ECLI:NL:RBNNE:2024:4053

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
18.326379.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het begaan van een feit als bedoeld in de Opiumwet

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het begaan van een feit als bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 50 kilo natriumzout van BMK-glycidezuur, een precursor voor de vervaardiging van synthetische drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, op basis van bewijs en getuigenverklaringen, wist dat hij betrokken was bij een criminele activiteit. De verdachte was op 7 december 2023 aangehouden na een politiecontrole waarbij het verdachte voertuig werd gesignaleerd. Tijdens de controle werden verdachte en zijn voertuig onderzocht, waarbij de verdachte verklaarde dat de dozen in zijn auto oliebollenmix bevatten. De rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig, gezien de context van de communicatie met medeverdachten en de aard van de aangetroffen goederen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn coöperatieve houding en het feit dat hij inmiddels een baan had.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.326379.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 oktober 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. de Jong-van de Berkt, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H. Polstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 december 2023 te Gasselte, gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
  • het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen van (met)amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet voor te
bereiden en/of te bevorderen
50 kilo natriumzout van BMK-glycidezuur (pre-precursor, gebruikt voor de vervaardiging van BMK) voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer (tot op heden) onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval (een) ander(en) dan verdachte, op of omstreeks 7 december 2023 te Gasselte, gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
  • het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen van (met)amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen
  • 50 kilo natriumzout van BMK-glycidezuur (pre-precursor, gebruikt voor de vervaardiging van BMK) voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op of omstreeks 7 december 2023 te Gasselte, gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een voertuig ( [auto] voorzien van het kenteken [kenteken] ) te gebruiken als vervoersmiddel en/of opslagruimte voor grondstoffen, chemicaliën, voedingsmiddelen en/of (andere) goederen ten behoeve van de productie van BMK en/of(met)amfetamine;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte wist niet dat wat hij aan het vervoeren was 50 kilo aan natriumzout van BMK-glycidezuur betrof, en dat het natriumzout gebruikt kan worden bij de productie van synthetische drugs. Dat is hem pas na zijn aanhouding duidelijk geworden. Gelet op het voornoemde ontbreekt bij verdachte het opzet op het (mede)plegen van, of behulpzaam zijn bij, kort gezegd - voorbereidingshandelingen voor het plegen van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Met betrekking tot het primair ten laste gelegde medeplegen merkt de raadsvrouw nog op dat uit het dossier niet blijkt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Het enkele feit dat verdachte ergens naar toe moest rijden en daar vervolgens 750,00 voor kreeg, is daartoe onvoldoende. Gelet op al het voornoemde dient verdachte integraal vrijgesproken te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2024, voor zover inhoudend:Er werd mij geld aangeboden voor een ritje naar Duitsland. Ik zou daar 750 euro voor krijgen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2023, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023326290 d.d. 19 januari 2024, inhoudend als relaas van verbalisanten van [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] :
Op donderdag 7 december 2023, waren wij [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] , belast met algemene surveillance op en rond autosnelwegen van Nederland. Op dezelfde dag omstreeks 16:50 uur, hoorden wij, middels de portofoon dat er een voertuig:
Merk: [auto] Type: [auto]
Kenteken: [kenteken]
Een ANPR-hit had gegenereerd op de A37 links, ter hoogte van omgeving Zwartemeer. Dit voertuig zou in gebruik zijn bij een (hard)drugsdealer. Omstreeks 17:00 uur reden wij, [verbalisant] en [verbalisant] , op de A37 ter hoogte van 28.1 links. Wij zagen het genoemde voertuig rijden. Op de N34 ter hoogte van de afrit naar de N378 bij Gasselte, gaf ik, [verbalisant] , een volgteken aan de bestuurder van het voornoemde voertuig, middels een verlicht
transparant. Hieraan werd door de bestuurder voldaan. De bestuurder toonde mij, [verbalisant] , desgevraagd zijn rijbewijs. Uit het aan mij verstrekte rijbewijs bleek mij dat de houder van het rijbewijs was genaamd:
NAAM: [verdachte] VOORNAAM: [verdachte]
GEBOREN: [geboortedatum] -1990 te [geboorteplaats]
Tijdens de controle, van de bevestiging van de achterbank, zag ik twee grote kartonnen dozen staan in de kofferbak. Ik kan deze dozen als volgt omschrijven;
Bruine kartonnen dozen Twee stuks
Ongeveer een afmeting 50x30x25 Paarse DE-UPS sticker
Adres: [adres] [adres] [adres] [adres]
Per doos 27 KG
Gezien de feiten en omstandigheden en de tekens op de doos dacht ik dat het mogelijk zou kunnen gaan om precursoren voor synthetische drugs. Ik vroeg aan de verdachte wat er in de kartonnen dozen achterin zijn voertuig zat. Ik hoorde dat de verdachte verklaarde dat dit meel voor oliebollenbeslag was en dat hij deze van [naam] gekregen had.

