ECLI:NL:RBNNE:2024:3946

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
23/1489
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor een brandweerkazerne in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning die is verleend aan de Veiligheidsregio Fryslân (VRF) voor de inrichting van een brandweerkazerne in een bedrijfsloods in Oudega. De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland op 18 augustus 2021, en het bestreden besluit van 7 februari 2023 handhaafde deze vergunning ondanks het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft de zaak op 11 juli 2024 behandeld, waarbij eiser, de gemachtigde van het college, de gemachtigde van VRF, en een geluidsdeskundige aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de brandweerkazerne niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- of leefklimaat, ondanks dat niet voldaan wordt aan de afstandsnormen uit de VNG-brochure. De rechtbank oordeelt dat de geluidsoverlast beperkt is en dat de ruimtelijke impact van de brandweerkazerne gering is. Eiser heeft geen contra-geluidrapportage ingediend en de rechtbank acht de argumenten van eiser niet overtuigend genoeg om het besluit van het college te weerleggen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het college niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld en dat de reguliere procedure voor de omgevingsvergunning correct is gevolgd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1489

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit Oudega, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland, hierna te noemen het college
(gemachtigde: mr. A. Veenstra).

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:

Veiligheidsregio Fryslân uit Leeuwarden (hierna: VRF) en
[derde belanghebbende] uit Oudega (hierna: derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan VRF verleende omgevingsvergunning voor de inrichting van een bedrijfspand als brandweerkazerne voor een periode van vijf jaren.
1.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning met het besluit van 18 augustus 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 7 februari 2023 op het bezwaar van eiser is het college hierbij gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college, de gemachtigde van VRF (M. Velzing), de geluidsdeskundige van de FUMO (A. Raedzer) en de derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont aan het perceel [adres] [nummer] in Oudega, gemeente Smallingerland.
2.1.
Op 9 maart 2021 heeft VRF een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor een tijdelijke brandweerkazerne voor vijf jaren op de locatie [adres] [nummer] in Oudega (hierna: het plan).
2.2.
Het college heeft in het besluit van 18 augustus 2021 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening. Volgens het college is het gebruik van de loods in strijd met de geldende bestemming ‘Bedrijf - 2.’ Het college is met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 11, bijlage II van het Bor van het bestemmingsplan afgeweken. Deze afwijking geldt voor vijf jaar.
2.3.
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 18 augustus 2021 niet herroepen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de aan de VRF verleende omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
Met het bestreden besluit heeft het college ook een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen die ziet op een interne verbouwing. Eiser heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt dat daarom niet.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
5.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 9 maart 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Wat is in geschil?
6. Tussen partijen is in geschil of (1) in het kader van een goede ruimtelijke ordening voor het onderdeel geluid sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Partijen worden verder verdeeld gehouden over (2) de vraag of het college in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Tot slot (3) verschillen partijen van inzicht over welke procedure uit de Wabo gevolgd had moeten worden.
Wat is het geldend planologisch regime?
7. Het ter plaatse geldende planologische regime is het Bestemmingsplan kleine kernen noord (hierna: het bestemmingsplan). Aan het perceel waar het plan op ziet is de bestemming ‘Bedrijf - 2’ toegekend. Bedrijven met milieucategorie 2 zijn daar toegestaan.
Komt met het plan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het geding?
8. Eiser betoogt dat de locatie van de brandweerkazerne niet voldoet aan de afstandscriteria, zoals genoemd in de VNG Handreiking bedrijven en milieuzonering (hierna: VNG-handreiking). In de bijlage bij het beroepschrift verwijst eiser naar de memo van de FUMO, waarin de FUMO adviseert om de brandweerkazerne op een andere locatie ruimtelijk in te passen. Verder wijst eiser op de opmerkingen in de memo van de FUMO die zien op het geluidrapport van Valersi, zoals de onjuiste gebiedstypering en dat de binnenwaarde van 35 dB niet kan worden gewaarborgd.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- of leefklimaat.
