ECLI:NL:RBNNE:2024:3988

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
18-180451-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en mishandeling met eendaadse samenloop

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 juli 2023, waarbij de verdachte de aangeefster heeft vastgepakt, tegen de grond gewerkt en haar heeft mishandeld door meermalen in haar gezicht te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft geprobeerd te dwingen tot seksuele handelingen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten van poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 480 dagen, met aftrek van het voorarrest, en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn psychiatrische problematiek en het hoge recidiverisico. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft een schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/180451-23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/050586-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 oktober 2024 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 april 2024 en nadat bij tussenvonnis van de rechtbank van 7 mei 2024 het onderzoek is heropend ter terechtzitting van 26 september 2024.
Verdachte is op 23 april 2024 en 26 september 2024 verschenen, bijgestaan door mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat te Amsterdam. Het Openbaar Ministerie is op 23 april 2024 ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen en op 26 september 2024 door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] :
  • voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (daarbij) heeft gezegd dat zij maar beter mee kon werken en/of
  • voornoemde [slachtoffer] op de grond heeft gegooid, althans tegen de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen en/of
  • zijn hand op de mond en/of de keel van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of de neus van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of (daarbij) heeft gezegd: "Ik kan je ook knock-out slaan of laten stikken of met een knock-out spray" en/of
  • (met) een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in de hals van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gekrast en/of (daarbij) gezegd: "Ik kan je hier dood maken en begraven en dan gaat niemand je vinden" en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij zich door hem, verdachte, moest laten neuken en dat ze dan weg kon en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Of je gaat mij neuken of je gaat mij pijpen" en/of (vervolgens) zijn broek heeft uitgedaan en/of
  • in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "ik wil je in je kont of kut neuken" en/of
  • de billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of (daarbij) heeft gezegd dat hij in doggy-style wilde, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, waardoor gedurende enige tijd de ademhaling van die [slachtoffer] werd belet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, waardoor gedurende enige tijd de ademhaling van die [slachtoffer] werd belet;
3
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
  • (met) een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in de hals van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gekrast en/of
  • (met kracht en/of gebalde vuist) in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te [adres] , [slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
  • (met) een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in de hals van die [slachtoffer] gedrukt en/of gekrast en/of
  • (met kracht en/of gebalde vuist) in het gezicht van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geschopt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 primair en onder 3 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van de handelingen die betrekking hebben op een mes. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd:
Verdachte heeft zich door de uitoefening van grof (samendrukkend) geweld op kwetsbare lichaamsdelen als het hoofd, de keel en de hals willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Blijkens verdachtes handelen heeft hij deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde en zich ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dient behoedzaam met de verklaringen van aangeefster te worden omgegaan gelet op de verklaring van haar vader dat aangeefster alles aan elkaar liegt. Daarnaast staan de verklaringen van aangeefster op zichzelf en ontbreekt enig steunbewijs. Verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat uit de aard en de ernst van het letsel zoals dat volgt uit de letselrapportage niet kan volgen dat sprake is geweest van poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde kan niet worden vastgesteld dat verdachte aangeefster heeft getrapt. De oorzaak van het letsel van aangeefster past bij het slaan in het gezicht. Er zijn echter geen fracturen vastgesteld en het is onbekend met welke kracht is geslagen, zodat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor het aannemen van een poging tot zware mishandeling.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Feit 2
Uit de letselrapportage blijkt dat door de forensisch arts in de hals van aangeefster twee evenwijdige krasletsels en oppervlakkige huidletsels zijn geconstateerd. De rechtbank kan op basis van die bevindingen
niet vaststellen of verdachte de keel van aangeefster zou hebben dichtgeknepen en zo ja, hoeveel kracht daarbij is aangewend en hoe lang de keel dichtgeknepen is geweest. Er kan daarom niets worden gezegd over risicos op overlijden dan wel het optreden van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van poging tot doodslag en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op de wijze waarop dat onder 2 ten laste is gelegd.
Feit 3 primair
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte met een mes in de hals van aangeefster heeft gedrukt of in het gezicht van aangeefster heeft geschopt, zodat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken. De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn vuisten in het gezicht van aangeefster heeft geslagen en gestompt. Als gevolg hiervan heeft aangeefster zwellingen opgelopen onder beide ogen en op het voorhoofd. Daarnaast is een bloeduitstorting in het slijmvlies van het rechteroog ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er onder deze omstandigheden niet vast te stellen of sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht het onder 1 en onder 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 23 april 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 19 juli 2023 in [adres] had afgesproken met [slachtoffer] . Er ontstond een worsteling waarbij ik haar bij haar armen heb vastgepakt. Ik heb aangeefster met mijn vuist geslagen, in haar gezicht.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juli 2023, opgenomen op pagina 42 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023190341 d.d. 4 december 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Vertel daar eens alles over?
