiker van [naam] af op de [adres] en de [adres] , dit zijn locaties nabij het adres van medeverdachte [medeverdachte 1] , namelijk [adres] .14 Uit de bijnamen ( [naam] ) die andere gebruikers geven aan [naam] , kan blijken dat de gebruiker van [naam] een Surinaamse achtergrond heeft, dan wel een link met Suriname heeft. Uit bedrijfsinformatiesystemen van de politie blijkt dat de moeder van medeverdachte [medeverdachte 1] geboren is in Suriname. Uit de bijnaam [naam] kan blijken dat de gebruiker afkomstig is uit het Noorden , dan wel een andere link heeft met het noorden . Ook kan blijken dat hij ' [naam] ' genoemd wordt. Dit komt overeen met de woonplaats van medeverdachte [medeverdachte 1] (Leeuwarden) en met zijn voornaam.15
Sky-IDs [naam] en [naam]
Op vijf momenten zijn door het Team Observatie en Techniek de technische identificatienummers van telefoontoestellen gescand in de nabije omgeving van het adres [adres] in Leeuwarden, waar medeverdachte [medeverdachte 1] ten tijde van de metingen op het betreffende adres ingeschreven stond. Uit de analyse van alle vijf de scansessies kwamen IMSI-code [nummer] en IMEI-code [nummer] naar voren.16
Eerder heeft verbalisant de conclusie getrokken dat medeverdachte [medeverdachte 1] gebruikmaakte van de Encrochat-account [naam] @encrochat com, met als bijnaam [naam] . Uit analyse blijkt dat IMEI-nummer [nummer] gekoppeld is aan Sky-account [naam] met eveneens de bijnaam [naam] .
Het Sky-account [naam] was van 28 december 2020 tot en met 7 maart 2021 actief. Voormeld IMEI- nummer heeft zendmasten aangestraald in Leeuwarden en omgeving, waarbij in de nachten overwegend een zendmast werd aangestraald die dekking geeft aan de [adres] , [adres] en het [adres] in Leeuwarden. Dit is in de buurt van de [adres] te Leeuwarden.17
Uit analyse komt nog één account naar voren met de bijnaam [naam] . Dit is het Sky-account [naam] . Aan dit Sky-account zijn IMSI-code [nummer] en IMEI-code [nummer] gekoppeld. Dit account was van 22 juni 2020 tot en met 8 januari 2021 actief. Ook dit account straalt zendmasten aan in Leeuwarden en omgeving. In de nacht wordt overwegend een zendmast aangestraald die
dekking geeft aan de [adres] , [adres] en het [adres] in Leeuwarden. Dit is in de buurt van de [adres] te Leeuwarden. Ten slotte hebben [naam] en [naam] veel gedeelde contacten.18
Verbalisant [naam] heeft de beschikbare Encrochat- en Sky-ECC-berichten geanalyseerd. Door de gebruiker van [naam] en de gebruiker van het account [naam] worden veelvuldig dezelfde uitspraken gedaan. Zo wordt veelvuldig over [naam] gesproken, waarmee wordt gedoeld op de gebruiker van het Encrochat-account [naam] . Ook blijkt dat zowel [naam] met [naam] als [naam] met [naam] spreken over 'buurman' en een 'wandeling maken'.19
Op verschillende dagen en tijdstippen in januari en februari 2021 is middels zogenaamde IMSl-scans vastgesteld dat een iPhone 7 met IMEI-nummer [nummer] zich in de woning aan de [adres] in Leeuwarden bevond. Uit analyse bleek dat met deze iPhone 7 gecommuniceerd werd via Sky-ECC, en dat deze gekoppeld was aan het Sky-account [naam] . Uit analyse van de gegevens van deze printertap blijkt dat iPhone 7 van [naam] van 26 februari 2021 tot 13 april 2021 te 14:30 uur gebruik maakt van een simkaart met telefoonnummer [nummer] en dat er alleen dataverkeer is. Echter, op 13 april 2021 te 14:32.30 uur tot 20 mei 2021 maakt deze iPhone 7 gebruik van een simkaart met telefoonnummer + [nummer] . Tijdens de doorzoeking op 2 november 2021 in de woning aan de [adres] te Leeuwarden, werd in de keuken een simkaarthouder van Lebara aangetroffen. De simkaart was uit de simkaarthouder verwijderd. De simkaarthouder vermeldde het mobiele nummer [nummer] . Aldus is in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] een simkaarthouder aangetroffen die hoort bij het simkaartje dat tussen 13 april en 20 mei 2021 gebruikt is in de iPhone 7 met IMEI- nummer [nummer] . Dit is dezelfde iPhone 7 waarmee gecommuniceerd werd via het Sky-ECC-account [naam] .20
[naam] en [naam] @encrochat.com
Net als ten aanzien van het Encrochat-account [naam] , zijn de Encrochat-accounts
[naam] en [naam] aangetroffen als directe contacten van de gebruikersnaam [naam] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte 3] in onderzoek Vidar. De gebruiksnamen waren opgeslagen als [naam] en [naam] . [naam] bleek als status te hebben: new mail: [naam] . [naam] had als status: Old mail: [naam] .21
