ECLI:NL:RBNNE:2024:4094

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
18-039689-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan brandstichting in Hollandscheveld met levensgevaar voor bewoners

Op 18 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan brandstichting in een woning in Hollandscheveld. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk brand stichten, waarbij levensgevaar voor de bewoners en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelingen had verricht die leidden tot de brandstichting. De verdachte had de medeverdachte vervoerd naar de plaats delict, de omgeving verkend en benzine naar de woning gebracht. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de brandstichting. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren. De zaak kwam voort uit een zakelijk conflict, waarbij de medeverdachte de brand had gesticht. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien het levensgevaar voor de bewoners, waaronder een zwangere vrouw en een jong kind. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van het delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereiste.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/039689-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats], wonende te [adres],
thans gedetineerd te [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 oktober 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2023 te [plaats], gemeente Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door een voorwerp (gieter met benzine) in de woning aan de [adres] te brengen en (vervolgens) in brand te steken en/of een brandend voorwerp (gieter met benzine) in de voormelde woning te brengen, althans (in ieder geval) open vuur in aanraking te brengen met voormelde woning, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten de voormelde woning en/of de inboedel van voormelde woning en/of de nabij gelegen woning(en) en/of de inboedel van de nabij gelegen woning(en), en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer bewoners van voormelde woning en/of voor één of meer bewoners van de nabij gelegen woning(en) te duchten was, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte], in ieder geval een ander dan verdachte, op of omstreeks, 18 december 2023 te [plaats], gemeente Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door een voorwerp (gieter met benzine) in de woning aan de [adres] te brengen en (vervolgens) in brand te steken en/of een brandend voorwerp (gieter met benzine) in de voormelde woning te brengen, althans (in ieder geval) open vuur in aanraking te brengen met voormelde woning, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten de voormelde woning en/of de inboedel van voormelde woning en/of de nabij gelegen woning(en) en/of de inboedel van de nabij gelegen woning(en), en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer bewoners van voormelde woning en/of voor één of meer bewoners van de nabij gelegen woning(en) te duchten was, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 december 2023 opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • [medeverdachte] te vervoeren van en naar de plaats delict en/of
  • ( samen met die [medeverdachte]) (de omgeving van) de woning gelegen aan de [adres] te verkennen
  • ( gieters met) benzine, althans brandstof te vervoeren naar de plaats delict.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair tenlastegelegde omdat bij de feitelijke brandstichting geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en de gedragingen van verdachte voorafgaand aan en na afloop van de brandstichting niet als medeplegen kunnen worden gekwalificeerd.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat nooit een gezamenlijke plan heeft bestaan om brand te stichten en dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte op die brandstichting daarom ontbreekt. Omdat verdachte geen opzet heeft gehad en zijn bijdrage aan de brandstichting van onvoldoende gewicht is geweest, kan geen sprake zijn van strafbaar medeplegen en dient verdachte vrijgesproken te worden van het primair tenlastegelegde.
Ook ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid geldt dat het opzet gericht moet zijn geweest op het door de dader gepleegde delict, in dit geval dus brandstichting van de woning. Tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is eerder op de dag van de brandstichting gesproken over benzine in flessen halen, zijn er gieters met benzine gevuld, heeft medeverdachte gezegd van plan te zijn om de auto van [slachtoffer] in brand te steken en is verdachte met medeverdachte naar [plaats] afgereisd. Uit vaste rechtspraak volgt dat een medeplichtige strafrechtelijk aansprakelijk is voor het door de dader gepleegde misdrijf als er voldoende verband bestaat tussen het misdrijf waar het opzet op bestond en het misdrijf dat uiteindelijk is gepleegd. Hoewel het in juridische zin om hetzelfde misdrijf gaat, is de inbreuk op het rechtsgoed bij een autobrand dermate verschillend van de inbreuk bij een woningbrand, dat in dit geval niet gezegd kan worden dat tussen beide feiten voldoende verband bestaat. Primair geldt dus dat het opzet van verdachte zich niet tot het gepleegde misdrijf uitstrekte waardoor verdachte niet strafrechtelijk aansprakelijk is voor de door medeverdachte gepleegde woningbrand.
