Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit Blijham, eiser
derde-partijneemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende]uit Blijham (hierna: derde-partij)
Rechtbank Noord-Nederland
Deze einduitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland betreft een vervolg op een eerdere tussenuitspraak van 29 april 2024, waarin eiser beroep had ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om handhaving tegen de begroeiing op het perceel van een derde-partij. De rechtbank had in de tussenuitspraak geoordeeld dat de verkeersveiligheid op de N969 niet in het geding was door de bosschages van de derde-partij, en dat het zicht vanaf het perceel van eiser niet relevant was voor de beoordeling van de verkeerssituatie. Gedeputeerde Staten kregen de kans om het onderzoeks- en motiveringsgebrek te herstellen.
In deze einduitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat Gedeputeerde Staten aanvullend onderzoek heeft gedaan en de motivering heeft aangevuld. Eiser heeft geen reactie gegeven op dit nadere onderzoek, terwijl de derde-partij zich kon vinden in de uitkomst. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was, aangezien geen van de partijen hierom had verzocht.
De rechtbank concludeert dat Gedeputeerde Staten voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeersveiligheid en dat de bosschages en het kombord geen belemmering vormen voor het zicht op uitrijdend verkeer. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven in stand omdat het gebrek is hersteld. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door Gedeputeerde Staten moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024.