Verbalisant [naam] heeft de chats en telecom-locatiegegevens geanalyseerd. Uit diverse chats tussen [naam] met andere gebruikers kwamen indicaties naar voren over de identiteit van [naam] .22 Op 8 april 2020 en 7 mei 2020 is [naam] in gesprek met [naam] en maken ze een afspraak om elkaar te ontmoeten. Ze spreken af elkaar te ontmoeten bij de garage van [naam] aan de [adres] .23 Uit meerdere chatberichten blijkt de gebruiker van username [naam] meerdere malen af te spreken bij
zijn garage op de [adres] op de [adres] . Uit gegevens van het Kadaster blijkt dat verdachte [verdachte] eigenaar is van een berging/stalling aan de [adres] , te Leeuwarden. In een chat van 18 mei 2020 met [naam] zegt deze: 'Zit een latexhandschoen voor jullie camera'. Het antwoord van [naam] hierop is: Plotie binnen geweest'. Hieruit maakt verbalisant op dat er politie binnen is geweest op een locatie waar een camera hangt. De gebruiker van de username [naam] heeft kennelijk zeggenschap over of belang bij deze locatie. Dit komt overeen met een bezoek van de politie aan het clubhuis van de [naam] in Leeuwarden. Op 20 april 2020 werd door de politie het clubhuis van de [naam] Leeuwarden aan de [adres] in Leeuwarden bezocht. Tijdens de binnentreding van het pand werd een latex handschoen over een camera bij het clubhuis geschoven. Gebleken is dat verdachte [verdachte] na een bestuurswisseling president is geworden van de [naam] Leeuwarden. De in de contactenlijst van verdachte [medeverdachte 3] opgeslagen namen kunnen een verwijzing zijn naar de opvallende wijnvlek in het gezicht van verdachte [verdachte] .24
Op 2 november 2021 is tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte [medeverdachte 1] is een iPhone 8 in beslag genomen. Deze telefoon is uitgelezen. Tussen de veilig gestelde gegevens zat een whatsapp-gesprek met [naam] , de vriendin van verdachte [medeverdachte 1] . Het volledige gesprek bevatte foto's van de kinderen van verdachte en [naam] en fotos van de verbouwing van de woning aan de [adres] te Leeuwarden. Op 4 mei 2020 stuurt [naam] het bericht naar medeverdachte [medeverdachte 1] met de tekst: " [naam] is er”. Daarna wordt het bericht verstuurd: ”OK, kom er aan.” Uit het veiliggestelde Encrochat-berichtenverkeer tussen [naam] en [naam] blijkt dat [naam] de afspraak maakt dat hij op 4 mei 2020 bij [naam] komt.25
Sky-IDs [naam] en [naam]
In onderzoek Shifter zijn op bevel van de officier van justitie door het Team Observatie en Techniek op vier momenten technische identificatienummers van telefoontoestellen gescand in de nabije omgeving van het adres [adres] in Leeuwarden. Uit de Gemeentelijke basisadministratie bleek dat verdachte [verdachte] ten tijde van de metingen op het betreffende adres ingeschreven stond. Uit de analyse van alle vier de scansessies kwam het IMEI-nummer [nummer] naar voren.26 Uit een analyse van bleek dat dit IMEI-nummer gekoppeld was aan Sky-account [naam] . Dit account heeft de bijnaam
" [naam] ". Dit account was van 28 december 2020 tot en met 7 maart 2021 actief. Dit IMEI-nummer heeft zendmasten aangestraald in Leeuwarden en omgeving. In de nacht werd overwegend een zendmast aangestraald in de buurt van de [adres] te Leeuwarden.
Ee account met dezelfde bijnaam, [naam] , bleek veelal dezelfde zendmasten te hebben aangestraald. Dit betreft het Sky-account [naam] . Dit account was actief van 22 juni 2020 tot en met 8 januari 2021. Ook dit account straalde veelal zendmasten aan in Leeuwarden en omgeving. In de nacht werd overwegend een zendmast aangestraald in de buurt van de [adres] te Leeuwarden. Bovendien had het account [naam] meermalen contact met het account [naam] , net als [naam] contact had met
[naam] .27
Verbalisant [naam] heeft nader onderzoek gedaan naar het berichtenverkeer van het Sky-account [naam] . Na analyse van de beschikbare Encrochat-berichten en Sky-ECC berichten is gebleken dat door de gebruiker [naam] op Encrochat en de gebruiker van de Sky accounts [naam] en [naam] veelvuldig hetzelfde woordgebruik wordt gehanteerd.28 Ten slotte is gebleken dat [naam] en [naam] in Sky-ECC veel dezelfde contacten hebben.29
Verbalisant [naam] heeft een chat gesprek tussen [naam] en [naam] @encrochat.com van 7 mei 2020 bekeken. Uit het gesprek tussen [naam] en [naam] wordt duidelijk dat [naam] gebruik maakt van de Wicker-gebruikersnaam " [naam] ". Hij stuurt namelijk de tekst: "Mijn wicker is [naam] ".30
Verbalisant [naam] heeft onderzoek gedaan naar de historische gegevens van de iPhone 7 met IMEI- nummer [nummer] , waarvan gebleken is dat deze telefoon zich in de nabijheid van de woning aan de [naam] te Leeuwarden bevond. Het Sky-account [naam] werd in ieder geval tussen 28 december 2020 en 7 maart 2021 gebruikt in deze iPhone 7. Uit analyse van gegevens bleek dat er vanaf 23 maart 2021 een nieuwe simkaart in de iPhone 7 is geplaatst, met als telefoonnummer + [nummer] .