A: Toen waren we aan het praten over de fiets, dat ik snapte dat hij het vervelend vond. Toen pakte hij mij ineens vast en gooide mij op de grond. Toen begon ik te schreeuwen en deed hij al snel zijn handen voor mijn mond zodat ik niet meer kon schreeuwen. Hij pakte mij bij de keel met twee handen en ik voelde dat hij met die handen begon te duwen om mijn keel. Toen begon hij mij weer te slaan in mijn gezicht. Hij begon al met slaan in mijn gezicht toen hij mij op de grond had gegooid, hij kwam toen boven op mij zitten en sloeg mij toen in mijn gezicht. Op den duur begon hij steeds harder te slaan, in het begin bij mijn ogen maar op een moment tegen mijn kaak. Ik weet dat je een punt hebt bij je kaak dat als je dat goed raakt, je knock out gaat. Naar mijn idee richtte hij daar op, hij sloeg mij heel vaak met een vuist in mijn gezicht. In het begin deed het zeer wanneer hij mij met de vuist raakte maar op den duur voelde ik het niet meer omdat ik ook bezig was om los te komen. Ook zei hij: "je kut is gemaakt voor seks. "Ik had hem voorstellen gedaan, ik heb hem gezegd: "Ik geef je twee duizend euro en ik ga je pijpen." Hij zei: "Je hebt niet eens twee duizend euro, maar dan moet je me wel pijpen en wil ik aan je kont zitten." Op den duur deed hij zijn broek en onderbroek uit. Ik weet niet tot hoe ver naar beneden, ik begon toen aan zijn lul te zitten, met mijn rechterhand.
V: Wat deed je met die hand?
A: Ik probeerde maar wat, ik ging met mijn hand heen en weer om zijn lul. Ik stopte en zei tegen hem dat ik dat niet kon. Op den duur zei hij: "Oké dan wil ik aan je kont zitten en wil ik je in je kont of kut neuken." Ik mocht kiezen. Ik begon toen mijn broek een beetje omlaag te duwen, maar wel zo dat ik hem nog aan had. Ik had mijn onderbroek nog aan mijn legging had ik halverwege, niet verder dan onder mijn kont. Hij zat op dat moment aan mijn kont. Met beide handen. Op mijn blote huid.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 juli 2023, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Tussen 03.00 uur en 03.30 uur, werd ik wakker van geschreeuw dat ik en mijn vrouw buiten hoorde. Dit kwam uit de richting van het industrieterrein gelegen aan het fietspad [adres] nabij onze woning. Tevens hoorde ik dat er buiten door iemand werd hardgelopen. Ik hoorde namelijk duidelijk de voetstappen. Niet veel later hoorde ik dat er bij ons aan de voordeur werd aangebeld. (...)
Het meisje zag er paniekerig en gehavend uit. Ik zag dat haar haren door de war zaten en dat haar broek ter hoogte van beide knieën was gescheurd. Tevens zag ik bloed en schaafplekken op haar knieën. Ik hoorde haar vragen of ze naar binnen mocht komen. (...)
Vervolgens vroeg ik wat er was gebeurd en hoe het met haar ging. Ik hoorde haar zeggen dat ze was aangerand dan wel verkracht en hierbij was mishandeld. Vervolgens heb ik haar voorgesteld de politie te bellen waarmee zij instemde.
Terwijl wij aan het wachten waren op de hulpdiensten deed het meisje haar verhaal alleen ze was zeer chaotisch en ging van de hak op de tak. Ze vertelde dat ze met een jongen - [verdachte] (fonetisch) - had afgesproken in verband met het terug geven van haar fiets die ze had uitgeleend.