8.2.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) [1] volgt dat de VNG-brochure richtlijnen bevat en geen wettelijke normen. Als de VNG-brochure wordt toegepast, zijn er voor het college mogelijkheden om van de aanbevolen richtafstanden af te wijken. De rechtbank stelt vast dat partijen het met elkaar eens zijn dat niet aan de afstandsnormen uit de VNG-brochure wordt voldaan.
8.3.
De rechtbank volgt het betoog van het college dat kan worden afgeweken van de afstandsnorm uit de VNG-brochure. De rechtbank stelt vast dat het college op basis van geluidrapporten van Valersi de conclusie heeft getrokken dat de geluidbelasting voor de omgeving beperkt is. Uit de geluidrapporten van Valersi valt voor de rechtbank af te leiden wat het aantal keren is dat de brandweer zal moeten uitrukken en op welke periode van de dag dat zal gaan plaatsvinden. Verder is onderzocht hoe vaak en met welke prioriteit moet worden uitgerukt, oftewel of daarbij gebruik moet worden gemaakt van een sirene en wat dit betekent voor de geluidbelasting van de nabije omgeving. De rechtbank concludeert dat het college op basis hiervan tot de gerechtvaardigde conclusie heeft kunnen komen dat de ruimtelijke impact gering is. Dat er in de avond- en nachturen sprake is van lichte geluidoverschrijdingen, doet daar niet aan af. De rechtbank acht bij dit oordeel van belang te benoemen dat eiser ter zitting heeft toegelicht dat hij in de praktijk geen geluidsoverlast van de sirenes ervaart en eiser zelf niet tot de direct omwonenden behoort bij wie sprake is van geluidoverschrijdingen. Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat eiser geen contra-(geluid)rapportage heeft ingediend. [2]
8.4.
Dat eiser in zijn beroepschrift heeft gewezen op de kanttekeningen van de FUMO op het geluidrapport, leidt niet tot een ander oordeel. Ter zitting is gesproken over de inhoud van de memo van de FUMO. Desgevraagd is door de FUMO toegelicht dat de memo de vergunningverlening door het college niet tegenhoudt. Door de FUMO is ter zitting verwoord dat de FUMO in de memo het college erop heeft willen wijzen dat vanuit planologisch opzicht de milieucategorie 2 is toegestaan en dat het plan ziet op een activiteit waar milieucategorie 3.1 voor geldt. De FUMO heeft ter zitting toegelicht dat in de memo daarom geconcludeerd is dat er sprake is van planologische geluidoverschrijdingen, maar dat het college voor een brandweerkazerne met milieucategorie 3.1 moet beoordelen of de brandweerkazerne, gelet op de afstandsnorm uit de VNG-brochure, in ruimtelijk opzicht aanvaardbaar kan worden geacht. De rechtbank concludeert daaruit dat de memo van de FUMO geen afbreuk doet aan de vaststelling van het college dat het plan een goed woon- en leefklimaat voor het onderdeel geluid niet ondermijnt, zoals ook door het college in het bestreden besluit is beoordeeld. Het betoog van eiser slaagt niet.
Heeft het college in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehandeld?
9. Eiser stelt in zijn beroepschrift dat het college in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Eiser wijst op een interne mail van de teamcoördinator die intern per mail het college erop heeft gewezen dat eiser ‘vaker voor problemen zorgt’.
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de beginselen van behoorlijk bestuur niet geschonden. Eiser heeft niet uitgelegd welk beginsel geschonden zou zijn en wat dat voor deze zaak zou moeten betekenen. Mocht eiser van mening zijn dat hij zich door de inhoud van de interne mail onbehoorlijk bejegend voelt, dan kan hij daarvoor een klacht indienen bij het college. [3] Het betoog slaagt niet.
Had de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd moeten worden?
10. Eiser stelt zich op het standpunt dat het college de uitgebreide voorbereidingsprocedure had moeten volgen.
11. Zoals onder rechtsoverweging 2.2 is vermeld, heeft het college de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 4, aanhef en onder 11, van bijlage II van het Bor. Eiser heeft niet uitgelegd waarom dat niet juist is. Bij verlening van een dergelijke omgevingsvergunning dient de reguliere procedure uit de Wabo te worden toegepast, zoals het college ook heeft gedaan.
11.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid tot vergunningverlening kunnen overgaan. Het college heeft in de belangenafweging kunnen betrekken dat het plan ziet op een tijdelijk locatie en dat de geluidoverschrijdingen daarmee tijdelijk zijn en een beperkte impact hebben. Gelet op het feit dat de normtijden rondom Oudega en Eernewoude niet of nauwelijks worden gehaald, is het algemeen belang met het plan gediend en heeft het college daar groot gewicht aan kunnen toekennen. Om die reden hoefde naar het oordeel van de rechtbank de uitgebreide procedure niet te worden gevolgd. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1746, r.o. 7.1.
2.ABRvS 29 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2177, r.o. 7.2.3.
3.Zie daarvoor artikel 9:1 van de Awb.