Vervolgens heeft verbalisant van dit telefoonnummer de historische gegevens opgevraagd van 23 maart 2021 tot en met 28 april 2021. Hieruit kwam naar voren dat de simkaart met dit telefoonnummer + [nummer] in deze periode voornamelijk gebruik heeft gemaakt van de iPhone 7 met IMEI-nummer [nummer] . Bij IMEI- nummers kan het eindcijfer verschillen, zoals hier de 8 en de
4. Dit heeft te maken met het al dan niet toepassen van de juiste controlemethode om het eindcijfer te bepalen. Ondanks afwijkende eindcijfers gaat het wel degelijk om hetzelfde toestel. Op 2 november 2021 is in de woning van verdachte [verdachte] , de woning aan de [adres] in Leeuwarden, een iPhone 7 aangetroffen en in beslag genomen. De gegevens uit deze telefoon werden veiliggesteld, en hieruit bleek dat het toestel het IMEI-nummer [nummer] had. Dit is hetzelfde toestel als waar de simkaart met het telefoonnummer + [nummer] in geplaatst is op 12
april 2021. Er zat op het moment van inbeslagname geen simkaart in de iPhone 7.31
[naam] @encrochat.com
Uit analyse van de gesprekken van Encrochat-accounts [naam] en [naam] bleek dat er regelmatig berichten zijn verstuurd naar en ontvangen van het account [naam] . Verbalisant [naam] heeft onderzoek gedaan naar het berichtenverkeer. Er waren chatberichten tussen [naam] en [naam] beschikbaar van 22 april 2020 tot en met 26 mei 2020 en chatberichten tussen [naam] en [naam] beschikbaar van 1 april 2020 tot en met 3 juni 2020. [naam] had [naam] onder de nickname [naam] opgeslagen.32 Uit gegevens van het politiesysteem BlueSpot bleek dat de bijnaam van [medeverdachte 2] [medeverdachte 2] is. Verdachte [medeverdachte 2] is lid van de [naam] . Dit is het tweede gedeelte van de nickname waaronder [naam] heeft opgeslagen. Uit één van de gesprekken is gebleken dat [naam] zegt dat de ice bij hem in Eindhoven opgehaald moet worden. [naam] geeft aan [naam] het adres [adres] te Eindhoven door. Op dit adres staat medeverdachte [medeverdachte 2] ingeschreven.33
Bewijsoverwegingen met betrekking tot de identificatie
De rechtbank heeft voor de identificatie van de Encrochat- en Sky-ECC-accounts hierboven de redengevende feiten en omstandigheden uit de processen-verbaal uiteengezet. In tegenstelling tot de verdediging, die ter betwisting van de identificatie telkens vraagtekens heeft gesteld bij iedere bevinding afzonderlijk, heeft de rechtbank de redengevende feiten en omstandigheden in zijn geheel en in hun onderlinge samenhang bezien en beoordeeld.
Ten aanzien van het account [naam] zijn er meerdere berichten aangetroffen waarin wordt verwezen naar de verblijfplaats van de gebruiker van het account aan de [adres] te Leeuwarden, waar medeverdachte [medeverdachte 1] woonachtig is. Daarnaast geeft de gebruiker van het account aan dat zijn neef woonachtig is aan de [adres] te Leeuwarden. Uit de BRP-gegevens bleek dat een neef van medeverdachte [medeverdachte 1] op dat adres stond ingeschreven. De gebruikersnaam [naam] is door andere gebruikers opgeslagen onder verschillende bijnamen, die naar het oordeel van de rechtbank verwijzen naar een Surinaamse afkomst en op zijn minst affiniteit met [naam] . Ten slotte maakte het account [naam] van een telefoontoestel dat voornamelijk gebruik maakte van telefoonmasten in Leeuwarden. De optelsom van deze bevindingen laat naar het oordeel van de rechtbank zien dat medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van Encrochat-account [naam] , en dat alle berichten aan medeverdachte [medeverdachte 1] als gebruiker van het account zijn toe te schrijven.
Ten aanzien van het Sky-ECC-account [naam] is, bij IMSI-nummervergaring in de nabije omgeving van het adres [adres] , de IMEI-code [nummer] naar boven gekomen. Dit IMEI-nummer heeft zendmasten in Leeuwarden en omgeving aangestraald. Dit nummer was daarnaast gekoppeld aan voornoemd Sky- account, met als bijnaam [naam] . Deze bijnaam werd ook gehanteerd bij het Encrochat-account [naam] . Daarnaast is gebleken dat een iPhone 7 met IMEI-nummer [nummer] zich in de woning aan de [adres] in Leeuwarden bevond. Tijdens de doorzoeking is een simkaarthouder aangetroffen, die hoorde bij de simkaart die enige tijd is gebruikt in deze iPhone. Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de iPhone 7 die in de woning van verdachte is aangetroffen, dezelfde telefoon was waarmee gecommuniceerd werd via het Sky-ECC-account [naam] . Door de
gebruiker van het Sky-account [naam] en het Encrochat-account [naam] werden dezelfde uitspraken gedaan. Daarnaast hadden de beide Sky-accounts [naam] en [naam] dezelfde contactpersonen opgeslagen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op deze gegevens, niet anders zijn dan dat verdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van deze Sky-ECC-accounts. Er zijn meerdere gegevens die, in samenhang met het Encrochat-account [naam] , laten zien dat verdachte de gebruiker van deze Sky-ECC-accounts is geweest. Daar komt bij dat verdachte geen enkele verklaring heeft afgelegd over deze gegevens.