Subsidiair heeft de raadsvrouw gewezen op de toepassing van artikel 49 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen in dit geval moet betekenen dat indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van brandstichting met levensgevaar, een straf moet worden opgelegd die passend is bij medeplichtigheid aan een brandstichting met gemeen gevaar voor goederen.
Oordeel van de rechtbank1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt ten aanzien van het tenlastegelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, het volgende vast.
Uit de verklaring van getuige [naam] volgt dat er een zakelijk conflict heeft gespeeld tussen haar en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) over een bedrijf dat is overgedragen. Op een bepaald moment heeft [naam] haar zus, [naam] , om hulp gevraagd.2 [naam] heeft verklaard dat de situatie vervolgens is geëscaleerd en dat zij haar ex-vriend, medeverdachte [medeverdachte], heeft gevraagd om te helpen.3 In de periode daaropvolgend hebben medeverdachte en [slachtoffer] veelvuldig chatcontact, waarin met name wordt gesproken over het oplossen van het zakelijk geschil. Op 18 december 2023 intensiveert het contact tussen beiden en wordt onder andere gesproken over een ontmoeting. Medeverdachte stuurt om 14:47 uur aan [slachtoffer]: “
Wat ik met je Osso ga doen” en tien minuten later: “
Let op je kanker osso zometeen”.4 Vanaf 16:36 uur hebben verdachte en medeverdachte contact met elkaar. Medeverdachte vraagt dan aan verdachte of hij hem gaat “
joinen die kant op aub” en “
Rij alleen die waggie voor me”.
Verdachte antwoordt “
Is goed maar je moet wachten dan” en “
Pak jij de benzine doe die in de flessen”.5
Camerabeelden
Omstreeks half tien in de avond komen verdachte en medeverdachte samen in een BMW aan bij een tankstation langs de snelweg bij [plaats]. Van een vijftal verschillende cameras zijn de beelden veiliggesteld. Deze beelden zijn als volgt beschreven.6
- De auto die om 21:27:11 op de camerabeelden (voorterrein) aan komt rijden bij pomp 6 betreft een
BMW voorzien van kenteken [nummer];
- Om 21:31:37 stapt de bestuurder wederom uit de auto en loopt richting de bloemen die voor de shop
staan. De bestuurder loopt voor de bloemen langs, kijkt en loopt weer terug naar de auto;
- De bestuurder staat van 21:31:50 tot 21:33:15 voorover gebogen in de deuropening van de auto. Om
21:33:15 stapt de bestuurder weer in;
- Om 21:34:19 loopt de bestuurder richting de bloemen die voor de shop staan. Hier pakt de bestuurder
twee gieters en loopt weer naar de auto;
- Om 21:33:49 stapt de bijrijder (persoon zonder pet) uit de auto en vult de bestuurder (persoon met
pet) de gieters met Euro 95;
  • Om 21:34:12 vult de persoon met pet een tweede gieter met Euro 95;
  • Om 21:38:41 is de persoon met pet bezig met de gieters in de auto te zetten. Persoon zonder pet komt
bellend de shop uitlopen;
  • Om 21:38:46 stapt de persoon zonder pet aan de bestuurderszijde in de auto;
  • Om 21:38:58 pakt de persoon met pet heel veel papier uit de papierdispenser en legt dit in de auto;
  • Om 21:40:27 stapt de persoon met pet aan de bijrijderszijde in de auto.