Op de afgesproken plek die voor mij onbekend is gebleven is ze mishandeld aangerand en mogelijk verkracht. De jongen wilde dat zij seksuele handelingen zou verrichten bij hem in de vorm van orale bevrediging dan wel het vasthouden van zijn geslachtsdeel. Ik heb begrepen dat zij dit heeft gedaan maar de jongen wilde ook seks met haar. Zijn voorstel zou zijn van voren of van achter vaginaal of anaal. Dit wilde zij niet en vervolgens greep hij met zijn hand in haar ondergoed. Hierop had zij zich verzet en ontstond er een worsteling waarbij ze ook is mishandeld.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juli 2023, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
In de woning troffen wij ook de bewoonster en op een stoel in de kamer zat een jong meisje. Dit bleek [slachtoffer] te zijn. Wij zagen dat ze angstig was. Wij zagen dat het meisje een opgezwollen neus had; deze kleurde ook al enigszins blauw, onder haar rechter oog leek een zwelling te zitten en wij zagen dat haar broek kapot was. () Toen beiden daar aankwamen wilde de jongen ineens seks met haar en greep haar vast bij haar keel. [slachtoffer] mocht kiezen op welke manier ze seks met hem wilde. Ze mocht kiezen of van voren of van achteren. [slachtoffer] gaf aan dit niet te willen. Hierop begon de jongen haar te slaan en te stompen in haar gezicht. Hij wilde dat ze hem dan maar zou pijpen. Omdat [slachtoffer] dit beter leek dan dat hij haar zou neuken gaf zij hier aan toe. [slachtoffer] gaf aan dat zij zijn piemel in de hand had gehad maar zij kon niet meer zeggen of zij hem ook daadwerkelijk gepijpt had. Dit kwam volgens haar doordat zij duizelig was geworden van de stompen en niet meer helemaal helder alles had meegekregen. De jongen had meerdere malen gezegd dat hij haar ging neuken. Ook zou hij haar bij haar kont hebben gepakt.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 juli 2023, opgenomen op pagina 209 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Heeft ze met haar hand aan jouw penis gezeten? A: Eventjes.
V: Op welk moment heb je haar kont aangeraakt?
A: Op het moment dat ik mijn hand op haar onderbroek legde. Ik zei al dat ze een string aanhad. Mijn hand ging toen bij haar langs.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen aangeefster verklaart ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Haar aangifte strookt met hetgeen zij aan getuige [naam] en later aan verbalisanten [naam] en [naam] heeft verteld ten aanzien van enkele van de feitelijke handelingen en uitlatingen zoals ten laste gelegd onder feit 1. Voorts merkt de rechtbank op dat aangeefster niet de indruk wekt dat zij hetgeen is gebeurd heeft aangedikt, wat tevens maakt dat de rechtbank haar verklaring betrouwbaar acht. Daarbij komt dat verdachte erkent dat aangeefster zijn penis in haar hand heeft gehad, waaruit volgt dat er tijdens de ontmoeting seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Dat de vader van aangeefster op enig moment in de context van een andere gebeurtenis tegen de politie heeft gezegd dat aangeefster alles bij elkaar zou liegen, maakt niet dat de verklaringen van aangeefster over de gebeurtenissen op 19 juli 2023 volledig onbetrouwbaar zijn.
De vraag of er voldoende steunbewijs aanwezig is indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige/aangever, zoals vaak het geval is bij zedendelicten, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor enige regels in de jurisprudentie geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van de getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van de verklaring van die getuige.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de verklaringen van aangeefster allereerst worden ondersteund door de getuigenverklaring van [naam] . Direct na de gebeurtenis vertelt aangeefster hem wat haar is overkomen en [naam] heeft waargenomen dat aangeefster er gehavend en paniekerig uitzag en zeer chaotisch haar verhaal vertelde. Naderhand hebben verbalisanten [naam] en [naam] zich over aangeefster ontfermd. Ook zij verklaren over de gemoedstoestand van aangeefster, namelijk dat zij zeer angstig was. Tot slot worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door de verklaringen van verdachte. Hij heeft haar verklaringen in zoverre bevestigd door toe te geven dat hij haar met zijn vuist tegen haar gezicht heeft geslagen en dat zij in die bewuste nacht zijn penis heeft vastgepakt en dat hij met zijn hand bij haar billen is geweest.
Gelet op het vorengaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaringen van aangeefster ten aanzien van feitelijke handelingen en uitlatingen van verdachte, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring en leidt de rechtbank uit alle genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, af dat verdachte het hierna bewezenverklaarde heeft gepleegd.