Ten aanzien van de Encrochat-accounts [naam] en [naam] blijkt uit het berichtenverkeer dat de gebruiker van het account [naam] afspreekt bij zijn garage op de [adres] op de [adres] te Leeuwarden, waarvan verdachte [verdachte] eigenaar is. Ook is een specifiek gesprek aangetroffen over een locatie waar een handschoen over een camera is geplaatst. Dit gesprek komt overeen met een bezoek van de politie aan het clubhuis van de [naam] te Leeuwarden, waarvan verdachte [verdachte] de president was. De gebruikersnamen waren onder meer opgeslagen als [naam] en [naam] . [naam] heeft de status: new mail: [naam] en [naam] heeft de status: Old mail: [naam] . Uit WhatsAppberichtenverkeer tussen verdachte [medeverdachte 1] en zijn vriendin bleek dat ook werd gesproken over [naam] , hetgeen qua datum overeenkwam met Encrochat-berichtenverkeer tussen [naam] en [naam] . Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat deze opgeslagen bijnamen verwijzen naar de opvallende wijnvlek in het gezicht van verdachte [verdachte] . Deze gegevens wijzen erop dat verdachte de gebruiker is geweest. Bij aanvullend proces-verbaal van 9 september 2024 ( [nummer] ) heeft de politie de zendmastgegevens toegelicht, waaruit blijkt dat er meer dan duizend keer gebruik is gemaakt van vier Cell-IDs met een zendgebied waarbinnen de woning van verdachte [verdachte] zich bevond. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte [verdachte] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts [naam] en [naam] .
Ten aanzien van Sky-ID [naam] is gebleken dat het IMEI-nummer, dat is gescand in de nabije omgeving van de woning van verdachte [verdachte] , gekoppeld was aan het Sky-account [naam] . Dit IMEI-nummer hoorde bij een iPhone 7. In deze iPhone heeft een sim kaart gezeten met een telefoonnummer dat gekoppeld kan worden aan de iPhone die bij de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte] is aangetroffen. Het account had de bijnaam [naam] . Het account [naam] had dezelfde bijnaam. Daarnaast werd door deze accounts veelvuldig hetzelfde woordgebruik gehanteerd en hadden zij veel dezelfde contacten. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen deze gegevens erop dat verdachte [verdachte] de gebruiker is geweest van deze beide accounts, temeer nu hij zelf geen enkele verklaring heeft afgelegd.
Ten aanzien van het Encrochat-account [naam] is de rechtbank van oordeel dat de gegevens zodanig specifiek zijn, dat het niet anders kan zijn dan dat medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van dit account. Er wordt door [naam] gezegd dat bij hem in Eindhoven ice moet worden opgehaald. Vervolgens wordt er iemand naar het adres van medeverdachte [medeverdachte 2] gestuurd. Dat andere mensen ook gebruik zouden maken van deze woning, is niet gebleken. Ook de gebruikte [naam] wijzen zeer specifiek op verdachte. Verdachte [medeverdachte 2] heeft namelijk een Harley Davidson [naam] op zijn naam gehad.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachten in de ten laste gelegde periode de vaste gebruikers waren van de genoemde Encrochat- accounts en Sky-ECC-accounts die door het Openbaar Ministerie aan hen zijn toegeschreven en dat verdachten de daarop aangetroffen chatgesprekken hebben gevoerd.
Ten aanzien van het Sky-ECC-account [naam] blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat dit gekoppeld kan worden aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 september 2021 blijkt dat onder meer de nicknames [naam] en [naam] wordt gebruikt. Deze bijnamen zijn naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf onvoldoende onderscheidend om de conclusie te dragen dat medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is
geweest van dit account. Ook de zendmastgegevens bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om deze conclusie te dragen, nu de zendmasten in Eindhoven een omvangrijk dekkingsgebied hebben, met vele adressen. Dat het adres van [medeverdachte 2] in dit dekkingsgebied valt, is dan ook onvoldoende om vast te stellen dat medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van dit account.
De rechtbank hanteert ten slotte, volgens vaste jurisprudentie, als uitgangspunt dat een Encrochat en/of SKY-ECC-account in beginsel behoudens expliciete aanwijzingen voor het tegendeel waarvan in deze zaak niet is gebleken door één persoon wordt gebruikt en dat die gebruiker ook bekend was bij de andere partij in een chat/conversatie.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Er is onderzoek gedaan naar Encrochat-gegevens, verstrekt vanuit onderzoek 26Lemont, en heeft het berichtenverkeer tussen de accounts [naam] en [naam] en het berichtenverkeer tussen de accounts [naam] en [naam] beschreven.34
Op 1 april 2020 stuurt [naam] een aantal foto's van hennep naar [naam] en zegt daarbij dat het 2.4 kilo is. Verbalisant herkent de groene stukken plant op de fotos ambtshalve als hennep. Vervolgens zegt [naam] tegen [naam] dat hij 4,5 of 5 kilo heeft. [naam] zegt vervolgens tegen [naam] dat de 2.4 kilo hun rond de 31 zal kosten. [naam] heeft 2183 liggen en [naam] heeft 2.4 kilo. [naam] zegt dat het dan zo spoedig mogelijk de kant van [naam] op gaat.35 Gezien de eerder verstuurde foto's van [naam] naar [naam] , het daarbij genoemde gewicht en de eerdere gesprekken tussen [naam] en [naam] , is het aannemelijk dat het in bovenstaande gesprekken om haze gaat. Haze is een hennepsoort.36
Uit een chatgesprek van 2 april 2020 blijkt dat [naam] en [naam] besluiten dat het het beste is om het maandag te versturen. [naam] heeft vanavond pas de centen nodig. [naam] zal aan ' [naam] ' vragen of het oké is dat het geld bij ' [naam] ' aankomt, op het adres van ' [naam] '.37 Kort daarna stuurt [naam] drie foto's met daarop henneptoppen naar [naam] waarbij hij zegt dat ze die afnemen van
' [naam] '. [naam] vraagt of [naam] Haze voor zijn vriend heeft. Dat heeft [naam] en [naam] denkt ook dat maandag het beste is om het te versturen, hij zal voor maandag ook een transport voor de ' [naam] ' proberen. [naam] vraagt hoe het er uitziet, waarop [naam] hem dezelfde foto's stuurt als die hij daarvoor naar [naam] had gestuurd. Vervolgens zegt [naam] tegen [naam] dat ' [naam] ' ingelicht kan worden.38 [naam] en [naam] halen tussen zes en zeven de hennep bij ' [naam] ' op. [naam] heeft contact met ' [naam] '.
