ECLI:NL:RBNNE:2024:4000

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
C/18/237938 KG ZA 24-135
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op realisatie van vluchtelingenopvang en uitlatingen door gedaagde Vastgoed

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Vazet Creatie B.V. en [gedaagde] Vastgoed B.V. De eisende partij, Vazet, vorderde een verbod voor [gedaagde] Vastgoed om in of op het onroerend goed aan [adres] een vluchtelingenopvang te realiseren, alsook om uitlatingen te doen die impliceren dat een dergelijke opvang zou worden gerealiseerd. Vazet stelde dat de uitlatingen van [gedaagde] Vastgoed de verkoop van haar woningbouwproject ernstig belemmerden en dat er sprake was van een spoedeisend belang.

De rechtbank oordeelde dat de handelswijze van [gedaagde] Vastgoed in strijd was met de redelijkheid en billijkheid die contracterende partijen jegens elkaar in acht dienen te nemen. De voorzieningenrechter overwoog dat de uitlatingen van [gedaagde] Vastgoed nadelig waren voor Vazet, die afhankelijk was van de verkoop van de woningen in haar project. De rechtbank wees de vorderingen van Vazet toe en verbood [gedaagde] Vastgoed om een vluchtelingenopvang te realiseren, alsook om uitlatingen te doen die deze mogelijkheid suggereren. Tevens werd [gedaagde] Vastgoed veroordeeld tot het verwijderen van een spandoek dat deze opvang aankondigde en tot rectificatie van eerdere uitlatingen.

De proceskosten werden toegewezen aan Vazet, die in het gelijk werd gesteld. Dit vonnis benadrukt de belangrijke rol van redelijkheid en billijkheid in contractuele relaties en de bescherming van de belangen van partijen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/237938 / KG ZA 24-135
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2024
in de zaak van
VAZET CREATIE B.V.,
te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: Vazet,
advocaat: mr. A.M. Ubink,
tegen
[gedaagde] VASTGOED B.V.,
te Haren Gn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] Vastgoed,
advocaat: mr. O.M.M. Philips.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de aanvullende productie van Vazet
- de producties van [gedaagde] Vastgoed
- de mondelinge behandeling van 24 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Vazet
- de pleitnota van [gedaagde] Vastgoed.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Vazet houdt zich bezig met de ontwikkeling en realisatie van vastgoedprojecten, waaronder woningbouwprojecten.
2.2.
In 2021 is Vazet in overleg getreden met [gedaagde] Vastgoed over de verkoop aan haar van een perceel grond aan [adres] ten behoeve van de ontwikkeling van dat perceel tot woningbouwlocatie door Vazet. De boerderij waartoe de gronden behoorden bleef in eigendom van [gedaagde] Vastgoed.
2.3.
In een door beide partijen ondertekende brief van 22 augustus 2022 zijn de afspraken tussen partijen omtrent de te sluiten koopovereenkomst vastgelegd. Partijen zijn onder meer het volgende overeengekomen:
Inzake de herontwikkeling van [adres] , kadastraal bekend [kadastrale aanduiding] , op basis van het ontwerp van [architectenbureau] en zoals bekend en behandeld is in de IVO bij de gemeente Groningen, zijn wij als volgt met elkaar overeengekomen.
(…)
De overeenkomst is op basis van de volgende voorwaarden.
(…)
Het aangaan van een anterieure overeenkomst met de gemeente Groningen is voor rekening en risico van Vazet, tenzij de gemeente Groningen onverhoopt besluit het huidige programma van het project aan te willen passen. Dit programma bestaat tenminste uit 12 stuks 2-1 kapwoning, een rij van drie woningen en een rij van vier woningen en een viertal kwadrantwoningen, allen vrije sector, koop. In dat geval kunnen partijen besluiten de overeenkomst te ontbinden of treden in overleg om tot nadere afspraken te komen.
Hierna wordt de koopovereenkomst opgesteld en ondertekend waarin de volgende punten zijn opgenomen.