De persoon met pet wordt herkend als medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte heeft verklaard dat hij de persoon is zonder pet.7
[plaats]
Blijkens de historische verkeersgegevens van KPN en Odido bevinden de telefoonnummers van verdachte en medeverdachte zich op 18 december 2023 rond 22:15 uur in [plaats].8 Op de door de bewoners van [adres] aangeleverde camerabeelden is om 23:25 uur glasgerinkel te horen en vervolgens een lichtflits waar te nemen met veel geluid waarna weer licht te zien is. Hierna blijft het licht aan en flikkert het, waardoor bij de verbalisant het vermoeden ontstaat dat het om brand/vuur gaat.9 Getuige [naam] heeft verklaard dat hij op 18 december 2023 rond 23:26 uur glasgerinkel hoorde en uit zijn raam is gaan kijken. Hij heeft een persoon zien rennen in de richting van de vijver en zag de persoon in een auto stappen. De auto reed daarop met piepende banden snel weg.10 [naam] vermoedt in eerste instantie dat het om een Volkswagen Golf gaat, maar in een later afgelegde verklaring heeft hij gezegd dat het ook om een BMW zou kunnen gaan.11 Om 23:52 uur passeert de BMW voorzien van kenteken [nummer] de ANPR-camera bij Zwolle.12
Aangiftes [slachtoffer] en [slachtoffer]
Door [slachtoffer] is aangifte gedaan van brandstichting.13 Aangeefster heeft onder andere verklaard dat zij op 18 december 2023 na 22:00 uur boven in haar woning was, toen zij geluiden hoorde vanuit de woonkamer. Zij hoorde glas breken en na een paar seconden een harde explosie. De jaloezieën vlogen tegen de ramen, het raam op de slaapkamer vloog open en de deur van de slaapkamer sloeg dicht. Bij het openen van de deur om naar haar zoontje te gaan voelde ze gelijk een hittegolf, zij werd zwart en de muren waren ook zwart. Zij kon niets zien en ademde veel rook in. Aangeefster heeft haar zoontje uit bed gehaald. Via de trap naar beneden kon niet meer, aangezien de trap al te heet was. Zij heeft gezocht waar ze met haar zoontje heen kon gaan. Het eerste raam kreeg zij niet open, maar een tweede (op de slaapkamer van haar zoontje) kreeg ze wel open. Ze is naar buiten gegaan, omdat er al vlammen waren in de slaapkamer waardoor ze niet meer naar binnen konden. Ze is de erker opgelopen en heeft om hulp geroepen. Er stond een man buiten tegen wie ze heeft gezegd: "
Ik ga mijn zoontje gooien, wil je hem alsjeblieft opvangen". De man heeft haar zoontje opgevangen. Hierna is zij zelf gesprongen in de tuin van
de buren, half op haar voeten en half op de buren zelf. In het ziekenhuis is naar voren gekomen dat haar linkerenkel is gekneusd, zij schaaf- en brandwonden heeft opgelopen, haar beide knieën zijn gekneusd en de spieren in haar lichaam zijn verstijfd. Tevens is aangeefster op dat moment 33 weken zwanger, maar met de baby lijkt het goed te zijn. Haar zoontje heeft veel rook ingeademd, maar lijkt verder geen letsel te hebben opgelopen.
De buren van de andere helft van de twee-onder-een-kapwoning hebben eveneens aangifte gedaan.14 Uit de verklaring volgt dat de buren wakker zijn geworden door gebonk op de ramen en zijn gewaarschuwd door een buurmeisje en -jongen dat er brand zou zijn. Vervolgens hebben zij de kinderen uit bed gehaald en zijn ze in hun pyjama naar buiten gegaan. Binnen tien minuten zaten de vlammen in de nok van het huis. De buren hebben verklaard dat het minder rooskleurig zou zijn afgelopen als zij niet waren gewaarschuwd.15
Forensische opsporing
Naar aanleiding van een woningbrand aan De [adres] te [plaats] is door de forensische opsporing een onderzoek ingesteld.16 In de casus was er sprake van een snelle brandontwikkeling. Na het ontstaan van de brand in de voorzijde van de woonkamer volgde een snelle brandontwikkeling, mede onder invloed van de aangetoonde motorbenzine. De brand ontwikkelde zich vanuit de woonkamer richting de hal/entree en vervolgens via de open trapopgang naar boven- en zolderverdieping. Deze verticale ontwikkeling werd gevoed door zuurstof vanuit de kapotte ruit van de erker, de vermoedelijke ingeslagen ruit van de voordeur en het openstaande raam van de slaapkamer aan de voorzijde (bovenverdieping) waardoor de bewoonster en haar kind het object had verlaten. Dit schoorsteeneffect werd op enig moment in tijd gestimuleerd doordat er sprake was van de uitstroom van aardgas (doordat de gasleiding was doorgebrand) vanuit de meterkast, hetgeen deel kon nemen aan verbrandingsprocessen. Vastgesteld is dat in het onderhavige geval zowel gemeen gevaar voor goederen als levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
Getapt telefoongesprek in de P.I.