Op 5 april 2020 zegt [naam] tegen [naam] dat hij een adres voor morgen 12 uur nodig heeft en dat [naam] moet vragen of een pakbrief wel of niet nodig is. 's Avonds zegt [naam] dat het 4687 geworden is. Ze spreken af dat [naam] het rond 10 uur bij [naam] brengt. Tijdens het gesprek hierboven tussen [naam] en [naam] heeft [naam] ook een gesprek met [naam] . [naam] geeft aan dat hij de volgende dag het geld zal sturen, eerst 15k en twee dagen later nog een keer. [naam] zegt dat als 'het' daar is dat hij meteen het geld zal sturen. [naam] heeft een adres en naam nodig waar hij het geld heen kan sturen. De volgende dag, 6 april 2020, zegt [naam] tegen [naam] dat het geld naar de [adres] in Leeuwarden moet. Tevens zegt [naam] dat vandaag de 'pick up' is en dat hij het zal versturen naar [naam] . [naam] bevestigt dat vandaag de 'pick up' is en dat hij vandaag het geld zal sturen.39
Op 8 april 2020 informeert [naam] dat het aangekomen is en dat het pakket beter dicht gemaakt moet worden. [naam] zegt dat het 4690 gram is in plaats van 5 kilogram.40 Op 8 april 2020 vraagt [naam] aan [naam] of het geld binnen is en zegt hij dat [naam] het binnen heeft en dat het beter verpakt moet worden. [naam] zegt dat de 'poen' vandaag komt en dat hij tussen 17 en 17.30 uur naar
' [naam] ' gaat. 's Middags informeert [naam] dat het geld binnen is, er zat 13k in.41
Op 11 april zegt [naam] dat het transport niet doorgegaan is in verband met de nationale vakantie en dat hij het de volgende dag zelf brengt. [naam] koppelt dat terug aan [naam] .42
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het berichtenverkeer tussen [naam] en [naam] (waarvan de rechtbank hierboven heeft vastgesteld dat de medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte de gebruikers waren) blijkt dat er een foto wordt gestuurd en dat er een gewicht wordt genoemd. Door verbalisant wordt op de foto hennep herkend. Er zijn twee partijen hennep, namelijk een partij van 2183 gram en een partij van 2400 gram. Medeverdachte [medeverdachte 1] communiceert vervolgens met een niet geïdentificeerde gebruiker, [naam] . Met deze [naam] communiceert medeverdachte, anders dan met de andere Encrochat-gebruikers, telkens in het Engels. Hieruit leidt de rechtbank af dat deze [naam] de Nederlandse taal kennelijk niet machtig is. Uit deze berichten kan daarnaast worden afgeleid dat de partij hennep wordt aangeboden aan deze onbekende gebruiker, [naam] . Uit het berichtenverkeer tussen verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt voorts dat zij afstemming zoeken over het ophalen en versturen van het pakket. Daarnaast blijkt uit het berichtenverkeer tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en deze onbekende [naam] dat er prijsafspraken worden gemaakt en dat er wordt gecommuniceerd over de wijze van betalen en over afleveren. Uit het berichtenverkeer blijkt daarnaast dat het geld is afgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee komen vast te staan dat sprake is geweest van een voltooide verkoop van hennep. Gelet op het gegeven dat er gedurende deze periode van twaalf dagen door verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] steeds onderling wordt gecommuniceerd en dat er steeds onderlinge afspraken worden gemaakt over de levering en betaling, is naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Het ten laste gelegde medeplegen is in zoverre bewezen.
Uit het bericht van [naam] , inhoudende dat het transport op 11 april 2020 niet is doorgegaan vanwege een nationale vakantie, leidt de rechtbank af dat de hennep naar Duitsland is getransporteerd. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat in Duitsland de Paasvakantie een nationaal gehanteerde vakantie is. Het ten laste gelegde bestanddeel buiten het Nederlands grondgebied gebracht is in zoverre bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Voorts is er onderzoek gedaan naar Encrochat-gesprekken tussen [naam] en [naam] , vanaf 14 mei 2020, en gesprekken tussen [naam] en [naam] . Op 14 mei 2020 vraagt [naam] aan [naam] om 'ice' en de prijs daarvan. De volgende dag zegt [naam] tegen [naam] dat 'ice' 7500 is. [naam] zegt dat hij er nog op terug komt.43 Op 16 mei 2020 stuurt [naam] naar [naam] dat hij 'ice' heeft. Op 17 mei 2020 vraagt [naam] of [naam] een foto van de 'ice' heeft. Drie dagen later vraagt [naam] aan [naam] wanneer hij 2 kilo 'ice' af kan nemen. Op 25 mei 2020, na het weekend, stuurt [naam] een afbeelding naar [naam] met daarop waarschijnlijk de 'ice'. [naam] zegt vervolgens dat ze morgen klaar zijn en [naam] vindt dat oké. Verbalisant herkende de kristallen die op de foto te zien zijn, ambtshalve als methamfetamine, oftewel 'ice'.44
Op 26 mei 2020 zegt [naam] tegen [naam] dat ze een probleem hebben omdat de 2 kilo klaar is om te worden verzonden.45 Op 26 mei 2020 om 20:53 uur vraagt [naam] aan [naam] of hij al wat weet, de man is nu bij [naam] . [naam] zegt dat hij toevallig met hem aan het appen is en dat het bij die twee blijft voor nu. [naam] vraagt wanneer [naam] het op komt halen. [naam] zegt dat het donderdag of vrijdag wordt en vraagt hoe het verpakt is. [naam] antwoordt daarop dat het in plastic bakjes zit, zoals op die foto. Om 20:55 uur zegt [naam] tegen [naam] dat de spullen donderdag of vrijdag opgehaald moeten worden. [naam] vraagt of hij het voor vrijdag zal regelen. [naam] zal 'hem' even vragen of dat past. Om 20:57 uur vraagt [naam] aan [naam] wat hem beter past, donderdag of vrijdag? [naam] zegt dat het door een meisje opgehaald wordt. [naam] vraagt of dat wel veilig is. Om 21:31 uur zegt [naam] tegen [naam] dat het wel safe is. [naam] vraagt of ze dan ook papieren bij zich heeft. [naam] bevestigt dat en zegt dat ze voor hem rijdt. [naam] vindt het oké en zegt dat het donderdag dan moet. Om 21:34 uur zegt [naam] tegen [naam] dat dit het liefst op donderdag moet en dat hij er om half is. [naam] vindt dat goed en zegt dat het beter in de middagspits kan. Hij zal het