Openen dozen, aantreffen vermoedelijke precursoren:

Hierbij heb ik, [verbalisant] , de kartonnen dozen geopend. Vervolgens heb ik, [verbalisant] , de witte zak open gesneden. Ik zag dat het ging om zogenaamde vezel versterkte zakken, die veelal gebruikt worden voor het vervoer van synthetische drugs precursoren. Ik, [verbalisant] , moest door meerdere lagen plastic snijden om bij een witte korrelige substantie te komen. Wij, [verbalisant] en [verbalisant] , roken meteen een chemische lucht.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik kreeg de telefoon van de aangehouden verdachte van mijn collega [verbalisant] . Hierop heb ik kortstondig onderzoek gedaan in de telefoon van de verdachte om een mogelijke afleverlocatie en of opdrachtgever te achterhalen. Ik heb het volgende bevonden:
Ik zag dat er over drie (3) verschillende applicaties werd gecommuniceerd. De waren WhatsApp, Signal en Sessie.
Ik heb het volgende bevonden in Signal:
[naam bedrijf] onder nummer [telefoonnummer] .
Uit dit gesprek blijkt dat [naam bedrijf] de opdrachtgever is om de precursoren op te halen in Duitsland. Dit blijkt uit het volgende verstuurde bericht door [naam bedrijf] :
- Dinsdag 5 december verstuurd door [naam bedrijf] . Net over grens BMK poeder ophalen dan weer terug is grondstof om shit te maken en is legaa... Zelfde als je wiet kweekt en je rijdt me wiet apparatuur rond is ook legaal alleen kweken mag niet.
Ik zag dat [naam bedrijf] een spraakbericht had verstuurd. Ik hoorde dat de tekst in het spraakbericht het volgende:
Als je dit dan niet verneukt. Dan komen de week nog meer ritten. Ook in Nederland. Dus doe dit gewoon en dan komt er nog veel aan. Niet verneuken. Geen rare dingen zeggen en weet ik veel allemaal. Gewoon normaal doen. Andere mensen van No Surrender zijn er ook allemaal bij dus dan weet je dat. Net over grens en hun rijden mee voorop dus als controle is meld doe auto... 4 uurtjes ritje en this legaal het is grondstof waar je uiteindelijk shit mee maakt ja maar die grondstof kan je legaal kopen in winkel in Duitsland. Net als je hier alle
apparatuur van wiet kweken in winkel kan open snap je. Easy money, het is dat ik voorwaardelijk heb daar anders had ik [het] gedaan.

Berichtgeving Whatsapp

Nummer [telefoonnummer] . Ik zag onder het profiel de naam [naam] staan. Ik zag dat de verdachte net voordat hij werd staande gehouden een spraakbericht had verstuurd naar dit nummer. Ik hoorde op het spraakbericht de verdachte zeggen dat er popo achter hem zat. Ik zag verder dat alle verstuurde berichten door + [telefoonnummer] hierna verwijderd waren.