In een getapt telefoongesprek dat medeverdachte [medeverdachte] op 20 maart 2024 vanuit de gevangenis met zijn ouders voert vertelt hij zijn ouders dat hij de brand heeft gesticht. Hij heeft een raam gebroken en erachteraan twee stuks jerrycans naar binnen gegoten. De eerste jerrycan heeft hij leeggegoten en naar binnen gegooid, de tweede half leeggegoten. Daar heeft hij vervolgens servetjes in gedaan en binnen in de woning aangestoken. Daarop zou hij een vuurrook hebben gezien en is hij richting de auto gerend. In hetzelfde gesprek zegt medeverdachte [medeverdachte] dat hij volgende week een verhaal te horen krijgt van zijn advocaat. Hij zal dan hetzelfde verhaal vertellen om onze jongen te redden. Als zijn moeder vraagt of hij hiermee verdachte bedoeld, antwoordt medeverdachte bevestigend.17
Uit een ander getapt telefoongesprek tussen medeverdachte [medeverdachte] en zijn neef op 14 maart 2024 zegt medeverdachte dat verdachte niks moet verklaren, pas als de postduif van hem naar verdachte is gegaan. Dan mag verdachte op grond daarvan verklaren. Vervolgens zegt medeverdachte dat hij het hachje van verdachte gaat redden. Medeverdachte gaat een briefje meegeven die aan verdachte gegeven moet worden. Hij zal alle schuld op zich nemen en verdachte vrijpleiten.18
Verklaring medeverdachte [medeverdachte]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte naar [plaats] is gereden in verband met een uit de hand gelopen zakelijk conflict. Hij heeft verder verklaard dat zij vervolgens wel vijftien keer langs het huis zijn geweest. Steeds hetzelfde rondje, soms even uitstappen en kijken of de kust veilig was. Uiteindelijk heeft hij bij het laatste rondje besloten om de woning in de brand
te steken. Medeverdachte heeft een baksteen door de ruiten gegooid, één gieter gevuld met benzine door het raam gestoken en het vervolgens aangestoken. Hij is daarna weggerend en bij verdachte in de auto gestapt.19
Verklaring verdachte
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij op 18 december 2023 door medeverdachte [medeverdachte] gebeld is om te helpen bij een conflict met [slachtoffer]. Medeverdachte zou gezegd hebben dat hij de auto van [slachtoffer] in de fik zou steken. Verdachte heeft een chatbericht verstuurd aan medeverdachte om de benzine te pakken en in de flessen te doen omdat hij wilde achterhalen of medeverdachte daadwerkelijk van plan was om zijn voornemen door te zetten. Verder heeft verdachte verklaard dat hij bij het tankstation nabij [plaats] naar het toilet is gegaan en pas bij terugkomst bij de auto heeft gezien dat medeverdachte twee gieters met benzine aan het vullen was. Verdachte is vervolgens naar [plaats] gereden waar hij samen met medeverdachte de omgeving van de woning aan De [adres] heeft verkend.20 In een eerdere verklaring bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij en medeverdachte zeker wel een paar uur rondjes hebben gereden in [plaats].21 Voorts heeft verdachte verklaard dat medeverdachte op een gegeven moment de auto is uitgestapt. Verdachte heeft medeverdachte daarna rennend op de auto zien afkomen, waarop hij is ingestapt en tegen verdachte heeft gezegd om te rijden.22
Bewijsoverwegingen
Brandstichting
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de brandstichting van de woning, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was.