(…)
  • Vazet neemt alle verdere plankosten voor het uitwerken van het project op perceel [kadastrale aanduiding] voor eigen rekening, en ziet dat als zekerheidstelling voor het afnemen van de locatie, de plankosten tot de IVO zijn voor rekening verkoper;
  • Verkoper verstrekt om niet alle documenten en onderleggers welke bij de planvorming gebruikt zijn;
  • In de formele wijziging bestemmingsplan wordt separaat ook de wijziging van bestemming van de boerderij naar appartementen meegenomen, bijkomende kosten inzake herontwikkeling van de boerderij zijn voor rekening verkoper;
  • (…)
2.4.
[gedaagde] Vastgoed heeft Vazet op 9 februari 2023 gedagvaard in kort geding. Zij heeft gevorderd Vazet te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst van 22 augustus 2022, zijnde het opstellen van een koopovereenkomst tegen de in de overeenkomst van 22 augustus 2022 opgenomen voorwaarden en medewerking aan c.q. aanvaarding van de levering van het registergoed, tegen betaling van de overeengekomen koopprijs. De behandeling van het kort geding heeft geen doorgang gevonden omdat partijen nader in overleg zijn gegaan.
2.5.
Op 5 april 2023 hebben partijen de koopovereenkomst getekend ten aanzien van de door Vazet te kopen grond. Partijen zijn een koopsom overeengekomen van € 2,5 mln. In de koopovereenkomst staat onder meer het volgende:
Leveringsverplichting, juridische en feitelijke staat
Artikel 5
(…)
3. Koper is voornemens het verkochte te ontwikkelen voor woningbouw. Koper dient zelf en voor zijn rekening en risico voor de benodigde vergunningen, ontheffingen en dergelijke zorg te dragen. Verkoper staat er niet voor in dat de voor de koper beoogde gebruik benodigde vergunningen, ontheffingen en dergelijke worden verleend.
(…)
Vergunning boerderij
Artikel 24
Verkoper zal de omgevingsvergunning met betrekking tot de naastliggende boerderij aanvragen voor één augustus tweeduizend drieëntwintig (01-08-2023). Indien de omgevingsvergunning door verkoper na één augustus tweeduizend drieëntwintig (01-08-2023) wordt aangevraagd is verkoper aan koper een direct opeisbare boete verschuldigd van achthonderdduizend euro (€ 800.000,00).
2.6.
Vazet heeft in het kader van haar vergunningsaanvraag voor de woningen op de door haar gekochte grond en de daarbij noodzakelijke wijziging in het geldende bestemmingsplan begin juli 2023 een integrale Ruimtelijke onderbouwing, conform de wens van de gemeente Groningen (hierna: de gemeente), bij de gemeente ingediend. Deze Ruimtelijke onderbouwing betrof het gehele plangebied, inclusief de realisatie van twaalf appartementen in de boerderij van [gedaagde] Vastgoed.
2.7.
Op 31 juli 2023 heeft [gedaagde] Vastgoed haar aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de bouw van 12 appartementen in de boerderij bij de gemeente ingediend.
2.8.
Op 26 juni 2024 heeft de levering van de grond aan Vazet plaatsgevonden.
2.9.
Vazet heeft het woningbouwplan voor haar woningen volledig uitontwikkeld en de (te bouwen) woningen zijn in de verkoop gegaan. Blijkens de e-mail van de makelaar van Vazet van 20 september 2024 zijn op dat moment zes woningen verkocht onder voorbehoud, vijf woningen mondeling verkocht en zeven woningen onder optie. Zes woningen zijn nog beschikbaar.
2.10.
[gedaagde] (directeur van [gedaagde] Vastgoed) heeft op 7 juli 2024 via WhatsApp het volgende aan [eigenaar] (eigenaar van Vazet) medegedeeld:
Aangezien er geen vergunning word verleend voor mij op de boerderij, maar het mij veel geld heeft gekost, om de architect er een plan op te laten maken, word het nu tijd om eens wat geld te gaan verdienen met een boerderij die al 3.5 jaar leeg staat. Ik heb benaderd door een organisatie voor de opvang van vluchtelingen, wellicht ga ik daar de boerderij aan verhuren voor 3 jaar, maar het kan ook zijn, dat ze de boerderij gaan kopen. Ik heb liever dat je het vroegtijdig van mij hoort, dan dat je verrast word wanneer ze erin komen wonen.
2.11.
