ECLI:NL:RBNNE:2024:3959

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
18.185825.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens dodelijk verkeersongeval door onoplettendheid en gebruik van telefoon tijdens het rijden

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 13 april 2023 te Sleen. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het veroorzaken van het ongeval door onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, waarbij een voetganger om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verwijtbaar had gehandeld door haar telefoon te gebruiken tijdens het besturen van haar auto, waardoor zij het slachtoffer te laat opmerkte. Ondanks dat de voetganger een voorrangsfout maakte, was de rechtbank van mening dat de verdachte haar verantwoordelijkheden als bestuurder had veronachtzaamd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van 60 km/u reed en dat zij in de minuten voorafgaand aan het ongeval meerdere actieve handelingen op haar telefoon had verricht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden van het slachtoffer, maar benadrukte dat de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid nam voor haar handelen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de zaak en de gevolgen voor de betrokkenen in overweging hebben genomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat betreft het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.185825.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Elzinga, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 april 2023 te Sleen
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N376,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- tijdens het besturen van genoemd motorvoertuig handelingen te verrichten aan haar telefoon, althans haar aandacht onvoldoende gericht te houden op het vóór haar gelegen weggedeelte van die weg,
- te rijden met een snelheid die zo hoog was dat zij niet in staat is gebleken om haar motorvoertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- niet uit te wijken,
als gevolg waarvan zij in botsing is gekomen met een voor haar op de weg overstekende voetganger (te weten [slachtoffer] ),
waardoor die [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 april 2023 te Sleen
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N376,
- haar aandacht onvoldoende gericht heeft gehouden op het vóór haar gelegen weggedeelte van die weg,
- niet tijdig heeft afgeremd en haar motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht, en/of
- niet is uitgeweken,
waarna zij in botsing is gekomen met [slachtoffer] en diens hond, waarbij die [slachtoffer] dodelijk letsel heeft bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er kan niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid was en dat verdachte het ongeval had kunnen voorkomen. Niet kan worden bewezen dat het gebruik van de telefoon een rol heeft gespeeld bij het ongeval. Uit het proces-verbaal blijkt dat de laatste actieve handeling op de telefoon in de mailbox plaatsvond tot 15:57:03 uur en dat zij om 15:58:11 uur 112 heeft gebeld. Uitgaande van een snelheid van 60 km/u (wat gelijk staat aan 16 of 17 meter per seconde) en van de tijd van 57 seconden tussen het laatste telefoongebruik en het ongeval, was verdachte op ongeveer 952 meter afstand van het ongeval toen zij voor het laatst actief bezig was met haar telefoon.
Daarnaast is het goed mogelijk dat de hond de voetganger plotseling op de weg heeft getrokken. Het technisch onderzoek bevestigt dat de hond voor de voetganger liep en dat zij beiden geraakt zijn door de auto. Getuige [naam] , die achter verdachte reed, heeft verklaard dat hij niet had verwacht dat de voetganger zou oversteken en dat hij daar ook niet voor had kunnen remmen. Zijn inschatting was dat de voetganger het nooit gered zou hebben om op dat moment over te steken.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van het dossier [1] en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 13 april 2023 heeft op de N376 nabij Sleen een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte reed in haar personenauto (Fiat) in de richting van Sleen en ter hoogte van de afslag met de Langakkerweg is haar auto in aanraking gekomen met een voetganger, te weten [slachtoffer] . [slachtoffer] is overgebracht naar het UMCG in Groningen. [2] Zij is op diezelfde dag in het ziekenhuis overleden aan haar verwondingen ten gevolge van het ongeval. [3]
Uit de VerkeersOngevalsAnalyse is gebleken dat verdachte in haar personenauto op een voorrangsweg reed en dat de voetganger de personenauto had moeten laten voorgaan. Er waren geen technische gebreken aan de auto van verdachte, er zijn geen aanwijzingen dat verdachte harder reed dan de snelheidslimiet van 60 km/u en het zicht was die dag goed.