Aandeel verdachte
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde. Gelet op de door verdachte verrichte handelingen, is de rechtbank van oordeel dat de materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan de brandstichting van onvoldoende gewicht is om te spreken van medeplegen. Van een nauwe en bewuste samenwerking kan naar het oordeel van de rechtbank dus niet worden gesproken.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan brandstichting is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op de door de dader gepleegde brandstichting. Van voorwaardelijk opzet is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een bepaald gevolg (in dit geval brandstichting) intreedt. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op zijn handelingen, te weten het vervoeren van medeverdachte van en naar de plaats delict, het verkennen van de omgeving van de woning gelegen aan De [adres] en ook het vervoeren van de gieters gevuld met benzine naar de plaats delict. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gronddelict, de brandstichting van de woning. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft in de middag van 18 december 2023 tegen medeverdachte gezegd dat hij de benzine moet pakken en in de flessen moet doen, terwijl verdachte volgens zijn eigen verklaring op dat moment al weet van het voornemen van medeverdachte om de auto van de andere partij in de fik te zetten. Later op de avond zijn verdachte en medeverdachte bijna twintig minuten bij een tankstation in [plaats]. Voordat medeverdachte de twee gieters pakt is sprake van langdurig en intensief overleg tussen verdachte en medeverdachte. Zij hebben beiden geen openheid van zaken willen geven over wat er op dat moment is besproken. Verdachte is in de auto aanwezig als medeverdachte twee gieters bij de bloemenstellage vandaan pakt en vervolgens leeggooit. Daarna vindt er opnieuw kort overleg plaats, deze keer met de deur open aan de zijde van de bijrijder (waar verdachte op dat moment zit), waarop medeverdachte de eerste gieter vult met benzine en verdachte de auto uitstapt en in de richting van het tankstation loopt.
Medeverdachte vult vervolgens de tweede gieter. Wanneer medeverdachte bezig is met het plaatsen van de gieters in de auto komt verdachte bellend het tankstation uitlopen en neemt plaats op de bestuurdersstoel, zonder dat daar enig overleg aan voorafgaat. Vervolgens pakt medeverdachte een grote hoeveelheid tissues uit de automaat, legt deze aan de achterkant in de auto en stapt in aan de bijrijderszijde. Op het moment dat de auto wegrijdt bij het tankstation is verdachte de bestuurder.
Het veelvuldige en intensieve overleg tussen verdachte en medeverdachte, de aanwezigheid van verdachte bij het vullen van de eerste gieter met benzine en de onbewogen houding van verdachte daarna, zoals hiervoor beschreven, laat zich moeilijk anders verklaren dan dat bij het vertrek bij het tankstation voor
verdachte duidelijk is geweest dat een brandstichting zou gaan plaatsvinden. Als vervolgens verdachte en medeverdachte anderhalf uur lang door [plaats] rijden waarbij meermalen langs de woning aan De [adres] wordt gereden, het duidelijk is dat de persoon om wie het gaat, [slachtoffer], niet thuis is en zijn auto niet bij de woning is, er wordt gekeken of de kust veilig is en medeverdachte in aanwezigheid van verdachte met één of twee gieters gevuld met benzine richting de woning loopt, kan het niet anders zijn dat dat verdachte op de hoogte is geweest van het plan om de woning in de brand te steken en daar op zijn minst voorwaardelijk opzet op heeft gehad.