In antwoord daarop heeft [eigenaar] namens Vazet medegedeeld dat dit volstrekt in tegenspraak is met de gemaakte afspraken, dat Vazet volledig aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat zij ervan uitgaat dat [gedaagde] Vastgoed dat ook doet.
2.12.
Op 30 juli 2024 is Vazet gebleken dat [gedaagde] Vastgoed een spandoek bij de boerderij heeft geplaatst waarop staat vermeld dat in de boerderij 65 vluchtelingen zullen worden opgevangen.
2.13.
Vazet heeft bij de gemeente navraag gedaan omtrent de door [gedaagde] Vastgoed medegedeelde opvang van vluchtelingen in de boerderij. De gemeente heeft bij e-mails van 31 juli 2024 kenbaar gemaakt dat op grond van het bestemmingsplan Vinkhuizen 2007 de bestemming van de boerderij ‘recreatieve doeleinden’ is waarbinnen het gebruik door arbeidsmigranten of asielzoekers niet is toegestaan. De boerderij kan zonder medewerking van de gemeente niet worden ingezet voor de opvang van vluchtelingen. De gemeente heeft gemeld dat bij haar geen aanvraag bekend is en zij daarom niet voornemens is om medewerking te verlenen aan de opvang van vluchtelingen in de boerderij.
2.14.
Bij brief van 1 augustus 2024 heeft (de advocaat van) Vazet aan (de advocaat van) [gedaagde] Vastgoed medegedeeld dat de opvang van vluchtelingen in de boerderij niet aan de orde kan zijn in het licht van de tussen partijen gemaakte afspraken, alsmede dat dit planologisch niet is toegestaan. Vazet heeft [gedaagde] Vastgoed gesommeerd per direct te stoppen met het doen van uitlatingen in welke vorm dan ook dat ter plaatse een vluchtelingenopvang zou worden gerealiseerd, hetgeen inhoudt dat het spandoek verwijderd moet worden. Verder dient [gedaagde] Vastgoed zich van toekomstige uitlatingen daaromtrent te onthouden.

3.Het geschil

3.1.
Vazet vordert dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] Vastgoed verbiedt – zowel zelf, als via aan haar gelieerde ondernemingen of personen – in of op het onroerend goed aan de [adres] een vluchtelingenopvang te realiseren of daarop gerichte activiteiten te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 1.000.000,00;
II. [gedaagde] Vastgoed veroordeelt binnen 24 uur na betekening van het in deze kwestie te wijzen vonnis over te gaan tot verwijdering van het spandoek dat is aangebracht aan de boerderij aan de [adres] met betrekking tot een voornemen om ter plaatse vluchtelingen te huisvesten, en [gedaagde] Vastgoed te veroordelen dit spandoek vervolgens verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan;
III. [gedaagde] Vastgoed gebiedt te rectificeren dat zij een vluchtelingenopvang gaat realiseren aan de [adres] , door daartoe binnen twee weken:
(i) een advertentie te plaatsen in De Regiokrant met de volgende tekst: “
Anders dan eerder bericht zullen wij geen vluchtelingenopvang realiseren aan de [adres] . [gedaagde] Vastgoed B.V.”, alsmede
(ii) een door [gedaagde] Vastgoed ondertekende brief te verzenden aan Vazet met een inhoud conform het bepaalde in randnr. 20 van de dagvaarding, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 per week of gedeelte van een week dat niet aan deze veroordeling is voldaan;
IV. [gedaagde] Vastgoed verbiedt – zowel zelf, als via aan haar gelieerde ondernemingen of personen – uitlatingen te doen in welke vorm dan ook alsof ter plaatse van de [adres] een vluchtelingenopvang zou worden gerealiseerd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 per overtreding;
Met veroordeling van [gedaagde] Vastgoed in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van rechtsbijstand van de zijde van Vazet, waaronder de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na het in deze kwestie te wijzen vonnis aan de proceskostenveroordeling wordt voldaan.
3.2.
[gedaagde] Vastgoed voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Vazet, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Vazet, met veroordeling van Vazet in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of Vazet ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
4.2.