morgen aan haar doorgeven en vraagt waar ze moet zijn. Om 21:35 uur vraagt [naam] aan [naam] welke plaats. [naam] antwoordt: Eindhoven, bij mij. Om 21:36 uur zegt [naam] tegen [naam] dat ze in Eindhoven moet zijn.46
Op 27 mei 2020 om 13:31 uur zegt [naam] via de Encrochat tegen [naam] dat het meisje de volgende dag tussen 15 en 16 uur daar is. Om 19:20 uur geeft [naam] het adres [adres] te Eindhoven door. Op 28 mei 2020 om 12:50 uur, vraagt [naam] via de Encrochat aan [naam] hoever ze is. [naam] antwoordt: 25 min. Om 13:11 uur zegt [naam] dat het een klein blond meisje is met bril in een zwarte Polo. [naam] vraagt aan [naam] of hij hem laten weten als ze binnen is en dat ze haar telefoon in de auto laat. Om 13:25 uur zegt [naam] dat ze er is. [naam] antwoordt daarop dat hij het zal laten weten als ze er is, dat zal rond 6 zijn als er geen file is. Om 13:26 uur zegt [naam] dat ze terug gaat. Om 17:14 uur is het meisje waarschijnlijk weer terug, aangezien [naam] tegen [naam] zegt: Is binnen heb op de plaats gelegd.47
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het Encrochat-berichtenverkeer tussen [naam] en [naam] (medeverdachteen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] aan medeverdachte [medeverdachte 2] vraagt om ice. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat daarmee methamfetamine wordt bedoeld. Er wordt gevraagd om fotos. Verbalisant heeft op de fotos ambtshalve de kristallen herkend als methamfetamine. Medeverdachte [medeverdachte 1] vraagt medeverdachte [medeverdachte 2] wanneer hij twee kilogram kan afnemen. Uit het berichtenverkeer blijkt voorts dat er afstemming wordt gezocht over de aflevering. Uit het berichtenverkeer blijkt dat er afspraken zijn gemaakt over het ophalen van de methamfetamine; er wordt een derde ingeschakeld om de methamfetamine bij medeverdachte [medeverdachte 2] thuis op te halen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] communiceren gedurende deze periode over het ophalen van de partij. Uit de berichten blijkt dat verdachte iemand heeft geregeld om de partij op te halen bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Uit de inhoud van de berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Naar het oordeel van de rechtbank is daarnaast komen vast te staan dat sprake is geweest van een voltooide transactie. Het ten laste gelegde is in zoverre bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Er is onderzoek gedaan naar Encrochat-berichtenverkeer tussen [naam] en [naam] .48 Op 30 april 2020 stuurt [naam] een chat naar [naam] waarin hij schrijft dat [naam] vier am heeft. [naam] gaat even kijken en een bod doen. Amnesia is één van de best verkochte Haze soorten. Vlak daarna chat [naam] dat hij zo die kant op gaat en dat [naam] even moet laten weten of hij mee wil. Ruim een uur later stuurt [naam] een aantal foto's met daarop afbeeldingen van henneptoppen. Hij zegt daarbij dat hij een paar toppen mee heeft en dat ze een bod moeten doen als ze het willen hebben.49
Op 30 april 2020 vraagt [naam] of ze de Haze al hebben. [naam] antwoordt dat ze 39 wilden hebben. [naam] antwoordt dat [naam] het maar pakken moet en dat het rond de 4.7 weg gaat. Op 1 mei 2020 meldt [naam] aan [naam] , waarbij hij [naam] aanspreekt met de bijnaam [naam] , dat hij gevraagd heeft om het tussen 17:00 uur en 18:00 uur te brengen. [naam] bevestigt dat het om 4 stuks voor 39 gaat. Omdat het niet zeker is of het precies 4 is moet [naam] extra meenemen. [naam] zegt dat hij zo bij ' [naam] ' is en dat hij dan de papieren meeneemt. [naam] zal [naam] voor 17:00 uur ophalen.50
Op 10 mei 2020 vraagt [naam] aan [naam] om Haze. [naam] antwoordt hierop aan [naam] dat hij deze week ongeveer 4 kilo zal sturen. Op 10 mei 2020 schrijft [naam] aan [naam] dat in deze week die 4 verstuurd moeten worden naar Düsseldorf. Dit komt overeen met de chat tussen [naam] en [naam] op 11 mei 2020, waarin [naam] aan [naam] vraagt op welk adres afgegeven moeten worden. [naam] vraagt op welke dag het verstuurd zal worden en dat hij het dan de avond van te voren wil
inpakken. Hij zal dit dan bespreken met [naam] .51 Op 11 mei 2020 vraagt [naam] aan [naam] wat het adres is in Düsseldorf. Hierop antwoordt [naam] : [adres] .52
Op 12 mei 2020 vraagt [naam] aan [naam] hoe het is gegaan en hoeveel het is geworden. [naam] antwoordt dat het net al bij ' [naam] ' is en dat het in totaal 4360 is geworden. 4100 van [naam] en 260 van [naam] . Verder geeft [naam] aan dat er 5 gram vocht bij is gekomen en die 5 gram heeft hij dan voor ' [naam] ' als die komt. Op 12 mei 2020 stuurt [naam] aan [naam] een bericht waarin staat: 20492. [naam] antwoordt hier op dat het perfect is.53
