ECLI:NL:RBNNE:2024:3956

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
18.304349.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen en brandstichtingen met tbs-maatregel

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en brandstichtingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 435 dagen en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier bedreigingen gericht tegen familieleden en hulpverleners, en aan twee brandstichtingen. De bedreigingen omvatten ernstige en gewelddadige taal, waarbij de verdachte via sociale media dreigde met brandstichting en geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een periode van ongeveer negen maanden tijd verschillende bedreigingen heeft geuit, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers.

De rechtbank heeft de feiten als bewezen verklaard, met uitzondering van enkele punten waar onvoldoende bewijs voor was. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreigingen, maar ontkende de brandstichtingen. De rechtbank heeft echter op basis van forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse, vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de branden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en schizofrenie, en heeft geoordeeld dat deze stoornissen zijn gedragingen in verminderde mate beïnvloedden.

De rechtbank heeft de tbs-maatregel opgelegd om de verdachte de nodige behandeling en begeleiding te bieden, gezien het hoge recidiverisico. De verdachte heeft aangegeven open te staan voor behandeling en heeft zich bereid verklaard om zich aan de voorwaarden van de tbs te houden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren afgewezen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden hiervoor. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij enkele vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/304349.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1995 te [geboorte plaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1) hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 21 juni 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, [slachtoffer] en/of [slachtoffer] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] (via sociale media, waaronder Facebook Messenger) onder andere de volgende berichten te doen toekomen:
- meerdere afbeeldingen, waaronder afbeeldingen van een hakenkruis en/of een man met een bivakmuts die een (vtiur)wapen vasthoudt, en/of berichten met de volgende tekst:
-"Als ik nog maar een klein dingetje hoor over mij wat jij de wereld in helpt steek ik je kankerhuis persoonlijk in de brand wanneer jullie liggen te slapen",
-"zal maar oppassen en met 1 oog open slapen ook bij jou schiet ik ze dwars door de ramen doe ze de groetenl",
- "Ze gaan je kop verbouwen",
-"Mensen gaan je in de brand steken",
-"Zodra ik 1 keer hoor dat jij de politie inschakeld voor mij ben je de zelfde nacht nog kanker dood en kanker verbrand",
-"Volgende keer laat ik je platbranden kanker zwarte slaaplekker hou je in de gaten!",
-"Eindig je net als [naam] . En sterf jij binnenkort molukse dief [naam] de tweede vies kanker negertje kruimeldief.",
-"kom gauw afrekenen met jullie allemaal doe ze de groeten",
-"als je naar de politie gaat steek ik die hele kanker flat op het ggz in de brand inclusief river. Zal maar losiaten of voor altijd je onveilig voelen!!"
althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;
2) hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2022 tot en met 15 april 2022 te [plaats] , gemeente Het Hogeland, althans in Nederland, [naam] en/of (medewerkers van) de GGZ Drenthe heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- verkrachting, en/of
- brandstichting,
door die [naam] (via Whatsapp) onder andere de volgende berichten heeft doen toekomen:
-"Volgende keer Laat ik alles Op het ggz Afbranden",
-"Kom snel het afmaken! En jij bent als eerst.",
-"Wil niks meer horen Anders krijgen Mensen op het ggz Pakslaag Dus mondje dicht houden!",
-"lullie krijgen nog 1 kans om los te laten zit in de auto om de hoek bij je huis laatste kans volgende keer is (afbeelding van een bom).",
-"Laat dit een grote waarschuwing zijn want anders is [slachtoffer] de eerste die aangerand gaat worden en daarna blazen wij alles op inclusief de flat op het ggz wanneer de mensen liggen te slapen.",
-"En als kers op de taart drukken we [naam] van de [adres] de kofferbak in en die vinden ze dan nooit meer terug hakken we die ook de kop er af en steken wij daarna alles in de brand.",
-"Wij rijden nu weer netjes bij je huis weg volgende keer gaat die de lucht.",
-"Het zelfmoord meisje van ida van de opname is voor de depo ik rij nu weer netjes weg bij jouw huis wanneer ik die prik nog een keer voel luister laat ik je in brand steken.",
-"Als je naar de politie gaat steek ik die hele kanker flat op het ggz in de brand inclusief river",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3) hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 11 juli 2022 t/m 11 november 2022 te Assen en/of Hoogeveen, althans in Nederland, (een) medewerker(s) van (het bewindvoeringskantoor) [naam] heeft
bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of zware mishandeling, en/of brandstichting, door op 11 juli 2022 en/of 9 augustus 2022 een medewerkster meermalen per e-mail te bedreigen door die medewerkerster meermalen onder andere de volgende teksten toe te sturen:
- dat hij haar (24/7) in de gaten houd en/of laat houden
- dat hij weet waar zij woont
- en geloof mij als ik geld mis onnodig ja klap al ik al je ramen er uit ik zie alles!
- NS ga je betalen en ander heb je een heel groot probleem
- Vliegen er kogels door je raam zo
- Als ik geld mis blazen ze je op
- Flikker jou ook zo op de brandstapel en/of
op 11 november 2022 telefonisch een medewerkster de volgende woorden te doen toekomen:
-"dan maak ik jou dood dadelijk! Kankerhoertje! Als ik jou straks zie lopen maar ik jou ha..."
althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;
4) hij op of omstreeks 29 maart 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, [slachtoffer] en [slachtoffer] , heeft bedreigd met
- verkrachting, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door die [slachtoffer] (via Facebook Messenger) de volgende berichten heeft doen toekomen:
-" [slachtoffer] jij zult nooit en te nimmer meer veilig zijn in hoogeveen jij mijn ouwe rot kan beter snel maken dat jij met je kanker kindere vertrekt uit nederland",
-"ga op de kniee voor me want elke nacht ken het maar zo zijn dat er een paar brandbommen bij jou en je vrouw inclusief je kindere naar binnen gegooid kan worden"
-"kom snel je hoofd halen mager is je niet vergeten",
-"zorg dat jij je kindere nooit uit het oog verliest dan kan het maar zo zijn dat ze de auto worden ingetrokken en dan verkracht ik ze zo hard dat het kutje van je dochter kapot gescheurd gaat worden en dan zuig ik al het bloed uit dat levenloze lichaampje van haar en dan ben jij aan de beurt mager komt slaaplekker."
althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;
5) hij op of omstreeks 23 juli 2022 te Assen, ter hoogte van het adres ' [adres] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met wasbenzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een scooter en/of de gevel van het pand gelegen aan ' [adres] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het winkelpand gelegen aan ’ [adres] en/of de omliggende panden en/of de (daarboven) gelegen appartementen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen en/of bewoners van de in de nabijgelegen panden en/of appartementen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
6) hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Assen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kookpiintbenzine (wasbenzine), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een personenauto (Fiat 500L, kenteken [kenteken] ), geparkeerd aan de [adres] , geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de omliggende bestrating te duchten was, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
7) hij op of omstreeks 1 september 2022 te Assen (in een steeg gelegen tussen de [adres] en de [adres] ), opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met wasbenzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een personenatito (kenteken [kenteken] ) en/of de goederen die zich voornoemde personenauto bevonden geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de bestrating en/of de nabij gelegen bossages en/of een prullenbak en/of een elektriciteitsmast en/of nabij geparkeerde auto's en/of het winkelcentrum [naam] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
8) hij op of omstreeks 31 oktober 2022 te Assen, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kookpuntbenzine (wasbenzine), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een personenauto (Renault Clio, kenteken [kenteken] ) geparkeerd (op een oprit) aan de [adres] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de de omliggende bosschages en/of de bestrating en/of het naastgelegen appartement(encomplex), en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en/of aanwezigen van het naastgelegen appartement(encomplex) te duchten was, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle acht ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, is door de raadsvrouw ten aanzien van deze feiten geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van de ten laste gelegde brandstichtingen (feit 5 tot en met feit 8) heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de branden heeft gesticht. Met betrekking tot feit 5 heeft de raadsvrouw hiertoe aangevoerd dat de camerabeelden die van de brandstichting zijn gemaakt te onduidelijk zijn om verdachte daarop te kunnen herkennen. Voorts is het enkele feit dat een bij verdachte aangetroffen jas gelijkenissen vertoont met de jas die op de camerabeelden te zien is, onvoldoende redengevend om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict kort na de brandstichting, zeker nu op de foto die toen door een verbalisant van verdachte is gemaakt duidelijk is te zien dat verdachte op dat moment andere kleding droeg dan de persoon op de camerabeelden. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 5 ten laste gelegde feit, uit het strafdossier niet blijkt dat als gevolg van de brandstichting gemeen gevaar voor lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten is geweest, zodat verdachte van dit onderdeel op de tenlastelegging (partieel) dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feiten 6, 7 en 8 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de enkele omstandigheid dat in de directe omgeving van de in brand gestoken voertuigen dopjes (feiten 6 en 8) en een flesje (feit 7) zijn aangetroffen met daarop het DNA van verdachte, niet noodzakelijkerwijs volgt dat verdachte de persoon is geweest die deze branden heeft gesticht. Verdachte heeft verklaard dat hij drie flesjes wasbenzine heeft gekocht voor iemand anders. Het is mogelijk dat deze persoon de voertuigen in brand heeft gestoken en de dopjes en het flesje ter plaatse heeft achtergelaten. Het strafdossier bevat daarnaast voor het overige onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw zich voorts op het standpunt gesteld dat uit het strafdossier niet blijkt dat als gevolg van de brandstichting gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, zodat verdachte ook om deze reden dient te worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
Ter bevordering van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank eerst de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bespreken, daarna de feiten onder 7 en 8 en tot slot de feiten onder 6 en 5.
Feit 1 tot en met 4: de bedreigingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, met dien verstande dat de rechtbank ten aanzien van feit 1 een kortere periode bewezen acht. De onder feit 1 ten laste gelegde startdatum van 1 oktober 2021 is gebaseerd op de verklaring van aangever dat de bedreigingen ‘rond oktober 2021’ zijn begonnen. In het dossier bevinden zich schermafbeeldingen van berichten die aangever (via Facebook-Messenger) heeft ontvangen. Hieruit blijkt dat het eerste bericht op 5 maart 2022 aan hem is verstuurd. De rechtbank komt ten aanzien van feit 1 dan ook tot een bewezenverklaring van de periode 5 maart 2022 tot en met 21 juni 2022.