De door de verdachte geschetste gang van zaken dat hij bij het tankstation pas na terugkomst van het toilet heeft gezien dat medeverdachte de gieters aan het vullen was, hij medeverdachte in [plaats] heeft gevraagd om de inhoud van de gieters in de tank leeg te gooien en dat medeverdachte zou hebben bevestigd dit te hebben gedaan en hij niet heeft gezien dat medeverdachte met de gieter(s) naar de woning is gelopen, is volgens de rechtbank gelet op de bewijsmiddelen, de gang van zaken en het reeds hiervoor besprokene volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medeplichtige schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 18 december 2023 te [plaats], gemeente Hoogeveen, opzettelijk brand heeft gesticht door een gieter met benzine in de woning aan De [adres] te brengen en vervolgens in brand te steken, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten de voormelde woning en de inboedel van voormelde woning en de nabij gelegen woning en de inboedel van de nabij gelegen woning, en
  • levensgevaar voor bewoners van voormelde woning en voor bewoners van de nabij gelegen woning te duchten was,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 december 2023 opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • [medeverdachte] te vervoeren van en naar de plaats delict en
  • samen met die [medeverdachte] de omgeving van de woning gelegen aan De [adres] te verkennen en
  • gieters met benzine te vervoeren naar de plaats delict.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen
en
levensgevaar voor een ander te duchten is
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de rol van verdachte beperkt is geweest en nauwelijks ondersteunend aan het gepleegde feit. Daarnaast heeft verdachte zijn oprechte spijt betuigd en heeft hij bij herhaling verklaard dat hij het vreselijk vindt wat er is gebeurd. Tevens is verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ook spelen er persoonlijke omstandigheden waar rekening mee dient te worden gehouden. Verdachte heeft een vrouw en jonge kinderen, regulier werk en hij ervaart zijn detentie als een zeer zware tijd. Hij heeft last van depressieve klachten. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een straf op te leggen met een groot voorwaardelijk strafdeel. Onder verwijzing naar soortgelijke zaken heeft de raadsvrouw bepleit dat een straf van drie jaar gevangenisstraf in onderhavige zaak niet passend is voor een medeplichtige.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 mei 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was. Hij is samen met medeverdachte vanuit [plaats] richting [plaats] gereden. Medeverdachte is dan de bestuurder van de auto. Bij een tankstation heeft medeverdachte een tweetal gieters gevuld met benzine en meegenomen. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte in [plaats] de betreffende woning en omgeving verkend door daar veelvuldig langs te rijden. Medeverdachte heeft uiteindelijk, het is dan rond een uur of elf s avonds, een steen door de ruiten
gegooid, een gieter gevuld met benzine geleegd in de woning en aangestoken waardoor er brand is ontstaan. Medeverdachte is daaropvolgend gevlucht en samen met verdachte, die dan de auto bestuurt, weggereden. De brand heeft vervolgens in een snel tempo om zich heen gegrepen. De aanwezige bewoners, een zwangere vrouw en een éénjarig kind, hebben ternauwernood en met doodsangsten kunnen ontsnappen. De vrouw heeft haar kind in de armen van een toegesnelde persoon gegooid en zelf is ze aan de brand ontkomen door van de eerste verdieping van de woning te springen. Hun woonhuis is volledig uitgebrand en het huis van de buren heeft forse schade opgelopen. Dat de buren niet in een soortgelijke situatie terecht zijn gekomen is enkel te danken aan oplettende buurtbewoners die snel ter plaatse waren. Ook in de woning van deze buren waren kinderen aanwezig en het gezin lag ten tijde van de brand te slapen.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met medeverdachte is meegegaan om een zakelijk conflict op te lossen waarvan hij wist dat het zou kunnen escaleren. Uiteindelijk heeft dit tot een brandstichting geleid waarbij verdachte behulpzaam is geweest door de auto te besturen en samen met medeverdachte gedurende langere tijd de omgeving te verkennen. De door medeverdachte gepleegde brandstichting heeft tot levensbedreigende situaties geleid en grote materiële schade en leed veroorzaakt. Dat bij deze brandstichting geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen, is een omstandigheid die geenszins aan verdachte en medeverdachte te danken is. Verdachte heeft zich op geen enkel moment van de situatie gedistantieerd.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het reclasseringsrapport van 20 september 2024 blijkt het volgende. De reclassering constateert dat verdachte uit hulpvaardigheid betrokken is geraakt bij het delict en dat daarom zijn psychosociaal functioneren en sociale netwerk als grootste risicofactoren worden gezien. Verdachte heeft een sociale omgeving waarin met regelmaat een beroep op hem wordt gedaan als er problemen zijn. Hij voelt zich dan geroepen om daadwerkelijk te helpen. Niet uitgesloten kan worden dat dit in bij onderhavige verdenking ook aan de orde is geweest en hij niet heeft kunnen overzien wat dit tot gevolg zou hebben. Het NIFP spreekt in het trajectconsult van een benedengemiddeld intelligentie, die er mogelijk voor zorgt dat verdachte niet goed heeft nagedacht over zijn handelen, ondanks de duidelijke alarmsignalen die er waren. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd, nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risicos te beperken of het gedrag te veranderen.