Feit 3 subsidiair
Als reeds overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte met zijn vuisten in het gezicht van aangeefster heeft geslagen en gestompt. Voornoemd handelen levert een mishandeling op zodat de rechtbank het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juli 2023, opgenomen op pagina 42 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023190341 d.d. 4 december 2023, inhoudend de aangifte van [slachtoffer] .
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 en onder 3 subsidiair bewezenverklaarde geldt dat sprake is van steeds één samenstel van verschillende gedragingen dat twee zelfstandige strafbare feiten oplevert. Hierbij geldt dat deze gedragingen naar maatstaven van tijd en plaats zodanig samenvallen dat sprake is van één feit dat onder meer strafbepalingen is te rubriceren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen het onder 1 en onder 3 subsidiair bewezenverklaarde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en onder 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 19 juli 2023 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] :
  • voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en
  • voornoemde [slachtoffer] tegen de grond heeft gewerkt en
  • zijn hand op de keel van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Of je gaat mij neuken of je gaat mij pijpen" en (vervolgens) zijn broek heeft uitgedaan en
  • tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "ik wil je in je kont of kut neuken" en
  • de billen van die [slachtoffer] heeft betast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 subsidiair
hij op 19 juli 2023 te [adres] , [slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, met kracht en gebalde vuist in het gezicht van die [slachtoffer] geslagen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. poging tot verkrachting
3. subsidiair mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, alsmede dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om in geval van veroordeling aan verdachte niet de maatregel van tbs met dwangverpleging, maar de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen. Verdachte is jeugdig en is niet eerder voor soortgelijke gewelds- en/of zedendelicten veroordeeld. Hij is gemotiveerd voor een klinische behandeling en heeft nooit eerder reclasseringstoezicht gehad, zodat niet kan worden gezegd dat hij zich aan een eerder toezicht heeft onttrokken. Mocht verdachte zich niet aan de voorwaarden houden kan de maatregel alsnog worden omgezet naar de maatregel van tbs met dwangverpleging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het psychologisch onderzoek pro Justitia van drs. N. van der Weegen van 19 februari 2024, de psychiatrische onderzoeken pro Justitia van F. Harmanny-Wiersma van 4 april 2024 en 22 september 2024 en de toelichting daarop ter terechtzitting, de rapportages van Reclassering Nederland van 19 april 2024 en 18 september 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 19 juli 2023 midden in de nacht op een afgelegen plek met aangeefster afgesproken en haar daar vastgepakt, tegen de grond gewerkt en gepoogd haar te verkrachten. Hierbij heeft hij
aangeefster mishandeld door meermalen met zijn vuist tegen haar gezicht te slaan. Het is enkel aan aangeefster zelf te danken geweest dat (nog) erger is voorkomen doordat aangeefster op een zeker moment gelegenheid zag op de vlucht te slaan. Algemeen is bekend dat slachtoffers van feiten als de onderhavige nog lange tijd last kunnen hebben van de psychische gevolgen daarvan. Dit blijkt ook uit de door aangeefster ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
Persoon van verdachte
Over verdachte zijn eerst op respectievelijk 19 februari 2024 en 4 april 2024 psychologische en psychiatrische onderzoeksrapportages pro Justitia uitgebracht. De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte nauwelijks aan haar onderzoek heeft willen meewerken en de psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte beperkt aan haar onderzoek heeft willen meewerken. Naar aanleiding van het standpunt van verdachte ter terechtzitting van 23 april 2024 dat hij wilde meewerken aan nader psychiatrisch onderzoek en het tussenvonnis van de rechtbank van 7 mei 2024 heeft de psychiater op 22 september 2024 nader over verdachte gerapporteerd. Daarnaast heeft Reclassering Nederland op 18 september 2024 aanvullend advies uitgebracht.
De psychiater heeft vastgesteld dat verdachte grofweg op een zwakbegaafd niveau functioneert, dat er sprake is van ADHD, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken en dat sprake is van hyperseksualiteit. De psychiater concludeert dat ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van deze stoornissen en adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
De kans op toekomstige gewelds- en zedendelicten wordt door de psychiater als hoog ingeschat en er zijn weinig positieve, beschermende factoren geconstateerd. Gelet op de ernst van de ten laste gelegde feiten, de ernst van de psychiatrische problematiek gecombineerd met een ontbrekend probleembesef en probleeminzicht en een hoog recidiverisico adviseert de psychiater de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen.