Vazet stelt dat sprake is van een spoedeisend belang omdat de verkoop van de woningen van haar woningbouwplan ernstige hinder ondervindt door de onrust die bij de (potentiële) kopers is ontstaan doordat [gedaagde] Vastgoed, door middel van het plaatsen van een spandoek, kenbaar heeft gemaakt dat zij in de naast deze locatie liggende boerderij aan de [adres] een vluchtelingenopvang voor 65 vluchtelingen wil realiseren. Dit klemt volgens Vazet te meer omdat zij er belang bij heeft dat zij de grond binnen zes maanden nadat zij zelf de eigendom heeft verkregen kan doorleveren aan de kopers van het nieuwbouwplan, zodat een beroep kan worden gedaan op vrijstelling van overdrachtsbelasting. Daarmee is volgens Vazet een groot financieel belang gemoeid. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang bij het gevorderde daarmee genoegzaam aangetoond.
Inhoudelijk
4.3.
Vazet vordert verkort weergegeven dat het [gedaagde] Vastgoed – zowel zelf, als via aan haar gelieerde ondernemingen of personen – wordt verboden in de boerderij een vluchtelingenopvang te realiseren of daarop gerichte activiteiten te verrichten, op straffe van een dwangsom. Vazet stelt dat [gedaagde] Vastgoed in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid die contracterende partijen jegens elkaar in acht hebben te nemen door er als verkopende partij, [gedaagde] Vastgoed, een dergelijke handelwijze op na te houden en dergelijke uitlatingen te doen waardoor de verkoopmogelijkheden van haar koper, Vazet, ten aanzien van het door haar te realiseren woningbouwplan worden gefrustreerd.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat bij de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid op afspraken tussen partijen, ook na de tussen partijen gesloten van een hen over en weer bindende overeenkomst, naast de aard en de strekking van die rechtsverhouding alle omstandigheden van het geval dienen te worden betrokken. Daarbij wordt belang gehecht aan de redelijke bedoelingen van partijen en hetgeen zij eventueel daarover hebben vastgelegd in een overeenkomst. In dat kader acht de voorzieningenrechter het volgende van belang.
4.5.
[gedaagde] Vastgoed was in eerste instantie voornemens om het gehele project zelfstandig uit te voeren, zoals zij op de mondelinge behandeling heeft verklaard, en heeft in dat kader een IVO (Integraal Vooroverleg) met de gemeente gevoerd waarin zij haar bouwplannen met betrekking tot de boerderij en de omliggende gronden aan de gemeente uiteen heeft gezet. Omdat het zelf uitvoeren van de bouwplannen haar uiteindelijk niet mogelijk bleek, is [gedaagde] Vastgoed in 2021 in gesprek getreden met Vazet.
4.6.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] Vastgoed echter betoogt dat zij nimmer van plan was om, na het aanvragen van de vergunning, daadwerkelijk uitvoering te geven aan de bouw van de appartementen in de boerderij. Wat daar ook van zij – [gedaagde] Vastgoed heeft in weerwil daarvan verklaard de bouwplannen in eerste instantie alleen te willen uitvoeren –, dit voornemen is nooit gecommuniceerd aan Vazet. Dit klemt te meer nu Vazet onweersproken heeft gesteld dat zij bij het aangaan van de koopovereenkomst is uitgegaan van het hiervoor vermelde IVO, waarin de bouwplannen van [gedaagde] Vastgoed voor het gehele perceel zijn neergelegd, en dat zij op grond daarvan met [gedaagde] Vastgoed in zee is gegaan. Dit blijkt ook uit de overeenkomst van 22 augustus 2022 waarin staat: ‘
Inzake de herontwikkeling van [adres] (…) op basis van het ontwerp van [architectenbureau] en zoals bekend en behandeld is in de IVO bij de gemeente Groningen, zijn wij als volgt met elkaar overeengekomen.
4.7.