Nu verdachte de onder 1, 2,3 en 4 ten laste gelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (
inclusief bijlagen) d.d. 11 maart 2022, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100/ 2022190269 (onderzoek Noorwegen) d.d. 9 mei 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (
inclusief bijlagen) d.d. 13 april 2022, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2022, opgenomen op pagina 120 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (
inclusief bijlagen) d.d. 20 december 2022, opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (
inclusief bijlagen) d.d. 20 april 2022, opgenomen op pagina 150 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Feit 5 tot en met 8: de brandstichtingen
Bewezenverklaring van de onder 7 en 8 ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht feiten 7 en 8 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2022, opgenomen op pagina 348 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer Pl0100/ 2022190269 (onderzoek Noorwegen) d.d. 9 mei 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben eigenaar van een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] . Op 31 augustus 2022 parkeerde ik mijn personenauto in een steeg gelegen aan de [adres] te Assen. Deze steeg komt uit bij de [adres] te Assen. Op 1 september 2022, omstreeks 02:10 uur, werd ik wakker van een knetterend geluid. Ik zag vervolgens in de steeg een oranje gloed. Ik zag dat mijn personenauto in lichterlaaie stond. In mijn personenauto had ik ook verschillende gereedschappen liggen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 september 2022, opgenomen op pagina 359 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 1 september 2022 omstreeks 01:55 uur bevond ik mij in mijn woning. Ik zag in de steeg een oranje licht. Op datzelfde moment zag ik een persoon op een fiets door de eerdergenoemde steeg fietsen. Deze persoon kwam uit de richting van de [adres] en reed in de richting van de [adres] te Assen. Ik zag dat er een personenauto in brand stond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van brandonderzoek (
inclusief bijlagen), d.d. 10 november 2022, opgenomen op pagina 378 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 1 september 2022 hebben wij een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een brand waarbij een voertuig (kenteken [kenteken] ) was betrokken. Het voertuig was destructief verbrand, zowel de buiten als de binnenzijde. Het voertuig stond met de rechterzijde van het voertuig tegen het plantenperk. Gezien de plaats van het geparkeerde voertuig en hoe deze nu is uitgebrand was indirect schade c q. gevaar aan andere objecten van toepassing. Er was schade aan de bestrating, aan in directe nabijheid gelegen bosschages, prullenbak en elektriciteitskast. Er was aldus gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. In de directe nabijheid van het voertuig hebben wij een zoekslag gemaakt. Net naast het voertuig bevond zich een plat dak. Op dit platte dak lagen enkele flesjes en spuitbusjes. Eén plastic flesje viel direct op omdat deze erg schoon was en er zat nog vloeistof in. De andere voorwerpen waren heel vuil of verroest. Zou dit betreffende flesje lang op het platte dak hebben gelegen was het vloeistof, gezien het warme weer van de voorgaande dagen, verdampt geweest. Het flesje betrof een doorzichtig plastic flesje voorzien van een rood/wit/zwart etiket. Op het etiket stond dat er in het flesje wasbenzine in had gezeten. Door verbalisant [verbalisant] werd het flesje voorzien van SIN AAON1791NL. Door ons werd het vloeistof uit het flesje overgegoten in een glazen monsterflesje. Het monsterflesje werd door verbalisant [verbalisant] voorzien van SIN AAON1792NL.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2022.09.09.031, d.d. 27 september 2022, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Conclusie onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen:

SIN
Conclusie
AAON1792NL
De vloeistof is een ontbrandbare vloeistof: het is een aardoliedestillaat van subklasse kookpuntbenzine.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2022.09.09.031 (aanvraag 002, herzien), d.d. 10 november 2022, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Vraagstelling:

Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Nederland heeft verzocht om fles AAON1791NL te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of op de fles DNA aanwezig is en, zo ja, van wie dat DNA afkomstig kan zijn.

Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek:

AAON 1791 NL#01
Bovenste deel van de fles,
inclusief de opening
DNA kan afkomstig zijn:
Minimaal van één persoon
- [verdachte]
Bewijskracht :
Meer dan 1 miljard
AAON 1791 NL#02
Middelste deel van de fles
(etiket)
DNA kan afkomstig zijn:
Minimaal van één persoon
- [verdachte]
Bewijskracht :
Meer dan 1 miljard
AAON1791 NL#03
Onderste deel van de fles
DNA kan afkomstig zijn:
één persoon
- [verdachte]
Bewijskracht :
Meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAON1791NL#01 (bovenste deel van de fles, inclusief de opening)
DNA-profiel AAON1791NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige niet aan [verdachte] verwante persoon.
AA0N1791NL#02 (middelste deel van de fles (etiket)
DNA-profiel AAON1791NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige niet aan [verdachte] verwante persoon.
AAON1791NL#03 (onderste deel van de fles)
DNA-profiel AAON1791NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige niet aan [verdachte] verwante persoon.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2022, opgenomen op pagina 451 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 31 oktober 2022, omstreeks 01:36 uur, werden ik en mijn vriend wakker van ons camerasysteem welke afging. Op de beelden was te zien dat mijn auto, een Renault Clio met kenteken [kenteken] , in brand stond.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2022, opgenomen op pagina 448 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik keek op de telefoon van de partner van [naam] . Op beeld zag ik dat een persoon weg rende toen er een steekvlam bij de Clio kwam. De persoon rende rechts voor de Clio weg. De persoon verdwijnt vervolgens uit beeld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2022, opgenomen op pagina 456 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 31 oktober zijn wij naar het adres [adres] te Assen gegaan alwaar in de nachtelijke uren autobrand was geconstateerd. Wij zagen in een plantenbak, rechts van het perceel op een afstand van ongeveer 2 meter van de brandhaard, een rode afsluitdop van een fles liggen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van brandonderzoek (
inclusief bijlagen), d.d. 6 december 2022, opgenomen op pagina 458 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op maandag 31 oktober 2022 heb ik een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een brand waarbij een voertuig, Renault Clio kenteken [kenteken] , was betrokken. Het object stond op een private parkeerplaats ter hoogte van een woonhuis, gesitueerd [adres]. De afstand tussen de voorzijde van het voertuig en de buitengevel van het woonhuis was minder dan 2 meter. Schuin boven de voorzijde van het object bevond zich een balkon van de bovenverdieping. Er was sprake van zware brandschade aan de rechter voorzijde van het object. Door mij werd een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van brandbevorderende middelen rondom het object. Er werd één melding gekregen: naast de achterzijde van het rechter voorwiel. Door mij werd een monster veilig gesteld. Ter plaatse werd door mij een geur, passend bij een ontbrandbare vloeistof waargenomen. Het monster werd verpakt en voorzien van een sticker (SIN AAQG9710NL). Door collega's was een in de directe omgeving van het object aangetroffen dop veilig gesteld. Van de dop werd een DNA-bemonstering (AAQC6032NL) genomen. Er was sprake van een beginnende brand. De brand was door interventie van de bewoners geblust. In het geval van een volledig ontwikkelde voertuigbrand was er in een realistisch scenario kans op brandoverslag naar het op korte afstand van het object gelegen woonhuis. In onderhavige casus was er aldus gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest.