In haar aanvullend advies persisteert de reclassering in haar advies om aan verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen. De reclassering schrijft dat verdachte zich na het tussenvonnis in het gesprek met de reclassering bereid heeft verklaard mee te werken aan klinische behandeling, maar deze behandeling eigenlijk niet nodig te vinden. De reclassering twijfelt ernstig aan de intrinsieke motivatie van verdachte. Gelet op het hoge recidiverisico, de beperkte mate van ziektebesef, de beperkte openheid jegens reclassering en hulpverlening acht de reclassering het terugbrengen van het recidiverisico via de maatregel van tbs met voorwaarden, niet haalbaar.
Straf en maatregel
Gelet op de hierboven genoemde pro Justitia-rapportage, het advies van Reclassering Nederland en de informatie over de persoon van verdachte zoals deze uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een behandeling ondergaat om het gevaar van herhaling te beperken. Hoewel door de deskundigen wordt geadviseerd dat aan verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging zou moeten worden opgelegd, acht de rechtbank dwangverpleging thans nog niet noodzakelijk en evenmin proportioneel, gelet op hetgeen bewezen is verklaard. In de rapportages van de deskundigen en reclassering wordt uitgegaan van een bewezenverklaring van zowel poging tot verkrachting als poging tot doodslag, welk laatste feit de rechtbank niet bewezen acht. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de jeugdige leeftijd van
verdachte, het feit dat verdachte niet eerder onder toezicht van de reclassering heeft gestaan en evenmin een ambulante behandeling heeft ondergaan en zijn uitdrukkelijk uitgesproken bereidheid om zich te conformeren aan de in het kader van een tbs-maatregel op te leggen voorwaarden, aan verdachte de kans moet worden geboden om te laten zien dat hij daadwerkelijk aan verandering wil werken. Uit het aanvullend reclasseringsadvies d.d. 18 september 2024 volgt dat verdachte in reactie op de inhoud van het rapport stelt dat hij wel een hulpvraag heeft en beseft dat hij geweldsproblemen heeft. Daarbij zou hij hebben aangegeven dat hij om wil leren gaan met stress en in een kliniek wil werken aan traumas uit zijn verleden. Hij wil graag EMDR of PMT krijgen en zou graag naar de [instelling] of een [instelling] gaan, maar gaat akkoord met iedere andere kliniek die de reclassering zal aanwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop minimaal vier jaren gevangenisstraf is gesteld. De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven rapporten van deskundigen voorts vast dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die bestond ten tijde van de strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat de stoornissen van verdachte zodanig zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet ook op de adviezen, sprake van een hoog recidivegevaar. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling met voorwaarden gelasten, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit vereist.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregel van tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, omdat er gelet op de inhoud van de rapportages rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Naast de maatregel van tbs met voorwaarden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 480 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank uitgaat van een andere bewezenverklaring.
Benadeelde partij
[slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. R. IJbema, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt, na wijziging van de vordering ter terechtzitting, een bedrag van 95,99 ter vergoeding van materiële schade en 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen of niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het materiële deel van de vordering en zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding wegens immateriële schade dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 juli 2023.
Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 2.500,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 14 juni 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen , is verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 juni 2021, tot en met 25 augustus 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 augustus 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie afwijzing van de tenuitvoerlegging gevorderd, zulks omdat de tenuitvoerlegging van een werkstraf zich niet verhoudt met de door de officier van justitie gevorderde maatregel tbs met dwangverpleging.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten, zoals bewezen verklaard in dit vonnis. Gelet daarop zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen, nu het alsnog verrichten van de taakstraf zich wel verhoudt met de maatregel van tbs met voorwaarden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38, 38a, 38d, 45, 55, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en onder 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 480 dagen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. De medewerking houdt onder andere in:
veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen;
veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan veroordeelde voor een time- out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling. Deze time- out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. veroordeelde laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. veroordeelde laat zich behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
7. veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
9. veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
10. veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
11. veroordeelde zal inzage verlenen in zijn sociale contacten/netwerk en geeft de reclassering toestemming om in contact te treden met netwerkleden.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de op grond van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van feit 1 en feit 3 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.595,99 (zegge: tweeduizend vijfhonderdvijfennegentig euro en negenennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.595,99 (zegge: tweeduizend vijfhonderdvijfennegentig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 95,99 aan materiële schade en 2.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als veroordeelde voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, veroordeelde in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/050586- 21:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 14 juni 2021, te weten: een taakstraf voor de duur van 60 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2024.
Mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.