Verdachte is in eerste instantie als getuige gehoord, kort na het ongeval. Zij verklaarde dat zij van haar werk bij [organisatie] in Nieuw-Amsterdam naar haar moeder in Sleen reed en dat zij er met haar gedachten niet helemaal bij was. Zij verklaarde dat zij de weg goed kende en dat zij ter hoogte van de bushalte, die zich bij de Langakkerweg bevindt, een vrouw met een hond op de weg zag. Opeens kreeg zij allemaal glas van haar voorruit in haar gezicht. Verdachte heeft verklaard dat zij daarna heeft geremd, dat zij vervolgens is uitgestapt en dat ze achter de auto een vrouw op de grond zag liggen. [4]
Twee andere weggebruikers hebben verklaard dat zij de voetganger hebben gezien. Getuige [naam] , die in de auto achter de Fiat van verdachte reed, heeft verklaard dat hij 54 km/u reed en dat de Fiat ongeveer dezelfde snelheid reed. Getuige heeft verklaard dat hij de voetganger met haar hond voor het eerst zag toen de voetganger al op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer was. Ze stak van links naar rechts over en ze was al bijna bij de middenstreep. Getuige heeft niet gezien dat de Fiat van verdachte heeft geremd. [5]
Getuige [naam] heeft verklaard dat hij in zijn auto reed vanuit Sleen, in de richting van Erm. Getuige zag een vrouw staan bij de oversteekplek. Ze stak op dat moment niet over, terwijl daar volgens getuige op dat moment genoeg tijd voor was. Toen getuige de voetganger was gepasseerd, keek hij in zijn achteruitkijkspiegel en zag hij dat er twee auto’s aan kwamen rijden. Getuige zag de vrouw lopen, waarna ze werd geraakt door een van de auto’s. [6]
Verdachte heeft verklaard dat haar telefoon in de telefoonhouder was bevestigd tijdens het rijden. [7] Enkele uren na het ongeval is de telefoon van verdachte in beslag genomen. [8] De politie heeft onderzoek gedaan naar de data van deze telefoon en daarbij is het volgende bevonden:
  • 15:55:53 uur: Het scherm wordt unlocked. Dit houdt in dat de telefoon wordt ontgrendeld en gereed is voor verder gebruik.
  • 15:55:55 uur: De website [webadres]
  • 15:56:10 uur: De pagina wordt bewerkt/ververst, waardoor er een nieuwe instantie van de genoemde webpagina wordt geregistreerd.
  • 15:56:12 uur: De applicatie Safari verbruikt data. Tijdens het gebruik van deze data worden er een aantal cookies in de telefoon aangeroepen, hierin worden vervolgens ook data weggeschreven. De cookies waarin data werden weggeschreven zijn van de website www.asos.com. Bij het fysieke onderzoek aan de telefoon bleek deze webpagina ook nog binnen de browser van de telefoon open te staan.
  • 15:56:22 tot en met 15:57:03 uur: De mailapplicatie van de telefoon wordt gebruikt. Hierin wordt tweemaal tussen de mailbox en een specifiek bericht gewisseld. Dit houdt in dat de mailbox wordt geopend, een specifieke mail wordt geopend, vervolgens weer terug wordt gegaan naar de algemene mailbox en daarna weer een specifieke mail wordt geopend.
  • 15:58:11 uur: Er wordt met de telefoon van de verdachte naar 112 gebeld.
Verdachte heeft verklaard dat zij is vertrokken vanaf haar werk bij [organisatie] in Nieuw-Amsterdam. Volgens Google Maps is de afstand vanaf haar werk tot de plaats van het ongeval ongeveer 7 kilometer en is de duur van die rit 9 minuten. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachte meerdere actieve handelingen moet hebben verricht op haar telefoon tot in elk geval 15:57:03 uur, terwijl zij de personenauto bestuurde.
Hoewel uit de data ook is gebleken dat verdachte om 15:57:34 uur een WhatsAppbericht heeft ontvangen en dat om 15:57:40 het scherm van de telefoon wordt gelocked, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte dit bericht heeft geopend of dat zij zelf actief de telefoon heeft gelocked.
Juridisch kader
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn/haar schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Bewijsmotivering
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte reed tegen de maximumsnelheid van 60 km/u en zij zag plotseling de voetganger op de weg, waarna direct de aanrijding volgde. Uit de verklaringen van getuigen [naam] en [naam] , respectievelijk de bestuurders van de auto achter haar en de auto die vanuit tegengestelde richting voorbijreed, volgt dat zij de voetganger eerder dan verdachte hebben gezien. Getuige [naam] heeft zelfs beschreven dat de voetganger eerst bij de oversteekplaats stilstond, voordat zij daadwerkelijk overstak. Verdachte heeft de voetganger kennelijk pas vlak voor de aanrijding opgemerkt en zij heeft niet geremd toen zij de voetganger zag.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat zij er met haar hoofd niet helemaal bij was, maar heeft steeds ontkend dat zij haar telefoon heeft bediend tijdens het besturen van de auto. Uit de data van haar telefoon blijkt echter dat zij in de minuten voor het ongeval meerdere actieve handelingen heeft verricht op haar telefoon. Zo heeft ze in haar mailbox gekeken en heeft ze de website van haar werk geraadpleegd.