Op 14 mei 2020 stuurt [naam] aan [naam] een bericht waarin hij vraagt aan [naam] waar hij is. Vlak daarna stuurt hij het bericht waarin staat dat de vent die de aflevering zou doen al een lange tijd staat te wachten. Op 15 mei 2020 stuurt [naam] een bericht naar [naam] dat hij het heeft.54 Op 15 mei 2020 stuurt [naam] aan [naam] een bericht waarin hij zegt dat de Haze er goed uitziet en goed ruikt, maar niet zo sterk als is als eerder. Dit wordt bevestigd door [naam] die hierbij opmerkt de sterkere was van voor de corona.55
Op 20 mei 2020 geeft [naam] aan dat hij een half uur voordat de chauffeur er zal zijn, [naam] op de hoogte zal brengen. [naam] geeft aan dat hij het geld zal aanpakken en direct weer weggaat omdat hij het druk heeft. Vlak daarna geeft [naam] aan dat [naam] 'haar' naar de [adres] moet sturen, waar ze moet parkeren en wachten. De [adres] ligt in het verlengde van de [adres] te Leeuwarden waar verdachte [medeverdachte 1] ( [naam] ) woonachtig is. Hij zal er dan bij langs lopen en het geld aanpakken. Een half uur later geeft [naam] aan dat 'ze' er is. [naam] geeft aan dat hij er naar toe gaat. Vijf minuten later geeft [naam] het bericht dat het gedaan is. Een uur later bericht [naam] dat hij 54.350,- heeft en dat ze dus beide hetzelfde geteld hebben.56
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het Encrochat-berichtenverkeer leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] spreken over een partij Haze. Er worden daarbij fotos van henneptoppen gestuurd.
Uit het berichtenverkeer blijkt dat er vier kilogram zou worden verzonden en dat er prijsafspraken zijn gemaakt. Uit berichtenverkeer tussen verdachte en [naam] , een niet geïdentificeerde gebruiker, blijkt dat de partij hennep is aangekomen. Er is verzonden naar een adres in Duitsland. Ook is er een bevestiging dat het geld is ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit berichtenverkeer dat er sprake is geweest van een voltooide transactie. Gelet op de onderlinge afstemming over prijzen, de manier waarop het pakket zou moeten worden verzonden en het gegeven dat er continu over en weer een bevestiging wordt gestuurd, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Het ten laste gelegde is in zoverre bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Ten slotte is er slotte onderzoek gedaan naar het berichtenverkeer tussen de Sky-ECC-accounts [naam] en [naam] , en de Sky-ECC-accounts [naam] en [naam] .57 Uit het berichtenverkeer blijkt dat [naam] op 21 augustus 2020 vraagt naar 'weight' en 'ph' van de olie. Op 27 augustus 2020 zegt [naam] dat de 'olie-idioten' weer vragen. Ze willen de naam weten. Op 1 september 2020 vraagt [naam] om 40 liter en zegt dat 'ze' dezelfde vragen stellen als de vorige keer.58
Op 31 augustus 2020 vraagt [naam] of [naam] al meer weet. [naam] vraagt hoeveel "A" hij moet hebben. [naam] zegt vanaf 30 liter. [naam] antwoordt: 850. Op 1 september 2020 vraagt [naam] aan [naam] wat het gewicht en de PH is. [naam] antwoordt: weegt 980 ph 12,2. Op 3 september 2020 zegt [naam] dat hij het 'hun' zal laten weten en dat ze 40 nemen. Ook zegt [naam] dat ze zondag klaar zijn met de ' [naam] ' en de chauffeur.59 Op 3 september 2020 zegt [naam] tegen [naam] dat de "A" op voorraad is. [naam] vraagt of [naam] na het weekend 40 liter beschikbaar heeft.60
Op 6 september 2020 vraagt [naam] aan [naam] hoe het met die 40 zit. [naam] zegt dat hij op bevestiging wacht.61
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het Sky-ECC-berichtenverkeer kan worden afgeleid dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] contact hebben over veertig liter olie. Er wordt gevraagd naar pH-waarde. Er wordt gesproken over A, en over een pH-waarde van 12,2. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat in deze berichten wordt gesproken over amfetamineolie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het berichtenverkeer plaatsvindt via Sky-ECC, een berichtendienst die veelal gebruikt wordt in het kader van de handel in verdovende middelen. Daarnaast blijkt uit het berichtenverkeer dat er een chauffeur geregeld werd. Ten slotte blijkt uit het berichtenverkeer dat nog geen sprake is geweest van een voltooide transactie.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van het tezamen in vereniging plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Het onder 4 ten laste gelegde is in zoverre bewezen.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 april 2020 tot en met 12 april 2020, te Leeuwarden en in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van ongeveer 4690 gram Haze, bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 13 mei 2020 tot en met 1 juni 2020 te Leeuwarden en Eindhoven, tezamen en in vereniging met een anderen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van (ongeveer) 2 kilogram ice (methamfetamine), zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 30 april 2020 tot en met 20 mei 2020 te Leeuwarden, en Düsseldorf, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van ongeveer 4360 gram Haze, een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij in de periode van 14 augustus 2020 tot en met 23 september 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van ongeveer 40
liter A-olie, althans amfetamine-olie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen, zichzelf en ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
immers heeft hij telkens opzettelijk daartoe via SKY-ECC berichten,