De straf
Een opzettelijke brandstichting met levensgevaar behoort tot de meest ernstige misdrijven in het Nederlandse strafstelsel. Naar het oordeel van de rechtbank is de ernst van het bewezenverklaarde feit waaraan verdachte medeplichtig is geweest en de angst en onrust die hierdoor bij de slachtoffers en de buurtbewoners is veroorzaakt, dermate groot, dat zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet volgen. De rechtbank vindt het belangrijk dat er een signaal wordt afgegeven dat dit soort feiten, een levensgevaarlijke aanslag, kort voor middernacht en midden in een woonwijk, zwaar wordt bestraft.
Gelet hierop acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
Namens de benadeelden [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) is door mr. Arslan één vordering ingediend. De rechtbank begrijpt naar aanleiding van de toelichting van de raadsman ter terechtzitting dat de materiële kosten met betrekking tot het verlies van de verkoop van de woning gevorderd worden door benadeelde [slachtoffer] en de advocaatkosten door benadeelde [slachtoffer]. De rechtbank zal gelet daarop de vorderingen van de drie benadeelden afzonderlijk van elkaar bespreken en beoordelen.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer], waarbij geen schadebedrag is ingevuld;
[slachtoffer] tot een bedrag van 100.000,- ter vergoeding van materiële schade en 58.522,50 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer] tot een bedrag van 6.050.- ter vergoeding van materiële schade en 29.261,25 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
3. [ [slachtoffer] tot een bedrag 17.556,75 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de omvang van de schade nog niet is vastgesteld.
Benadeelde partijen [slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer]
De officier van justitie heeft met betrekking tot de schade ten gevolge van de verkoop van de woning aangevoerd dat deze schadepost niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het de nodige vragen oproept en nader onderzoek een onredelijke belasting van het strafgeding met zich zal meebrengen.
Ten aanzien van de advocaatkosten heeft hij zich op het standpunt gesteld dat deze kosten eveneens niet- ontvankelijk moeten worden verklaard nu buitengerechtelijke kosten worden gevorderd onder verwijzing naar een ongespecificeerde nota. Ook hier geldt dat nader onderzoek tot een onredelijke belasting van het strafgeding zou leiden en verzocht wordt om de vordering op dit onderdeel niet-ontvankelijk te verklaren.
Aangaande de immateriële schade heeft de officier van justitie aangegeven dat de aansluiting die wordt gezocht bij een uitspraak waarin de slachtoffers ernstig brandletsel hebben opgelopen, een zaak van een totaal andere orde is. De aard van de normschending door verdachte en medeverdachte brengt wel met zich mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de slachtoffers zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op een andere wijze en daarom in aanmerking komen voor vergoeding van immateriële schade. Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Bij een toewijzing zouden de bedragen hoofdelijk kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich grotendeels aangesloten bij hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht. Verder heeft zij aangevoerd dat bij een eventuele vaststelling van een schadebedrag geen sprake kan zijn van hoofdelijkheid. Ondanks dat verdachte mogelijk medeplichtig is geweest staat het schadeveroorzakend handelen op een dermate grote afstand dat het niet billijk is om verdachte in die zin op te laten draaien voor de gerealiseerde schade.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De benadeelde partij heeft aangegeven op dit moment nog geen duidelijkheid te hebben over de eventuele omvang van de schade. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal dan ook leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan.