Gelet op het feit dat zowel de auto die voor verdachte reed, als de auto die achter verdachte reed, de voetganger al in een eerder stadium hadden opgemerkt, is de rechtbank van oordeel dat de voetganger ook voor verdachte al eerder zichtbaar moet zijn geweest. Anticiperend op die voetganger had zij haar snelheid moeten minderen, zodat zij haar auto tot stilstand had kunnen brengen en had kunnen uitwijken. Dat is niet gebeurd, mede omdat zij gedurende de rit en vlak voorafgaand aan het ongeval met haar telefoon bezig was. Daarmee heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Dat de voetganger de personenauto van verdachte had moeten laten voorgaan, doet aan dit oordeel en dus aan de schuld aan de kant van verdachte niet af. Naar aanleiding van deze aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid van verdachte heeft het ongeval plaatsgevonden en is het slachtoffer later aan haar verwondingen overleden. Het feit kan daarom naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 13 april 2023 te Sleen
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N376,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- tijdens het besturen van genoemd motorvoertuig handelingen te verrichten aan haar telefoon,
- te rijden met een snelheid die zo hoog was dat zij niet in staat is gebleken om haar motorvoertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
- niet uit te wijken,
als gevolg waarvan zij in botsing is gekomen met een voor haar op de weg overstekende voetganger (te weten [slachtoffer] ),
waardoor die [slachtoffer] werd gedood.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging voor de duur van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - mocht de rechtbank komen tot een veroordeling van het subsidiair ten laste gelegde - gepleit voor het opleggen van een geldboete, nu verdachte geen strafblad heeft en het ongeval voor verdachte ook grote gevolgen heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto zo onvoorzichtig en onoplettend gereden, dat zij een overstekende voetganger niet heeft gezien die zij vervolgens heeft aangereden. Ten gevolge van dit ongeval is het slachtoffer [slachtoffer] ’s avonds in het ziekenhuis overleden. Hoewel het slachtoffer de auto van verdachte voor had moeten laten gaan, heeft verdachte wel verwijtbaar gehandeld, door haar telefoon te gebruiken terwijl zij de auto bestuurde, waardoor verdachte het slachtoffer te laat zag. Verdachte had haar snelheid moeten minderen en moeten uitwijken. Verdachte heeft met haar rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en haar verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Bovendien heeft haar rijgedrag zeer ernstige gevolgen. Uit de door de moeder van het slachtoffer voorgelezen verklaring ter terechtzitting volgt duidelijk hoe groot de impact en het dagelijkse gemis bij de nabestaanden is. De rechtbank beseft dat geen enkele straf de tijd kan terugdraaien of recht kan doen aan het verlies van de nabestaanden.
De rechtbank merkt daarbij op dat ter terechtzitting is gebleken dat het ongeval ook een grote impact op verdachte heeft. Het is voor de rechtbank duidelijk dat zij nooit het ongeval heeft willen veroorzaken. Tegelijkertijd heeft verdachte tot op heden haar telefoongebruik achter het stuur ontkend. Zij neemt daardoor nog altijd onvoldoende verantwoordelijkheid voor haar handelen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood ten gevolge met een aanmerkelijke mate van schuld is een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar. De rechtbank ziet aanleiding om deze straf op te leggen, met dien verstande dat een deel van de rijontzegging in voorwaardelijke zin wordt opgelegd, zoals gevorderd door de officier van justitie. Met een (deels) voorwaardelijke rijontzegging wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te begaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 1 jaar.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. van der Kuijl, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
Mr. M. Lok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De processen-verbaal waarnaar wordt verwezen, zijn opgenomen in het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023170441 van 4 juli 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 27 juni 2023, pagina 9 e.v.
3.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 26 juni 2023, pagina 17 e.v.
4.Proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 april 2023, pagina 50 e.v.
5.Proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 april 2023, pagina 41 e.v.
6.Proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 juli 2023, pagina 45 e.v.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 september 2024.
8.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 8.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2023, pagina 14 e.v.