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2022.11.07.068, d.d. 10 november 2022, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Conclusie onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen:

SIN
Conclusie
AAQG9710NL
In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn. De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse kookpuntbenzine.
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2022.11.07.068 (aanvraag 002), d.d. 1 december 2022, opgenomen op pagina 142 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Vraagstelling:

Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Nederland heeft verzocht om de bemonstering te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of op de bemonstering aanwezig is en, zo ja, van wie dat DNA afkomstig kan zijn.

Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek:

AAQC6032NL#01
buitenzijde dop
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
- [verdachte]
Bewijskracht:
meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

DNA-profiel AAQC6032NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2022, opgenomen op pagina 493 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op maandag 31 oktober 2022, omstreeks 01.30 uur in de ochtend, werd melding gemaakt van een autobrand op de [adres] te Assen. Ik onderzocht de gegevensdrager van verdachte [verdachte] en zocht naar zoekopdrachten waarbij het woord 'brand' gebruikt werd. Ik zag dat op maandag 31 oktober 2022 tussen 03.40 uur en 22.36 uur honderdzestien (116) keer gezocht werd naar de brand aan de [adres] . Verdachte gebruikte zoekopdrachten als:
- 'autobrand'
- 'autobrand assen'
- ‘autobrand assen 31 oktober'
- ‘auto brand assen 31 oktober [adres] '.
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 1 september 2022 tussen 01:55 uur en 02:10 uur opzettelijk brand is gesticht bij een auto die geparkeerd stond in een steeg tussen de [adres] en [adres] te Assen (
feit 7). Daarnaast is op 31 oktober 2022 omstreeks 01:30 uur opzettelijk brand gesticht bij een geparkeerde auto aan de [adres] te Assen (
feit 8). Uit het forensisch onderzoek naar de beide branden blijkt dat daarbij telkens gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die de branden heeft gesticht. De rechtbank antwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Feit 7: de autobrand op 1 september 2022
Uit de verklaring van getuige [naam] blijkt dat de getuige op het tijdstip van de brand in de steeg een oranje licht zag. Kort daarop zag hij een persoon door de steeg fietsen in de richting van de [adres] . Op de ochtend na de brand is door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op een plat dak een plastic flesje aangetroffen. Dit dak bevond zich in de steeg, in de richting van de [adres] , vlak naast de betrokken auto. Het flesje viel verbalisanten op omdat het flesje, anders dan de andere op het dak aanwezige flesjes, erg schoon was, hetgeen er naar het oordeel van de rechtbank op duidt dat het flesje maar kort op het dak heeft gelegen. Ook was het flesje voorzien van een etiket met daarop vermeld ‘wasbenzine’. In het flesje zat nog een klein beetje vloeistof. Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat deze vloeistof kookpuntbenzine betreft. Op deze fles is bovendien op drie verschillende locaties (onderzijde, bovenzijde en in het midden van de fles) een DNA-profiel aangetroffen. Dit DNA-profiel komt overeen met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte de donor moet zijn geweest van dit celmateriaal.
Feit 8: de autobrand 31 oktober 2022
In de nacht van de brand heeft verbalisant [verbalisant] de camerabeelden bekeken die van de brand zijn gemaakt. Verbalisant ziet één persoon wegrennen nadat er een steekvlam bij de auto was ontstaan. Op de ochtend na de brand is door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op (zeer) korte afstand van de brandhaard een rode dop aangetroffen. Op deze dop is een DNA-profiel aangetroffen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met het op de dop aangetroffen DNA-profiel. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte de donor moet zijn van dit celmateriaal. Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt voorts dat hij op de dag van de brand, tussen 03:40 uur en 22:36 uur, op internet 116 zoekslagen heeft gemaakt die (rechtsreeks) verband houden met de brand aan de [adres] te Assen. De rechtbank acht het hierbij opvallend dat verdachte reeds om 03:40 uur, ongeveer twee uur na de melding van de brand, is begonnen met zoeken naar berichtgeving over de brand. Verdachte heeft, desgevraagd, ter terechtzitting verklaard dat hij ’s-nachts, terwijl hij lag te slapen, van een vriend een Whatsapp-berichtje heeft gekregen over de brand en dat hij daarna op internet is gaan zoeken naar informatie. Omdat hij niets kon vinden, is hij gedurende de dag blijven zoeken. Op de vraag van de rechtbank waarom hij 116 zoekslagen heeft gemaakt, heeft verdachte geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Op de telefoon van verdachte is het bericht van de vriend ook niet aangetroffen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dan ook niet geloofwaardig.