Partijen zijn daarnaast in de overeenkomst van 22 augustus 2022 overeengekomen om gezamenlijk op te trekken richting de gemeente betreffende de vergunningsaanvraag. Dit was noodzakelijk omdat de gemeente (in eerste instantie) een integrale planbenadering wenste voor de gronden en de boerderij. In dat kader is overeengekomen dat [gedaagde] Vastgoed een vergunningsaanvraag voor de bouw van de appartementen in de boerderij bij de gemeente zou indienen. Dit heeft [gedaagde] Vastgoed op de laatst mogelijke overeengekomen datum gedaan. Echter, wegens bezwaren die bij het Bibob-onderzoek naar boven zijn gekomen is de vergunning niet aan [gedaagde] Vastgoed verleend. Op zich is dit een omstandigheid die voor rekening en risico komt voor Vazet. Partijen hebben immers nadrukkelijk afgesproken dat het aangaan van een anterieure overeenkomst in de risicosfeer ligt van Vazet. Vazet heeft daarmee het risico aanvaard dat het gehele plan geen doorgang zal vinden. Daarmee is het lot van de bouwplannen van Vazet verbonden aan dat van [gedaagde] Vastgoed.
4.8.
De gemeente heeft thans echter wel aan Vazet vergund. Klaarblijkelijk is de gemeente niet langer van oordeel dat sprake moet zijn van een integrale planbenadering. Vazet heeft vervolgens de door haar aangekochte grond verder ontwikkeld, wat erin heeft geresulteerd dat een aantal woningen is verkocht onder voorbehoud en een aantal woningen onder optie zijn. Een aantal woningen zijn daarentegen nog beschikbaar. Vazet heeft onweersproken gesteld dat de uitlatingen van [gedaagde] Vastgoed over het in de boerderij realiseren van een vluchtelingenopvang de verkoop van de woningen frustreert. De uitingen van [gedaagde] Vastgoed hebben geleid tot aankoopbeslissingen die worden aangehouden en tot kopers die zich terugtrokken. Bovendien, zo heeft Vazet eveneens onweersproken gesteld, dient 70% van de te bouwen woningen te zijn verkocht voordat de bouw van een project kan starten en als het te lang duurt voordat dit percentage wordt gehaald de reeds gesloten overeenkomsten weer vervallen. Daardoor dreigt het project van Vazet te mislukken waardoor zij schade zal lijden.
4.9.
Dat de handelswijze van [gedaagde] Vastgoed Vazet nadeel toebrengt is door [gedaagde] Vastgoed op de mondelinge behandeling erkend. Dit klemt te meer nu [gedaagde] Vastgoed, nog voordat zij de overeengekomen vergunning had aangevraagd, via het aangespannen kort geding van 9 februari 2023 Vazet heeft gedwongen de grond af te nemen en zich daarmee heeft verplicht mee te werken aan de gezamenlijke planontwikkeling die noodzakelijk was voor de bouwplannen van Vazet.
4.10.
Gezien het voorgaande met inachtneming van de aard en de strekking van de rechtsverhouding tussen partijen dient [gedaagde] Vastgoed zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter als contractspartner van Vazet te onthouden van de door haar gedane uitlatingen nu deze nadeel aan Vazet toebrengen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van Vazet dat [gedaagde] Vastgoed haar als contractspartner geen nadeel toebrengt zwaarder weegt dan de door [gedaagde] Vastgoed aangevoerde inperking van haar eigendomsrecht aangezien de vorderingen slechts een beperkte inperking behelzen. De voorzieningenrechter neemt in haar oordeel mee dat de omgevingsvergunning waardoor het mogelijk moet worden om vluchtelingen in de boerderij op te vangen er nog steeds niet ligt. Het kan bovendien betwijfeld worden of een aanvraag tot een omgevingsvergunning, als die al door [gedaagde] Vastgoed wordt ingediend, wordt goedgekeurd door de gemeente omdat dezelfde Bibob-bezwaren die speelden bij de beoordeling van de eerdere aanvraag wederom een rol zullen spelen. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] Vastgoed dat de gemeente elders in de stad zonder juiste bestemming(swijziging) vluchtelingen in een bedrijfspand heeft opgevangen nu deze stelling door [gedaagde] Vastgoed niet (nader) is onderbouwd.
4.11.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van Vazet tot het verbieden van [gedaagde] Vastgoed – zowel zelf, als via aan haar gelieerde ondernemingen of personen – om in of rond de boerderij een vluchtelingenopvang te realiseren of daarop gerichte activiteiten te verrichten worden toegewezen. Ditzelfde geldt voor de vorderingen [gedaagde] Vastgoed te gebieden het spandoek te verwijderen en verwijderd te houden, alsmede te verbieden uitlatingen te doen in welke vorm dan ook alsof in of rond de boerderij een vluchtelingenopvang zou worden gerealiseerd. Anders dan [gedaagde] Vastgoed heeft aangevoerd zijn de vorderingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende bepaalpaar.
