ECLI:NL:RBNNE:2024:3930

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
18-018541-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank sprak de verdachte vrij van verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot seksuele handelingen door geweld of andere feitelijkheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten 14 en 15 jaar oud was. De seksuele handelingen vonden plaats in de periode van 22 juli 2022 tot en met 12 november 2023, waarbij de verdachte misbruik maakte van zijn positie als werkgever en het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met een kwetsbaar minderjarig meisje.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18.018541.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juli 2022 tot en met 12
november 2023 te [adres] , in de gemeente Waadhoeke, in elk geval in Nederland, telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2008, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
  • zijn (ontblote) penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en zich zogenoemd door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
  • een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of
  • zijn (ontblote) penis door die [slachtoffer] laten vastpakken en/of zich door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken en/of
  • de (onbedekte) vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
  • die [slachtoffer] getongzoend en/of
  • de (bedekte en/of onbedekte) borsten en/of vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt, bestaande dat geweld (onder meer) hierin, dat verdachte
  • de (onder)kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
  • tijdens het pijpen het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
  • die [slachtoffer] op de billen heeft geslagen en/of in de billen heeft geknepen en/of
  • die [slachtoffer] dwingend de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat zij moest zeggen dat het pijpen en/of zijn penis lekker was en wanneer die [slachtoffer] deze woorden niet uitsprak hij het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) schudde en/of
  • wanneer die [slachtoffer] niet reageerde op appjes die hij haar stuurde hij haar (vervolgens) (een) app(s) heeft gestuurd met de dwingende tekst “kijk op de app" en/of
bestaande die (andere) feitelijkhe(i)d(en) (onder meer) hierin, dat hij, verdachte
voornoemde handeling(en) heeft gepleegd op (een) moment(en) dat die [slachtoffer] bij hem op de boerderij werkzaam was, te weten in of bij de melkput en/of in de stal en/of in de schuur en/of bij hem in de woning was en/of door hem, verdachte, in zijn voertuig
werd thuisgebracht en/of opzettelijk gebruik, althans misbruik heeft gemaakt van het uit (een) feitelijke en/of formele verhouding(en) voortvloeiend psychisch en/of fysiek overwicht van hem, verdachte op die [slachtoffer] en/of van haar afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, immers mocht die [slachtoffer] graag op de boerderij werken en hield zij heel veel van de beesten en het jong vee op de boerderij en/of was de boerderij zogenoemd haar tweede huis geworden en/of door het sturen van (een) Whatsapp- en/of Snapchatbericht(en) met (onder meer) tekstberichten zakelijk weergegeven- dat hij van haar houdt en/of dat hij gek op haar is en/of dat het door moest blijven gaan anders zou hij het niet redden en/of
bestaande dat overwicht uit het aanzienlijke leeftijdsverschil en/of geestelijke ontwikkeling tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] en/of de hoedanigheid als werkgever ten opzichte van werknemer, waardoor verdachte die [slachtoffer] in een afhankelijke toestand heeft gebracht waardoor zij zich (telkens) niet tegen de seksuele handeling(en) van hem, verdachte, kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken, althans (telkens) geen weerstand kon en/of durfde te bieden aan verdachtes voornoemde seksuele handeling(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juli 2022 tot en met 12 november 2023 te [adres] , in de gemeente Waadhoeke, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans eenmaal,
  • brengen/duwen van zijn (ontblote) penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • brengen en/of duwen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
  • laten vastpakken van zijn (ontblote) penis door die [slachtoffer] en/of zich door die [slachtoffer] zogenoemd laten aftrekken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, gelet op de aangifte van de ouders van het slachtoffer en de getuigenverklaring van het slachtoffer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van de getuige consistent, betrouwbaar en geloofwaardig is. Haar verklaring vindt ondersteuning in de bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van een deel van de door hem gepleegde seksuele handelingen. Daarnaast heeft de officier van justitie opgemerkt dat de pleegperiode moet worden vastgesteld op 22 oktober 2022 tot en met 12 november 2023, gelet op de rapportage bij de GGZ waarin staat beschreven dat het slachtoffer op die dag voor het eerst melding heeft gemaakt van ongewenste seksuele handelingen.
Met betrekking tot de ten laste gelegde dwang door geweld of een andere feitelijkheid heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij is voorbijgegaan aan het psychische overwicht dat hij had op het slachtoffer. Door het creëren van een afhankelijkheidsrelatie heeft de verdachte in combinatie met zijn manipulerende houding en het aanzienlijke leeftijdsverschil het slachtoffer gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen, zodat verkrachting wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor dwingen door enig geweld of door het opzettelijk misbruik maken van een fysiek of psychisch overwicht.
Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat dit bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte ten aanzien van dit feit een volledige bekentenis heeft afgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In de strafbepaling van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) (geldend tot 1 juli 2024) staat het bestanddeel “dwingen” centraal. Daarbij is onvrijwilligheid op zich onvoldoende voor een veroordeling van verkrachting.
Van dwingen door (bedreiging met) geweld of (bedreiging met) een andere feitelijkheid als bedoeld in artikel 242 Sr. kan slechts sprake zijn indien de verdachte heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de in dat artikel bedoelde handelingen tegen haar wil heeft ondergaan en dat de seksuele handelingen voor het slachtoffer niet of nauwelijks te vermijden zijn geweest. De door verdachte uitgeoefende dwang moet dus van voldoende kaliber zijn om de weerstand van het slachtoffer te breken. Bovendien moet kunnen worden bewezen dat verdachte opzet op het dwingen heeft gehad en moet er een causaal verband bestaan tussen de dwangmiddelen (geweld of feitelijkheid) en de handelingen.
Verdachte bekent dat er tussen hem en het slachtoffer seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verdachte ontkent dat er sprake was van dwang.
Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld tegen het slachtoffer. De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte het slachtoffer opzettelijk door een (andere) feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van de tenlastegelegde seksuele handelingen.
De rechtbank merkt daartoe allereerst op dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat het enkele bestaan van een afhankelijkheidsrelatie of een gezagsverhouding onvoldoende is om te kunnen spreken van dwingen.1 Dat tussen verdachte en het slachtoffer sprake was van een afhankelijkheidsrelatie en/of gezagsverhouding staat buiten kijf. Het slachtoffer was graag werkzaam was op de boerderij, zij kon goed overweg met de partner van de verdachte (zij zag haar zelfs als haar tweede moeder) en zij beschouwde de boerderij van verdachte als haar tweede thuis. Het slachtoffer had er dan ook een belang bij om haar plek op de boerderij te behouden. Daarnaast maakt het aanzienlijke leeftijdsverschil dat verdachte een natuurlijk overwicht had op het slachtoffer. Echter is de situatie dat er sprake was van een ongelijke verhouding tussen de verdachte en het slachtoffer op zichzelf nog onvoldoende voor het aannemen van dwang. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte met feitelijkheden opzettelijk een zodanige psychische druk op het slachtoffer heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidsrelatie heeft gebracht dat zij zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, of dat hij het slachtoffer daarmee in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie heeft gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Het is goed mogelijk dat het slachtoffer druk heeft ervaren van de zijde van verdachte, doordat hij boos of verdrietig werd als zij aangaf met de relatie te willen stoppen maar dit is onvoldoende om tot dwang in juridische zin te komen. Daarnaast is niet gebleken dat - hoewel de boerderij een belangrijke plek in haar leven innam - het slachtoffer zich in een zodanig geïsoleerde positie heeft bevonden, dat er voor haar geen andere uitweg was dan toegeven aan verdachte en steeds weer terugkeren op de boerderij. Er was normaal contact met haar ouders en uit de beschrijving die over slachtoffer wordt gegeven, volgt niet dat zij -in juridische zin- als weerloos kan worden aangemerkt. Ook de vele berichten die verdachte aan het einde van de bewezenverklaarde periode via sociale media aan het slachtoffer heeft gestuurd, maken niet dat van dwang in juridische zin gesproken kan worden.
Beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiaire ten laste gelegde, te weten het seksueel binnendringen bij iemand van beneden de 16 jaar. Het slachtoffer was ten tijde van het strafbare feit 14 en 15 jaar oud.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte het subsidiair ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 17 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
d.d. 17 december 2023, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023332990 d.d. 14 februari 2024, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2023, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 24 januari 2024, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 22 juli 2022 tot en met 12 november 2023 te [adres] , in de gemeente Waadhoeke, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen,
  • brengen/duwen van zijn ontblote penis in de mond van die [slachtoffer] en
  • brengen en duwen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en
  • het likken van de vagina van die [slachtoffer] en
  • het tongzoenen van die [slachtoffer] en
  • laten vastpakken van zijn ontblote penis door die [slachtoffer] en zich door die [slachtoffer] zogenoemd laten aftrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met de wijziging dat aan de verdachte een locatiegebod wordt opgelegd in plaats van een locatieverbod.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een beroepsverbod voor de duur van vijf jaren wordt opgelegd ex artikel 28 Sr., inhoudende dat hij gedurende deze periode niet mag werken met kwetsbare minderjarigen. Tot slot heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de geëiste voorwaarden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, kan worden opgelegd. De raadsman kan zich daarnaast vinden in een contact- en locatieverbod.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en de psycholoog, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 16 maanden schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. Deze seksuele handelingen, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, zijn begonnen toen het slachtoffer 14 jaar oud was.