Alternatief scenario
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de beide brandstichtingen ontkend. Door verdachte is een alternatieve verklaring gegeven voor de wijze waarop het DNA van verdachte op het plastic flesje en de dop is terechtgekomen: verdachte heeft drie flessen wasbenzine gekocht voor een jongen. Deze aankopen waren de enige aankopen die hij heeft gedaan. Verdachte kreeg hiervoor 50 euro per fles. Hij heeft niet stil gestaan bij wat die jongen met de wasbenzine zou gaan doen.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk. Verdachte heeft ter terechtzitting geen controleerbare informatie kunnen verstrekken over de identiteit van de jongen. Voorts strookt het scenario niet zonder meer met de inhoud van het strafdossier. Zo blijkt uit onderzoek naar de financieel historische gegevens van verdachte dat hij op 21 september 2022, 5 oktober 2022 en op 2 november 2022 wasbenzine heeft gekocht [1] , hetgeen volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting de enige data zijn geweest waarop hij wasbenzine heeft gekocht. De onder feit 7 ten laste gelegde autobrand dateert echter van 1 september 2022. Het geschetste alternatieve scenario geeft dan ook geen aannemelijke verklaring voor het feit dat het DNA van verdachte is aangetroffen op het in de directe nabijheid van de betrokken auto aangetroffen plastic flesje wasbenzine. Tot slot weegt de rechtbank bij haar oordeel mee dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft verdachte bij de politie verklaard dat het onmogelijk is dat zijn DNA op het plastic flesje en de dop is aangetroffen. Tegelijkertijd heeft hij in zijn tweede verhoor verklaard dat ‘het kan zijn’ dat hij bij iemand thuis een fles heeft aan geraakt en dat hij in het verleden misschien wel een fles wasbenzine heeft gekocht, maar dit betrof ammoniak. Nadat verdachte door de rechter-commissaris werd geconfronteerd met de bevindingen van de politie dat hij drie keer wasbenzine heeft gekocht, heeft verdachte verklaard dat hij dit ‘misschien’ voor iemand anders heeft gedaan, nu hij zoiets niet van zijn eigen geld zou kopen. Pas ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad de wasbenzine heeft gekocht, dat hij dit voor een jongen heeft gedaan en dat hij daarvoor 50 euro per fles heeft gekregen. De rechtbank schuift het alternatieve scenario van verdachte dan ook terzijde
Conclusie
Gelet op de hierboven onder feit 7 weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die op 1 september 2022, met behulp van kookpuntbenzine (wasbenzine), de autobrand heeft gesticht. De rechtbank acht het onder 7 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het, gelet op de hierboven onder feit 8 weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, niet anders kan zijn dan dat verdachte ook de persoon is geweest die op 31 oktober 2022, met behulp van kookpuntbenzine, de autobrand heeft gesticht. De rechtbank acht het onder 8 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. Met de raadsvrouw is de rechtbank evenwel van oordeel dat het strafdossier geen concrete informatie bevat waaruit kan worden afgeleid dat bij de brandstichting ook (levens)gevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van personen te duchten is geweest, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging van feit 8 zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Niet ter discussie staat dat op 14 augustus 2022 aan de [adres] te Assen een auto (Fiat 500L) in brand is gestoken. Voor een bewezenverklaring op grond van artikel 157 Wetboek van Strafrecht (Sr) is echter vereist dat door die brandstichting gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Dit is het geval indien het gevaar zich (voorzienbaar) uitstrekt tot
anderegoederen dan het goed waarin de brand is gesticht. De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van het brandonderzoek niet blijkt dat zich in de (directe) nabijheid van de in brand gestoken auto andere goederen bevonden (zoals bijvoorbeeld geparkeerde auto’s, scooters of afvalcontainers). Naar het oordeel van de rechtbank kan voorts niet zonder meer gesteld worden dat er gevaar te duchten is geweest voor de bestrating waar de in brand gestoken auto op stond, nu uit het proces-verbaal niet blijkt waar het gevaar voor de bestrating dan concreet uit heeft bestaan. De enkele mededeling dat er schade aan de onderliggende bestrating is ontstaan, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. Op grond van het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er op enig moment, als gevolg van de brandstichting, gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.
Vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 23 juli 2022, omstreeks 04:08 uur, is door verbalisanten aan ’ [adres] te Assen een scooter aangetroffen die volledig in brand stond. De scooter stond op één á twee meter van een glazen pui van een winkelpand. Door de hitte van de brand was deze glazen pui geknapt en er was een aanzienlijke rookontwikkeling in het pand. Ter plaatse waren meerdere omstanders aanwezig, die naar (het blussen van) de brand aan het kijken waren. Verdachte was één van deze omstanders. Verbalisant [verbalisant] herkende verdachte en heeft een foto van hem gemaakt.
Tijdens het forensisch onderzoek naar de brand is bij de ingang van een snackbar, gelegen tegenover de brandhaard, een rode, deels weggesmolten, dop aangetroffen. Deze dop is door het NFI onderzocht op de aanwezigheid van DNA. Dit onderzoek heeft echter geen resultaat opgeleverd.
Door verbalisant [verbalisant] zijn de camerabeelden van de snackbar bekeken. Op deze beelden ziet verbalisant een persoon bij de ingang van de snackbar staan. Te zien is dat deze persoon handschoenen aantrekt, een fles uit een tas pakt, naar de scooter de loopt en de inhoud van de fles over de scooter gooit. Kort daarna is te zien dat er een grote steekvlam ontstaat en dat de persoon snel bij de scooter wegloopt, zijn tas pakt en uit beeld verdwijnt. Verbalisant [verbalisant] heeft deze beelden vergeleken met de foto die in de betreffende nacht van verdachte is gemaakt. Verbalisant concludeert dat de uiterlijke kenmerken van verdachte op drie punten sterke overeenkomsten vertonen met de persoon die op de camerabeelden te zien is. Verbalisant noemt de aanwezigheid van een sik, een donker kleurverschil op de bovenzijde van de linkerhand en de kleuraccenten van de bovenkleding.
Op 22 november 2022, vier maanden na de brandstichting, is onder verdachte een zwarte jas van Black Bananas in beslag genomen. Deze jas is door verbalisant [verbalisant] vergeleken met de jas die op de camerabeelden is te zien. Verbalisant concludeert dat de jas van verdachte sterk overeenkomt met de jas die op de camerabeelden is te zien.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend de brand te hebben gesticht. Destijds woonde hij in de [adres] , op zo’n 50 meter afstand van de plek waar de brand is ontstaan. Hij was die nacht thuis. Op enig moment heeft hij met een vriend afgesproken om samen een sigaretje te roken. Om naar die vriend toe te gaan, moest hij langs de plek van de brand.
