ECLI:NL:RBNNE:2024:3929

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
18-054057-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in ontuchtzaak met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefkinderen. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 17 september 2024, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. O. Bolluijt, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers, geboren in 2009 en 2014. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een contactverbod met de slachtoffers. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van de slachtoffers niet betrouwbaar waren en dat er geen steunbewijs was.

De rechtbank beoordeelde de verklaringen van de slachtoffers en concludeerde dat, hoewel deze authentiek leken, er onvoldoende steunbewijs was om de verklaringen te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat volgens de wet het bewijs niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige. Aangezien er geen ander bewijs was dat de verklaringen van de slachtoffers ondersteunde, leidde dit tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verklaarde derhalve niet bewezen hetgeen de verdachte was ten laste gelegd en sprak hem vrij.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18.054057.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 01 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. O. Bolluijt, advocaat te Almere.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. ​
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 januari 2024 te [adres] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, met [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • een of meer van verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
  • de vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes tong en/of mond gelikt en/of aangeraakt en/of
  • verdachtes penis door die [slachtoffer 1] laten betasten/aanraken en/of
  • verdachtes ontblote penis aan die [slachtoffer 1] getoond en/of (vervolgens) in het bijzijn van die [slachtoffer 1] heen-en weergaande bewegingen met zijn, verdachte, penis gemaakt en/of
  • de vagina van die [slachtoffer 1] betast/aangeraakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 januari 2024 te [adres] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, in elk geval een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] 2014, en bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • een of meer van verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
  • de vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes tong en/of mond heeft gelikt en/of heeft aangeraakt en/of
  • zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] heeft laten betasten/aanraken en/of
  • zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of (vervolgens) in het bijzijn van die [slachtoffer 1] heen-en weergaande bewegingen met zijn, verdachte, penis heeft gemaakt en/of
  • de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast/aangeraakt;
hij in of omstreeks de periode van 8 augustus 2018 tot en met 7 augustus 2020 te [adres] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, in elk geval een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009, en bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • de bedekte vagina van die [slachtoffer 2] met verdachtes vinger(s)/hand(en) heeft betast/aangeraakt en/of
  • zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer 2] heeft getoond.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2 tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met de oplegging van een contactverbod met [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geloofwaardig, consistent en betrouwbaar zijn. Tevens vindt de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende
steun in de verklaring van [slachtoffer 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte integraal vrij te spreken wegens gebrek aan bewijs. Hij heeft zich daartoe primair op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de slachtoffers onvoldoende betrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen steunbewijs aanwezig is.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde feiten omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van wettig bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Betrouwbaarheid verklaringenVerklaring [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over de seksuele handelingen op de rechtbank authentiek en betrouwbaar overkomen. Zij heeft hierover eerst aan haar moeder (hierna: [naam] ) en daarna aan haar juf verteld. [naam] heeft ook bevestigd dat [slachtoffer 1] ongeveer één jaar geleden aan haar heeft verteld over de seksuele handelingen. In de twee uitgebreide studioverhoren bij de politie heeft [slachtoffer 1] haar verklaring herhaald en aangevuld. Ze heeft gedetailleerd verteld waar de seksuele handelingen uit bestonden. Zij heeft consequent en consistent verklaard over op welke wijze verdachte haar zou hebben aangeraakt (door onder meer het aanraken, likken en eenmaal binnendringen van de vagina) en op welke plekken zij toen met verdachte alleen was toen dat zou zijn gebeurd (onder meer in de keuken, slaapkamer en woonkamer).
Verklaring [slachtoffer 2]
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] over de seksuele handelingen ook authentiek en betrouwbaar. Ook van haar is tweemaal een studioverhoor afgenomen waarin zij gedetailleerd en consequent verklaart dat zij seksueel is misbruikt door de verdachte. Zo verklaart zij gedetailleerd dat de verdachte over haar kleding over haar geslachtsdeel heeft gewreven en dat verdachte zijn geslachtsdeel aan haar in de badkamer heeft getoond en op welke dag dit heeft plaatsgevonden. Op de dag dat verdachte over haar geslachtsdeel heeft gewreven was de kat overleden en was [naam] naar de huisarts. Uit de verklaring van [naam] blijkt dat zij zich deze situatie nog kan herinneren. Daarnaast verklaart zij dat [slachtoffer 2] het verhaal over de seksuele handelingen vier jaar geleden aan haar heeft verteld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar en kunnen zij voor het bewijs worden gebruikt.