-contact onderhouden met medeverdachte [medeverdachte 1] en andere onbekend gebleven personen, onder meer over het verkrijgen van een hoeveelheid A-olie (40 liter), en
-informatie uitgewisseld over de voorraad, de prijs en het gewicht en de pH-waarde van voornoemde A- olie, en
-contact onderhouden over de potentiële koper (met SKY-account [naam] ), en zijn aankomst en het ophalen van deze koper.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

5.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

6.Strafmotivering

Vordering van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een straf op te leggen die niet van langere duur is dan aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Hij heeft aangevoerd dat uit de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie volgt dat voor het uitvoeren van hennep in de regel een gevangenisstraf voor de duur van vijf tot zeven maanden wordt opgelegd. Uit de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting volgt dat in de regel voor het vervoeren van methamfetamine een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden wordt opgelegd. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Hoewel de verdediging heeft ingestemd met het stellen van de prejudiciële vragen, kan niet worden gesteld dat de verdediging in overwegende mate invloed heeft gehad op deze overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie drugstransporten en plegen van voorbereidingshandelingen van één drugstransport. Er zijn meerdere partijen hennep naar Duitsland getransporteerd en er is methamfetamine getransporteerd. Daarnaast zijn er voorbereidingshandelingen getroffen voor de transport van cocaïne en amfetamineolie.
Door het handelen van verdachte wordt de handel in verdovende middelen in stand gehouden en kan hij mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne, amfetamine en methamfetamine zwaar verslavend zijn en schadelijk voor de volksgezondheid van de gebruikers van deze drugs. De handel in verdovende middelen heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaat veel geld in om, waardoor de financiële belangen van daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt (extreem) geweld niet geschuwd. Van de georganiseerde drugshandel gaat bovendien in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor de handel in verdovende middelen lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf daarnaast uitdrukkelijk rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Hoewel de verdediging heeft ingestemd met de prejudiciële procedure in deze zaak, is de rechtbank -met de
raadsman- van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de overschrijding in belangrijke mate het gevolg is van het handelen van de verdediging.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.In beslag genomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • 2 blokken hasj, ongeveer 20,5 gram, vermeld onder goednummer NNRAA20016_694863;
  • Cocaïne, vermeld onder goednummer NNRAA20016_694860;
vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het goederen betreffen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • 2 stuks nunchako's (wurgstokjes), vermeld onder goednummer NNRAA20016_694827;
  • Ploertendoder, vermeld onder goednummer NNRAA20016_694867;
  • vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem
begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10a en 11 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen
  • 2 blokken hasj, ongeveer 20,5 gram, vermeld onder goednummer NNRAA20016_694863;
  • Cocaïne, vermeld onder goednummer NNRAA20016_694860;
  • 2 stuks nunchako's (wurgstokjes) vermeld onder goednummer NNRAA20016_694827;
  • Ploertendoder, vermeld onder goednummer NNRAA20016_694867.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
mr. M.E. Joha is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
1. HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889
2 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft het processen-verbaal die in de wettelijke
vorm, op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren zijn opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer NNRAA20016- SHIFTER, gesloten op 17 februari 2022.
3 Pagina 87.
4 Pagina 178.
5 Pagina 1324.
6 Pagina 140.
7 Pagina 248.
8 Pagina 260.
9 Pagina 239.
10 Pagina 270.
11 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft het processen-verbaal die in de wettelijke
vorm, op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren zijn opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer NNRAA20016- SHIFTER, gesloten op 17 februari 2022.
12 Pagina 1299.
13 Pagina 1300.
14 Pagina 1302.
15 Pagina 1303.
16 Pagina 1304.
17 Pagina 1305.
18 Pagina 1306.
19 Pagina 1310.
20 Pagina 1314.
21 Pagina 1404.
22 Pagina 1405.
23 Pagina 1406.
24 Pagina 1408.
25 Pagina 1825.
26 Pagina 1409.
27 Pagina 1410.
28 Pagina 1411.
29 Pagina 1412.
30 Pagina 1417.
31 Pagina 1420.
32 Pagina 1462.
33 Pagina 1464.
34 Pagina 1563.
35 Pagina 1564.
36 Pagina 1564.
37 Pagina 1566.
38 Pagina 1567.
39 Pagina 1574.
40 Pagina 1575.
41 Pagina 1576.
42 Pagina 1578.
43 Pagina 1617.
44 Pagina 1618.
45 Pagina 1619.
46 Pagina 1620.
47 Pagina 1622.
48 Pagina 1655.
49 Pagina 1656.
50 Pagina 1658.
51 Pagina 1659.
52 Pagina 1660.
53 Pagina 1661.
54 Pagina 1661.
55 Pagina 1662.
56 Pagina 1664.
57 Pagina 1673.
58 Pagina 1675.
59 Pagina 1676.
60 Pagina 1677.
61 Pagina 1681.