Verdachte, een volwassen man van destijds 50 jaar, is naar eigen zeggen over het aanzienlijke leeftijdsverschil heengestapt en heeft zich door zijn eigen lustgevoelens laten meeslepen ten koste van het kwetsbare slachtoffer. Het slachtoffer hielp verdachte en zijn partner met dagelijkse bezigheden op de boerderij, waardoor ze elkaar meerdere malen in de week zagen en de ontuchtige handelingen veelvuldig hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit alles verdachte ernstig aan.
De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet de minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedenmisdrijven nog lange tijd ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. Het kan hen in hun ontwikkeling ernstig bedreigen. Uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het seksueel misbruik een grote impact heeft op het slachtoffer en daarmee ook op haar familie. De verdachte heeft zich hiervan ten tijde van het plegen van het onderhavige feit kennelijk op geen enkele wijze rekenschap gegeven.
Persoon van verdachte
Uit het psychologisch onderzoek van 29 april 2024, opgesteld door drs. Th.J.M. Zuijdwijk, gz-psycholoog, blijkt dat er geen psychische stoornis of verstandelijke beperking bij de verdachte is vastgesteld. Het risico op recidive wordt tevens ingeschat als laag en een behandeling kan derhalve geheel in een vrijwillig kader plaatsvinden.
De reclassering schat in het rapport van 12 juli 2024 de kans op herhaling als gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer, een locatieverbod en een locatiegebod. Tevens adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Alhoewel de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie komt, zal aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd worden die overeenkomt met de door de officier van justitie geformuleerde eis. Daartoe overweegt zij dat verdachte gedurende een lange periode ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het minderjarige en kwetsbare slachtoffer. In dit verband is verdachte telkens over het aanzienlijke leeftijdsverschil heengestapt en had hij zich iedere keer moeten realiseren dat het volstrekt fout was wat hij deed. Daarnaast heeft hij misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, aangezien hij wist dat zij graag op de boerderij kwam, goed overweg kon met de partner van de verdachte en haar plek op de boerderij (haar tweede thuis) niet wilde verliezen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. De rechtbank neemt het advies van de reclassering over dat de kans op recidive gemiddeld is. Om die reden vindt de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling en contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] noodzakelijk.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor oplegging van de overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het is voor verdachte belangrijk dat hij na zijn vrijheidsstraf weer zijn werkzaamheden kan oppakken. Gelet op de woon- en werkplaats van verdachte en het slachtoffer zal dit bemoeilijkt worden door een locatieverbod of locatiegebod. Het contactverbod brengt naar het oordeel van de rechtbank al voldoende waarborgen met zich mee dat verdachte niet in aanraking komt met het slachtoffer. De rechtbank zal evenmin een beroepsverbod ex artikel 28 Sr. opleggen aangezien de kans op recidive door de psycholoog dan wel de reclassering laag tot gemiddeld wordt ingeschat. Een dergelijke inschatting van het recidiverisico rechtvaardigt - gelet op het zeer ingrijpende karakter - naar het oordeel van de rechtbank oplegging van de sanctie niet.
De rechtbank zal ook niet de geadviseerde en gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden opleggen, nu het recidivegevaar in het psychologisch onderzoek als laag en door de reclassering als gemiddeld wordt ingeschat en daarmee niet wordt voldaan aan het criterium om de dadelijke uitvoerbaarheid op te kunnen leggen.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoon (Samsung) verbeurd wordt verklaard, omdat verdachte deels met behulp van dit voorwerp psychische druk heeft uitgeoefend op het slachtoffer en het strafbare feit daarom met behulp van dit voorwerp is gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen telefoon (Samsung) teruggegeven dient te worden aan verdachte, omdat het appcontact tussen de verdachte en het slachtoffer verwijderd kan worden en de telefoon daarna weer door de verdachte gebruikt kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een goed met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank zal daarom dit goed overeenkomstig de eis van de officier van justitie verbeurdverklaren. Ten aanzien van het verzoek om teruggave van de telefoon nadat het appcontact tussen verdachte en het slachtoffer is verwijderd, overweegt de rechtbank dat de opsporingscapaciteit en de forensische software niet zijn ingericht noch bedoeld om alle bestanden van een gegevensdrager op strafbaarheid te onderzoeken, te wissen, te kopiëren of van andere bestanden te scheiden. Het verzoek wordt afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen drie dagen meldt na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op
afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plaats is. De behandeling duurt zolang als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een telefoon (PL0100-2023332990-G1680764, Samsung).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2024.
1. HR 2 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ1188.