Wettelijk bewijsminimumSteunbewijs
Verdachte heeft stellig ontkend, zowel toen hij werd geconfronteerd door [naam] met de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] als toen hij door de politie werd gehoord, dat hij zich schuldig heeft
gemaakt aan enig seksueel misbruik van [slachtoffer 2] of [slachtoffer 1] . Het voorgaande betekent dat de rechtbank ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten wordt geconfronteerd met twee tegenover elkaar staande verklaringen: de belastende verklaring van [slachtoffer 1] versus de ontkenning van verdachte (ten aanzien van feit 1) en de belastende verklaring van [slachtoffer 2] versus de ontkenning van verdachte (ten aanzien van feit 2).
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Ook niet wanneer deze verklaring op zichzelf als geloofwaardig kan worden beoordeeld. De ten laste gelegde feiten en omstandigheden moeten voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vereiste voldoende steun kan niet uitsluitend worden gevonden in een onderbouwing van de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring. Of er voldoende steunbewijs is, moet in het concrete geval worden beoordeeld.
Beoordeling van het steunbewijs ten aanzien van [slachtoffer 1]
Naast [slachtoffer 1] hebben ook de juf van [slachtoffer 1] en [naam] verklaringen afgelegd over het vermeende misbruik van [slachtoffer 1] . De verklaringen kunnen echter geen steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer 1] , omdat deze verklaringen beide te herleiden zijn naar dezelfde bron, te weten de verklaringen van [slachtoffer 1] zelf.
Uit het dossier blijkt voorts dat [slachtoffer 1] op school in een schriftje heeft geschreven over het vermeende misbruik van de verdachte. Echter heeft zij dit opgeschreven nadat zij haar juf hierover had verteld, zodat dit naar het oordeel van de rechtbank niet als steunbewijs kan dienen.
Dit geldt ook voorde verklaring van [naam] dat verdachte wel eens boven was bij de kinderen en dat zij het stilletjes vond, waarna zij naar boven is gelopen en verdachte uit de slaapkamer van [slachtoffer 1] zag komen in zijn badjas en met blote benen. Ook deze verklaring kan onvoldoende concrete steun bieden aan de verklaringen van [slachtoffer 1] over het misbruik. Met name niet omdat [slachtoffer 1] desgevraagd tegen [naam] heeft gezegd dat verdachte toen de slaapkamer in is gekomen om haar een filmpje te laten zien.
Volgens de officier van justitie kan de ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1] worden gevonden in de verklaring van [slachtoffer 2] . De rechtbank stelt voorop dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] heeft misbruikt. Onder omstandigheden kunnen verklaringen van aangevers of getuigen elkaar niettemin ondersteunen als daaruit blijkt dat de handelwijze van verdachte op essentiële punten overeenkomt. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte vier jaar geleden ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij haar. Alhoewel de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar vindt, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring geen ondersteuning aan de verklaring van [slachtoffer 1] kan bieden in voornoemde zin. [slachtoffer 2] heeft andere handelingen benoemd en deze handelingen zijn onvoldoende onderscheidend om de verklaring van [slachtoffer 1] te kunnen steunen. Zo verklaart [slachtoffer 1] over het aanraken van de vagina met de tong en seksueel binnendringen, terwijl uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat hier bij haar geen sprake van was. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard over een gebeurtenis die vier jaar geleden zou hebben plaatsgevonden en ook daarom is de rechtbank van oordeel dat die verklaring geen steun kan bieden aan de verklaring van [slachtoffer 1] .
Beoordeling van het steunbewijs ten aanzien van [slachtoffer 2]
Naast de verklaring van [slachtoffer 2] bevat het dossier ook een verklaring van [naam] over het vermeende misbruik van [slachtoffer 2] . Zij heeft verklaard dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat verdachte haar over de kleding bij haar geslachtsdeel heeft aangeraakt. Dit was op de dag dat zijzelf naar de huisarts was geweest, tevens de dag waarop de kat was overleden. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring geen steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer 2] . Weliswaar geldt dat details van de verklaringen over het huisartsbezoek en het overlijden van de kat overeenkomen, maar dit biedt onvoldoende concrete steun aan de verklaring van [slachtoffer 2] over het misbruik. Voor zover de verklaring van [naam] wel iets over het misbruik zegt, geldt dat deze geen steun kan bieden aan de verklaring van [slachtoffer 2] , omdat deze verklaring is te herleiden tot dezelfde bron, te weten de verklaring van [slachtoffer 2] zelf.
Ook de verklaring van [slachtoffer 1] kan niet dienen als steunbewijs. Zoals hiervoor is overwogen is geen sprake van een situatie waarin de handelwijze van de verdachte op essentiële punten zodanig overeenkomt dat daarin het steunbewijs gevonden zou kunnen worden.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van beide verdenkingen onvoldoende wettig bewijs is en dit ertoe leidt dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2024.