De rechtbank stelt voorop dat de op de aangetroffen rode dop geen DNA van verdachte is aangetroffen. Ook uit de andere feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte de persoon is geweest die de brand heeft gesticht. Verdachte woonde op zeer korte afstand van de plek waar de brand is ontstaan. Dat hij ten tijde van de brand, net als enkele andere personen, op die plek door verbalisanten is gezien, acht de rechtbank dan ook niet zonder meer onbegrijpelijk. Daarnaast acht de rechtbank de door verbalisant [verbalisant] genoemde punten waaraan hij verdachte op de camerabeelden herkent, onvoldoende specifiek en onderscheidend om daaraan in bewijsrechtelijke zin doorslaggevende betekenis toe te kennen. Voorts acht de rechtbank het enkele feit dat bij verdachte, vier maanden na de brandstichting, een jas in beslag is genomen die gelijkenissen vertoont met de jas die door de dader van de brandstichting werd gedragen, onvoldoende om een bewezenverklaring te dragen. Ook in samenhang bezien acht de rechtbank deze feiten en omstandigheden onvoldoende om te komen tot wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank heeft bij haar oordeel tot slot ook in aanmerking genomen dat de handelswijze zoals deze op de camerabeelden is te zien (de zogenaamde modus operandi) op essentiële punten niet overeenkomt met de handelswijze van verdachte bij eerdere bewezenverklaarde brandstichtingen op 1 september 2022 en 31 oktober 2022. Zo heeft verdachte bij deze brandstichtingen geen handschoenen gedragen, hetgeen blijkt uit het aantreffen van zijn DNA op respectievelijk een plastic flesje wasbenzine en een dop en is hij niet naderhand gezien op de plaats delict.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4, 7 en 8 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1) hij in de periode van 5 maart 2022 tot en met 21 juni 2022 te Hoogeveen [slachtoffer] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- zware mishandeling, en
- brandstichting,
door die [slachtoffer] (via Facebook Messenger) onder andere de volgende berichten te doen toekomen:
- afbeeldingen van een man met een bivakmuts die een (vuur)wapen vasthoudt, en berichten met de volgende tekst:
-"Als ik nog maar een klein dingetje hoor over mij wat jij de wereld in helpt steek ik je kankerhuis persoonlijk in de brand wanneer jullie liggen te slapen",
-"Zal maar oppassen en met 1 oog open slapen. Ook bij jou schiet ik ze dwars door de ramen. Doe ze de groeten!",
- "Ze gaan je kop verbouwen",
-"Mensen gaan je in de brand steken",
-"Zodra ik 1 keer hoor dat jij de politie inschakelt voor mij ben je de zelfde nacht nog kanker dood en kanker verbrand",
-"Volgende keer laat ik je platbranden, kanker zwarte. Slaap lekker. Hou je in de gaten!", althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;
2) hij in de periode van 13 maart 2022 tot en met 15 april 2022 te [plaats] [naam] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- zware mishandeling, en
- verkrachting, en
- brandstichting,
door die [naam] (via Whatsapp) onder andere de volgende berichten te doen toekomen:
-"Volgende keer laat ik alles op het ggz afbranden",
-"Kom snel het afmaken! En jij bent als eerst.",
-"Jullie krijgen nog 1 kans om los te laten. Zit in de auto om de hoek bij je huis. Laatste kans volgende keer is (afbeelding van een bom).",
-"Laat dit een grote waarschuwing zijn want anders is [slachtoffer] de eerste die aangerand gaat worden en daarna blazen wij alles op inclusief de flat op het ggz wanneer de mensen liggen te slapen.",
-"Wij rijden nu weer netjes bij je huis weg. Volgende keer gaat die de lucht in.",
-"Wanneer ik die prik nog een keer voel, luister, laat ik je in brand steken.",
-"Als je naar de politie gaat steek ik die hele kanker flat op het ggz in de brand inclusief River", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3) hij op meerdere momenten in de periode van 11 juli 2022 tot en met 11 november 2022 te Hoogeveen medewerkers van het bewindvoeringskantoor [naam] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- brandstichting,
door op 11 juli 2022 een medewerkster per e-mail de volgende teksten toe te sturen:
- “Vliegen er kogels door je raam zo”,
- “Als ik geld mis, blazen ze je op”,
- “Flikker jou ook zo op de brandstapel”, en
op 11 november 2022 telefonisch een medewerkster de volgende woorden te doen toekomen:
-"dan maak ik jou dood dadelijk!”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4) hij op 29 maart 2022 te Hoogeveen [slachtoffer] , heeft bedreigd met
- verkrachting, en
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- brandstichting,
door die [slachtoffer] (via Facebook Messenger) de volgende berichten te doen toekomen:
-"Ga op je knieën voor me want elke nacht kan het maar zo zijn dat er een paar brandbommen bij jou en je vrouw inclusief je kinderen naar binnen gegooid worden",
-"Zorg dat jij je kinderen nooit uit het oog verliest. Dan kan het maar zo zijn dat ze de auto worden ingetrokken en dan verkracht ik ze zo hard dat het kutje van je dochter kapot gescheurd gaat worden en dan zuig ik al het bloed uit dat levenloze lichaampje van haar en dan ben jij aan de beurt. Mager komt. Slaap lekker.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
7) hij op 1 september 2022 te Assen (in een steeg gelegen tussen de [adres] en de [adres] ), opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met wasbenzine, ten gevolge waarvan een personenauto (kenteken [kenteken] ) en de goederen die zich in voornoemde personenauto bevonden zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de bestrating, de nabij gelegen bosschages, een prullenbak en een elektriciteitsmast te duchten was;
8) hij op 31 oktober 2022 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kookpuntbenzine (wasbenzine), ten gevolge waarvan een personenauto (Renault Clio, kenteken [kenteken] ) geparkeerd (op een oprit) aan de [adres] gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling, met verkrachting en met brandstichting;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting;
feit 4:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met verkrachting en met brandstichting;
feit 7:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 8:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de straf en de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle acht ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 434 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) wordt opgelegd met de voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering, waaronder ook bewindvoering. De officier van justitie vordert voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden. Ten slotte heeft de officier van justitie oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, zodat er na afloop van de tbs-maatregel nog toezicht op verdachte mogelijk is. De officier van justitie heeft in zijn eis meegewogen dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen (strafmaat)verweer gevoerd. Zij acht de door de officier van justitie geëiste straf en maatregel in het belang van een (verdere) positieve ontwikkeling van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk verklaard bereid te zijn zich aan de te stellen voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad), alsmede de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee brandstichtingen. Op 1 september 2022 en 31 oktober 2022 heeft verdachte -telkens midden in de nacht- een in een woonwijk geparkeerde auto in brand gestoken. In beide gevallen is daarbij gemeen gevaar voor de omliggende goederen te duchten geweest. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen forse (materiële) schade en overlast veroorzaakt, maar ook gevoelens van onrust en onveiligheid bij de aangevers én de buurtbewoners. Verdachte heeft ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Door de ontkennende houding van verdachte heeft de rechtbank ook geen zicht kunnen krijgen op wat hem heeft gedreven om het bewezenverklaarde feit te plegen. De rechtbank kan zich evenwel niet aan de indruk onttrekken dat een (grote) fascinatie voor vuur en brand hierbij een rol heeft gespeeld. Dit baart de rechtbank zorgen voor de toekomst.