De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De rechtbank overweegt dat de schadepost die ziet op het verlies dat is geleden met de verkoop van de woning onvoldoende is onderbouwd en mede gelet op de omvang van het gevorderde bedrag de nodige vragen met zich meebrengt. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij in staat te stellen om de schade toereikend te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Het door [slachtoffer] gevorderde bedrag aan immateriële schade acht de rechtbank evenwel niet in verhouding tot de geleden immateriële schade. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek en is van oordeel dat de te vergoeden immateriële schade in redelijkheid en billijkheid moet worden vastgesteld op 25.000,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade in de zaak van verdachte toewijzen tot een bedrag van 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2023 en voor het overige deel afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank dat gelet op de rol van verdachte als medeplichtige - in verhouding tot de rol van medeverdachte [medeverdachte] - hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het totaal aan vastgestelde immateriële schade.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De rechtbank overweegt dat de gevorderde advocaatkosten onvoldoende zijn onderbouwd nu een urenspecificatie en einddeclaratie ontbreekt. Bij het verzoekschrift is enkel een voorschotnota gevoegd. De rechtbank is daarom niet in staat om de gemaakte kosten in relatie tot het bewezenverklaarde feit te beoordelen en van oordeel dat de vordering op dit onderdeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Immateriële schade kan worden toegekend als het slachtoffer door het gepleegde feit in zijn persoon is aangetast. Die aantasting kan bestaan uit lichamelijk letsel, het geschaad zijn in eer of goede naam of andere aantasting in de persoon. De rechtbank stelt vast dat van de eerste twee situaties in dit geval geen sprake is. Voor een aantasting in de persoon op andere wijze, moet sprake zijn van naar objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel. Dat geestelijk letsel moet zijn onderbouwd met stukken waaruit dat blijkt volgens in de psychiatrie of psychologie gebruikte classificatiesystemen. Daarvan is dit geval niet gebleken. Daargelaten dat benadeelde op het moment van de brandstichting niet in de woning aanwezig was en dus de vraag is of sprake zou kunnen zijn van rechtstreekse schade. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de vordering van de [slachtoffer]
De rechtbank verwijst naar het hiervoor beschreven kader voor wat betreft de toewijzing van immateriële schade. Uit de overlegde stukken blijkt op dit moment niet van enige aantasting in de persoon van benadeelde. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 49 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partijen [slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer]
Verklaart de vorderingen van
, [slachtoffer] en [slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer] hun eigen proceskosten dragen.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partij te betalen:
  • het bedrag van 5.000,- (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering met betrekking tot de immateriële schade van benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af.
Verklaart de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. E.C. Hellinga, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2024.
Mr. M.C. Fuhler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere
stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de politie Noord-Nederland, onderzoek Barkas met het kenmerk 2023335968, met als sluitingsdatum 15 mei 2024.
2 proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 12 maart 2024, opgenomen op pagina 238 e.v.
3 proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 12 maart 2024, opgenomen op pagina 228 e.v.
4 proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2024, opgenomen op pagina 763 e.v.
5 proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2024, opgenomen op pagina 894 e.v.
6 proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2024, opgenomen op pagina 322 e.v.
7 de door verdachte op de terechtzitting van 4 oktober 2024 afgelegde verklaring.
8 proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2024, opgenomen op pagina 369 e.v. en proces-verbaal
van bevindingen d.d. 29 mei 2024, opgenomen op pagina 3 (aanvullend PV).
9 proces-verbaal bevindingen d.d. 28 december 2023, opgenomen op pagina 128 e.v.
10 proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 19 december 2023, opgenomen op pagina 186.
11 proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2024, opgenomen op pagina 189 e.v.
12 proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2024, opgenomen op pagina 315.
13 proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 18 december 2023, opgenomen op pagina 80 e.v.
14 proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 2 april 2024, opgenomen op pagina 101.
15 proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 27 maart 2024, opgenomen op pagina 96 e.v.
16 proces-verbaal van brandonderzoek d.d. 22 februari 2024, opgenomen op pagina 255 e.v.
17 proces-verbaal van bevindingen 25 maart 2024, opgenomen op pagina 542 e.v.
18 proces-verbaal van bevindingen 27 april 2024, opgenomen op pagina 559 e.v.
19 proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 13 juni 2023, opgenomen op pagina 27 e.v.
(aanvullend PV).
20 de door verdachte op de terechtzitting van 4 oktober 2024 afgelegde verklaring.
21 proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 april 2024, opgenomen op pagina 1231 e.v. en
proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2024, opgenomen op pagina 1238 e.v.
22 de door verdachte op de terechtzitting van 4 oktober 2024 afgelegde verklaring.