Berichtgeving Sessie

Ik zag op de app Sessie dat er gecommuniceerd werd met [naam] . Vandaag 08.10 uur verstuurd door [naam] : tot zo man. Zeg dat die meel heeft gehaald om oliebollen te bakken. Gebeurt niks man me maat heeft al 3 keer een bus vuurwerk opgehaald. Afslag Meppen richting Emmen nemen. En jij rijdt voorop. Als er controle is bel je hem. Zegt die man waarmee ik ben vroeg hem wat je kon zeggen. Of niks zeggen, of zoiets wat me maat zegt. Maar komt sws goed man. Ik ga goed voorrijden. Ik bel je als ik wat zie.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 december 2023, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Gisteren, donderdag 7 december 2023, werd je aangehouden door de politie. Wat heb je die dag gedaan voor je werd aangehouden door de politie?
A: Ik heb gedoucht en toen ben ik de deur uit gegaan. V: Waar ben je naar toe gegaan?
A: Ik ben eerst naar Duitsland toe gegaan en daarna weer terug naar Nederland. V: Wat heb jij in Duitsland gedaan?
A: Niet zo veel, ik ben daar heen gereden en toen ben ik een winkel in gegaan. Daarna ben ik nog naar een ander winkelcentrum gegaan en daarna zijn we terug naar Nederland gereden.
V: Met wie was jij dan samen?
A: Ik heb die jongen ontmoet toen ik een keer op stap was. Hij zei dat hij " [naam] " heette. V: Waar in Duitsland heb jij dat spul opgehaald?
A: Ik had een locatie gekregen. Ik ben daar heen gereden ik zou niet weten waar dat was in Duitsland.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2023, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 13 oktober 2023 heb ik een onderzoek ingesteld aan twee dozen met daarin een wit, kristallijn poeder welke vermoedelijk gerelateerd is aan de vervaardiging en/of bewerking van (synthetische) drugs. De twee dozen zijn op donderdag 7 december 2023 aangetroffen in een voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken] , op de N378. Hierbij zijn de goederen nader onderzocht, geïnventariseerd, gefotografeerd en deels bemonsterd
SIN: AAQX9456NL
LFO-code:
  • A1: 2x Een doos met daarin een vezelversterkte zak. In de vezelversterkte zak zat een plastic zak, met daarin een aluminium zak. In de aluminium zak zat een dubbele plastic zak met daarin 25 kilo van een wit, kristallijn poeder. FD = natriumzout van BMK-glycidezuur
  • A1A: Aselect is van het witte poeder een monster genomen. Totaal = 50 kilo natriumzout van BMK-glycidezuur
6. ​
​Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2024.01.11.076, d.d. 18 januari 2024 opgemaakt door ing. P.H. Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
5
Resultaten

De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.

Kenmerk
omschrijving
resultaat
A1
AAQX9456NL / Al-A
"
2x Een doos met daarin een vezelversterkte zak. In de vezelversterkte zak zat een plastic zak, met daarin een aluminium zak. In de aluminium zak zat een dubbele plastic zak met daarin 25 kilo van een wit, kristallijn poeder.
FD = natriumzout van BMK- glycidezuur"
Wit poeder en brokjes, volgens opgave
"Aselect is van het witte poeder een monster genomen.
Totaal = 50 kilo natriumzout van BMK-glycidezuur”
Bevat een zout van 'BMK-glycidezuur'
Toelichting: de kenmerken en schuin gedrukte teksten zijn overgenomen van het aanvraagformulier.
6
Conclusie
Vraagstelling 2
In het onderzoeksmateriaal is een zout van 'BMK-glycidezuur' (2-methyl-3- fenyloxiraan-2- carbonzuur) aangetoond.
Vraagstelling 3
Het onderzoeksmateriaal [AAQX9456NL/Al-A] bevat een zout van 'BMK-glycidezuur' en voldoet aan de omschrijving van een geregistreerde stof van categorie 1 zoals opgenomen in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de daarin genoemde Europese verordeningen.

Bewijsoverweging

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Op 7 december 2023 is er 50 kilo natriumzout van BMK-glycidezuur aangetroffen in een personenauto die verdachte op die dag van Duitsland naar Nederland reed. Anders dan de raadsvrouw gaat de rechtbank op basis van de (spraak)berichten die zijn aangetroffen in de telefoon van verdachte, niet mee in de verklaring van verdachte dat hij dacht dat het om dozen met oliebollenmix ging, althans dat hij dacht dat hij iets legaals aan het vervoeren was. Uit het Signal gesprek met [naam bedrijf] blijkt namelijk duidelijk dat verdachte de opdracht kreeg om BMK-poeder op te halen en dat dit een grondstof is om shit te maken. Dat het ging om een grondstof waar je uiteindelijk shit meemaakt is ook nog herhaald in een spraakbericht verstuurd door [naam bedrijf] . Dat het niet om iets legaals ging, had verdachte voorts kunnen afleiden uit het feit dat [naam bedrijf] heeft aangegeven dat het om easy money ging en hij, [naam bedrijf] , het ritje zelf had gedaan als hij niet voorwaardelijk had. Gelet op het voornoemde is de verklaring van verdachte dat hij dacht oliebollenmix te vervoeren ongeloofwaardig, te meer nu verdachte blijkens een bericht van [naam] de instructie kreeg om te zeggen dat die meel heeft gehaald om oliebollen te bakken. Op basis van (spraak)berichten had verdachte op zijn minst een ernstige reden om te vermoeden dat wat hij aan het vervoeren was bestemd was om een feit zoals bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te plegen of om zon feit voor te bereiden.
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het gepleegde feit. Bij de vorming van het oordeel dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, op grond van de in de telefoon van verdachte aangetroffen (spraak)berichten van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen, in ieder geval [naam bedrijf] en [naam] . Uit die berichten blijkt een duidelijke taakverdeling waarbij verdachte in opdracht van die anderen verantwoordelijk was voor het vervoer van de 50 kilo natriumzout van BMK-glycidezuur. Uit de berichten blijkt ook dat er veelvuldig contact was tussen verdachte en die anderen, waarbij die anderen verdachte ook tips en instructies gaven met betrekking tot het vervoeren van het natriumzout. Daar komt bij dat er onderling is afgesproken dat verdachte daarvoor een bedrag van 750,00 euro zou ontvangen. Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij niet alleen, maar samen met ene [naam] naar Duitsland is vertrokken en dat verdachte vooraf een locatie in Duitsland doorgegeven kreeg.
Gelet op al het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van -kort gezegd- voorbereidingshandelingen voor het begaan van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij 7 december 2023 te Gasselte, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
  • het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en
  • het opzettelijk bereiden, verwerken, en
  • het opzettelijk vervaardigen van (met)amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen
  • 50 kilo natriumzout van BMK-glycidezuur (pre-precursor, gebruikt voor de vervaardiging van BMK) voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair, medeplegen, om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het locatiegebod, de elektronische monitoring en
de gedragsinterventie CoVa plus.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor integrale vrijspraak. Indien de rechtbank wel tot een veroordeling komt, acht de verdediging een taakstraf passender dan de gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist. Mocht verdachte veroordeeld worden dan heeft hij slechts een geringe rol gehad bij de voorbereidingshandelingen. Daar komt bij dat het sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis beter gaat met verdachte. Verdachte stelt zich meewerkend op en heeft zich goed aan alle voorwaarden gehouden. Ook heeft verdachte inmiddels een baan. Een gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal de positieve weg die verdachte inmiddels is ingeslagen in negatieve zin doorkruisen. Bij de strafoplegging dient de rechtbank ook rekening te houden met het feit dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, ruim negen maanden geleden, aan elektronische monitoring verbonden is, hetgeen als vrijheidsbeperkend dient te worden beschouwd. Wat betreft de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, wil verdachte overal aan meewerken. Het locatiegebod is echter lastig te verenigen met het werk van verdachte. De gedragsinterventie van CoVa plus heeft verdachte inmiddels al positief afgerond en dient derhalve ook niet meer als bijzondere voorwaarde opgelegd te worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 19 maart 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van -kort gezegd- voorbereidingshandelingen voor het begaan van een feit als bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Het natriumzout van BMK-glycidezuur dat verdachte voorhanden had, wordt veelal gebruikt bij de productie van synthetische harddrugs. Dergelijke drugs zijn niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, het staat ook vast dat de verspreiding van en de handel in deze drugs gepaard gaat met vele andere vormen van criminaliteit waar verdachte (indirect) een bijdrage aan heeft geleverd. De rechtbank rekent verdachte het voornoemde zwaar aan. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven en tevens geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Sterker nog, ter terechtzitting lijkt verdachte het bewezen verklaarde te bagatelliseren. De rechtbank acht het gedrag van verdachte op zijn zachtst gezegd oliedom.
De ernst van het bewezen verklaarde feit en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een forse onvoorwaardelijk gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte reeds negen maanden aan elektronische monitoring verbonden is geweest, aanleiding om daarvan af te wijken. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis coöperatief heeft opgesteld ten aanzien van het nakomen van de bijzondere voorwaarden. Verdachte houdt zich aan de afspraken en heeft de training van CoVa plus positief afgerond. Ook heeft verdachte inmiddels een baan. Het opnieuw gedetineerd raken zal de positieve weg die verdachte inmiddels is ingeslagen in negatieve zin doorkruisen, hetgeen de rechtbank onwenselijk acht. Gelet op het voornoemde zal de rechtbank geen gevangenisstraf opleggen van langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, maar legt de rechtbank aan verdachte een
taakstraf op van de maximale duur, in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur voor verdachte om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de CoVa plus training, het locatiegebod en de elektronische monitoring. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod op te leggen, nu het contactverbod onvoldoende concreet is geformuleerd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich binnen zeven dagen bij reclassering Leger des Heils meldt op het adres [adres] te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de
reclassering dat nodig vindt.
  • dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • dat veroordeelde meewerkt aan ambulante begeleiding door [organisatie] of een soortgelijke organisatie voor ambulante begeleiding, zolang de reclassering dat geïndiceerd acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Venema-Dietvorst, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. L.S. Wachters, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2024.
Mr. L.S. Wachters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.