Daarnaast heeft verdachte zich in een periode van ongeveer negen maanden tijd schuldig gemaakt aan verschillende bedreigingen van onder meer zijn oom, neef, bewindvoerster en sociaal juridisch dienstverlener. Met zijn handelen heeft verdachte de grenzen van de slachtoffers ernstig overschreden en heeft hij een inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn bedreigingen heeft geuit uit boosheid en frustratie als gevolg van een conflictsituatie of gespannen verhoudingen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij daarbij geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van en de gevolgen voor de slachtoffers en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en het uiten van zijn eigen gevoelens. Tegelijkertijd waardeert de rechtbank het dat verdachte ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en dat hij zijn excuses aan de slachtoffers heeft aangeboden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 1augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder -en meerdere malen- onherroepelijk is veroordeeld wegens een bedreiging.
Verdachte is in het Pieter Baan Centrum onderzocht door klinisch psycholoog M.G.H. van Willigenburg en psychiater J.C. Laheij. Deze gedragsdeskundigen hebben hun bevindingen over verdachte neergelegd in een Pro Justitita rapport van 22 september 2023. Uit dit rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een (lichte) verstandelijke ontwikkelingsstoornis, een andere gespecificeerde posttraumatische stressstoornis en schizofrenie. Deze stoornissen hebben voortdurend een forse invloed op het functioneren van verdachte, met name op het gebied van denken, waarnemen en handelen. Nu de stoornissen ten tijde van de ten laste gelegde feiten reeds aanwezig waren, achten de gedragsdeskundigen het dan ook onwaarschijnlijk dat deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte destijds
niethebben beïnvloed. Gelet hierop adviseren de gedragsdeskundigen om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog en beschermende factoren zijn nauwelijks aanwezig. Om het recidiverisico te verminderen wordt een langdurige klinische opname geadviseerd, gevolgd door een langdurig en gefaseerd resocialisatietraject met passende ondersteuning en structurering. Het hiervoor vereiste stringente en langdurige kader kan volgens de gedragsdeskundigen alleen binnen het kader van een tbs-maatregel worden gerealiseerd. Omdat verdachte heeft aangegeven open te staan voor medicatie en klinische behandeling, heeft meegewerkt aan eerdere GGZ-opnames en thans ook zelf verzoekt om een langdurig ondersteunend en structurerend traject, komen de gedragsdeskundigen tot het advies om de behandeling te laten plaatsvinden binnen het kader van een tbs met voorwaarden in combinatie met een GVM, zodat ook na het aflopen van de tbs-maatregel langer durend forensisch toezicht mogelijk blijft.
In haar rapport van 12 december 2023 heeft de reclassering zich aangesloten bij de bevindingen van de gedragsdeskundigen en daarbij positief geadviseerd over de maatregel tbs met voorwaarden (in combinatie met een GVM). Verdachte ziet in dat hij hulp nodig heeft en is bereid om ook op de lange termijn behandeling en begeleiding te aanvaarden. Als te stellen voorwaarden adviseert de reclassering (onder meer) opname in een zorginstelling en (aansluitend) ambulante behandeling en begeleid wonen, een alcohol- en drugsverbod en reclasseringstoezicht. Uit het aanvullende reclasseringsadvies van 7 maart 2024 volgt dat verdachte op 30 januari 2024, in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis, opgenomen is in de forensisch psychiatrische kliniek (FPK) te Assen. Verdachte heeft in de FPK zijn draai gevonden, lijkt goed ingesteld op medicatie, stelt zich meewerkend op en heeft een start gemaakt met het inzichtelijk maken van zijn financiën.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij open staat voor een (langdurige) klinische behandeling. Hij merkt dat de periode die hij reeds in de FPK heeft doorgebracht hem goed heeft gedaan en hij is gemotiveerd om de positieve weg die hij is ingeslagen voort te zetten. Hij is dan ook bereid om zich aan de voorwaarden te houden die de reclassering in het kader van een tbs met voorwaarden heeft geadviseerd.