4.12.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aangewezen. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen en beperkt zoals is verwoord in het dictum.
Rectificatie
4.13.
Vazet vordert daarnaast [gedaagde] Vastgoed te gebieden te rectificeren dat zij een vluchtelingenopvang gaat realiseren aan de [adres] , door een advertentie te plaatsen in De Regiokrant en een door [gedaagde] Vastgoed ondertekende brief te verzenden aan Vazet met een inhoud zoals weergegeven in de dagvaarding, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.14.
[gedaagde] Vastgoed voert als verweer slechts aan dat de gevraagde rectificatie te ruim is geformuleerd, zonder dit nader handen en voeten te geven. De voorzieningenrechter gaat daarom aan dit verweer voorbij. Nu voor het overige geen verweer is gevoerd, zal de vordering tot rectificatie worden toegewezen, met dien verstande dat de zin: ‘
Wij zullen evenmin de monumentale boerderij voor een dergelijk gebruik aan een andere partij verkopen.’ dient te worden weggelaten uit de aan Vazet te zenden brief omdat dit niet in overeenstemming is met de gevorderde (en toegewezen) ver- en geboden.
4.15.
Ook in dit geval acht de voorzieningenrechter oplegging van een dwangsom als stimulans tot nakoming van de veroordeling tot rectificatie aangewezen. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen en beperkt zoals is verwoord in het dictum.
Proceskosten
4.16.
[gedaagde] Vastgoed is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Vazet worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,12
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.088,12

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] Vastgoed – zowel zelf, als via aan haar gelieerde ondernemingen of personen – in of op het onroerend goed aan de [adres] een vluchtelingenopvang te realiseren of daarop gerichte activiteiten te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 500.000,00 ineens indien [gedaagde] Vastgoed dit verbod overtreedt;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] Vastgoed om binnen 24 uur na betekening van het vonnis over te gaan tot verwijdering van het spandoek dat is aangebracht aan de boerderij aan de [adres] met betrekking tot een voornemen om ter plaatse vluchtelingen te huisvesten, en dit spandoek vervolgens verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan met een maximum van € 200.000,00;
5.3.
gebiedt [gedaagde] Vastgoed te rectificeren dat zij een vluchtelingenopvang gaat realiseren aan de [adres] , door daartoe binnen twee weken na betekening van het vonnis:
a. een advertentie te plaatsen in De Regiokrant met de volgende tekst:
Anders dan eerder bericht zullen wij geen vluchtelingenopvang realiseren aan de [adres] . [gedaagde] Vastgoed B.V.
alsmede
een door [gedaagde] Vastgoed ondertekende brief te verzenden aan Vazet met de volgende tekst:
Hierbij verklaart ondergetekende, [gedaagde] , bestuurder van [gedaagde] Vastgoed B.V., als volgt. [gedaagde] Vastgoed B.V. is de eigenaar van de monumentale boerderij aan de [adres] . Anders dan eerder bekend is gemaakt zullen wij niet overgaan tot het realiseren van een vluchtelingenopvang aan de [adres] . Als eigenaar van het betreffende vastgoed zullen wij hier geen medewerking aan verlenen. Het voorgaande geldt zowel voor [gedaagde] Vastgoed B. V., als voor aan ons gelieerde ondernemingen en personen.
Namens [gedaagde] Vastgoed B.V.,
[gedaagde]
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per week of gedeelte van een week dat niet aan deze veroordeling is voldaan met een maximum van € 200.000,00;
5.4.
verbiedt [gedaagde] Vastgoed – zowel zelf, als via aan haar gelieerde ondernemingen of personen – uitlatingen te doen in welke vorm dan ook alsof ter plaatse van de [adres] een vluchtelingenopvang zou worden gerealiseerd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding met een maximum van € 200.000,00;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] Vastgoed in de proceskosten van € 2.088,12, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] Vastgoed niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] Vastgoed tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
c:598