Toerekenbaarheid
De rechtbank neemt de (gemotiveerde) conclusies van de gedragsdeskundigen over. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten werd het (psychisch) functioneren van verdachte fors beïnvloed en beperkt door de bij hem aanwezige stoornissen. Dit leidt tot het oordeel van de rechtbank dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De maatregel tbs met voorwaarden
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maatregel tbs met voorwaarden moet worden opgelegd. Gelet op de complexe problematiek van verdachte, het hoge recidiverisico en de door de gedragsdeskundigen beschreven noodzaak van een langdurige behandeling en begeleiding in een strikt en langdurig kader enerzijds en de oprecht gemotiveerde houding van verdachte om mee te werken aan de behandeling anderzijds, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden passend en geboden is. De rechtbank zal aan deze maatregel de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Door de gedragsdeskundigen is opgemerkt dat het de voorkeur verdient dat verdachte zijn behandeling en verblijf voortzet in de FPK te Assen. Ook verdachte heeft ter terechtzitting verklaart het heel belangrijk te vinden dat hij juist in de FPK Assen zijn behandeling krijgt. Hij voelt zich bij de daar veilig en vertrouwd. De rechtbank onderschrijft deze voorkeur voor een verblijf en behandeling van verdachte bij FPKAssen.
De rechtbank heeft bij haar oordeel in aanmerking genomen dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de tbs-maatregel is voldaan. Uit het Pro Justitia rapport volgt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Voorts betreffen de onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten een bedreiging (genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 2 Wetboek van Strafrecht) en de onder 7 en 8 bewezenverklaarde feiten een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1 Wetboek van Strafrecht). Tot slot eist de algemene veiligheid van personen en goederen oplegging van de tbs-maatregel. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard, ernst en hoeveelheid van de bewezenverklaarde feiten en op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd over het recidiverisico.
De rechtbank stelt vast dat de op te leggen tbs-maatregel in duur is gemaximeerd. Het strafbare handelen van verdachte levert, hoe kwalijk ook, geen misdrijf op dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Mocht omzetting in een tbs met dwangverpleging (wegens het niet naleven van de voorwaarden) aan de orde zijn, dan kan deze gelet op artikel 38e Sr derhalve de periode van vier jaar niet te boven gaan.
De officier van justitie heeft gevorderd de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Op grond van artikel 38e Sr kan de rechtbank dit bevel slechts geven indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank aan deze voorwaarde niet voldaan. De rechtbank zal dan ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden niet gelasten.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr (GVM)
Naast de maatregel van tbs met voorwaarden zal de rechtbank ook de door de gedragsdeskundigen en de reclassering geadviseerde GVM opleggen. Uit de Pro Justitia rapportage volgt dat verdachte langdurig behandeling en begeleiding nodig heeft om het recidiverisico (blijvend) te beperken. Met oplegging van een GVM wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na beëindiging van de tbs-maatregel onder toezicht te stellen om zo het recidiverisico (verder) terug te dringen dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan nu de rechtbank aan verdachte de tbs-maatregel zal opleggen en oplegging van een GVM voorts in het belang is van de algemene veiligheid van personen of goederen. In hoeverre en op welke wijze invulling aan de GVM moet worden gegeven, komt in een later stadium aan de orde. ,
De straf
De aard, ernst en hoeveelheid van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen dat naast oplegging van de tbs-maatregel en GVM ook een straf in de vorm van een gevangenisstraf aan verdachte wordt opgelegd. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zijn proceshouding en gelet op het feit dat de rechtbank het van groot belang acht dat verdachte zo snel mogelijk begint met de voor hem noodzakelijke behandeling, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 435 dagen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [naam] , als wettelijke vertegenwoordiger (op grond van artikel 1:245 lid 4 BW) van haar dochter, benadeelde partij [slachtoffer] . Bij de hoogte van de schade is geen bedrag ingevuld. Wel is verzocht de achternaam van de benadeelde partij te wijzigen.
2. [slachtoffer] heeft zich in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 150,- ter zake van materiële schade en € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
Standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet voor toewijzing vatbaar is.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu deze schade voldoende is komen vast te staan.
Standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [slachtoffer]
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de vordering van de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsvrouw heeft hiertoe primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering is gebaseerd. Subsidiair heeft de raadvrouw aangevoerd dat de gestelde materiële schade door de verzekering wordt vergoed. De gestelde immateriële schade kan, zonder nadere en concrete onderbouwing niet worden aangemerkt als psychisch letsel dat voor vergoeding op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking komt. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade te matigen nu het gevorderde bedrag niet passend is gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 4)
De rechtbank stelt voorop dat een benadeelde partij zich op grond van artikel 51f Wetboek van Strafvordering (Sv) in het strafproces (enkel) kan voegen met een verzoek tot schadevergoeding. Om deze reden kan de benadeelde partij niet in haar verzoek tot naamswijziging worden ontvangen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, nu de benadeelde partij geen schadebedrag heeft ingevuld op het voegingsformulier.
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 6)
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38, 38a, 38z, 63, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 en feit 6 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1, 2, 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 435 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. veroordeelde werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder
andere in dat veroordeelde:
  • zich meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
3. veroordeelde laat zich opnemen in FPK te Assen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat in afstemming met de behandelcoördinator van de FPK nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen zal onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
4. veroordeelde laat zich, aansluitend aan zijn klinische opname, behandelen door een ambulante forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
5. indien de reclassering het, in samenspraak met de behandelaars, nodig vindt dat veroordeelde gaat wonen en zich laat begeleiden in een setting voor begeleid wonen, dan werkt veroordeelde daaraan mee. Het begeleid wonen duurt zolang de reclassering dat in afstemming met de behandelaars nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de instelling geeft;
6. als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, dan wel na rechterlijke toestemming, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering, veroordeelde of de rechtbank deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
7. veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
8. veroordeelde gebruikt geen alcohol, zolang de reclassering dat nodig vindt en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
9. veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Legt aan verdachte op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop onderhavig vonnis onherroepelijk wordt.
Benadeelde partij
Ten aanzien van feit 4
Verklaart de vordering van [slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam] , niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van feit 6
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. E.C. Hellinga, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
Mr. Hellinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) d.d. 24 november 2022, opgenomen op pagina 562 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .