De rechtbank is van oordeel dat sprake is van (ten minste) één van voornoemde afwijzingsgronden, zodat het verzoek van [A] tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht dient te worden afgewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
[A] geeft in het verzoekschrift aan dat hij belang heeft bij een voorlopig deskundigenonderzoek door een ongevallen-expert om een oordeel te verkrijgen over de toedracht van het ongeval en de opgevoerde schadeposten, meer in het bijzonder over de vraag of het aannemelijk is dat de schade aan de linker velg(en) van de auto van [A] door het ongeval is veroorzaakt. Een dergelijk onderzoek is echter reeds verricht door OAN. OAN is een onafhankelijk ingenieursbureau dat is gespecialiseerd in onderzoeken die in relatie staan tot verkeersongevallen. Het enkele feit dat OAN niet op gezamenlijk verzoek van partijen is ingeschakeld en dat [A] er destijds voor heeft gekozen om niet aan dit onderzoek mee te werken, brengt nog niet met zich dat het onderzoek niet onafhankelijk is en aan de uitkomsten van dit onderzoek geen waarde kan worden toegekend, zoals [A] aangeeft.
Uit het onderzoek van OAN blijkt dat een gedeelte van de door [A] geclaimde schade niet het gevolg is van het ongeval op 31 maart 2019. Meer in het bijzonder blijkt uit het onderzoek dat het onaannemelijk is dat de door [A] geclaimde schade aan de linker zijde van de auto het gevolg is van het ongeval op 31 maart 2019.
[A] heeft onvoldoende aangevoerd om (de betrouwbaarheid van) deze conclusie te weerleggen. Net als in de verzoekschriftprocedure tot het verwijderen van persoonsgegevens ex artikel 35 UAVG jo. artikel 21 EU-AVG doet [A] een beroep op de mail van [N] van 23 december 2021. Hierover heeft deze rechtbank bij beschikking van 20 april 2022 reeds geoordeeld dat deze onvoldoende gewicht in de schaal legt om de conclusies uit het rapport van OAN tegen te spreken. De rechtbank is geen aanleiding gegeven en ziet ook geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen.
Mr. De Jong heeft ter zitting namens [A] betoogd dat onderzoek gedaan dient te worden naar alternatieve scenario’s, maar heeft nagelaten toe te lichten om welke alternatieve scenario’s het dan zou kunnen gaan, terwijl uit het rapport van OAN blijkt dat er reeds meerdere alternatieve scenario’s zijn onderzocht.
De eerst ter zitting namens [A] ingenomen en niet nader onderbouwde stelling dat OAN bij de crashtesten gebruik heeft gemaakt van verouderde voertuigen, wordt als tardief en onvoldoende onderbouwd terzijde geschoven.
Los van het voorgaande, is - bij beschikking van 20 april 2022 - in rechte vastgesteld dat [A] opzettelijk Allianz heeft proberen te misleiden teneinde een hogere schadevergoeding te verkrijgen. Uit de stellingen van [A] over de mondelinge behandeling van die procedure, volgt dat dit oordeel niet is gegrond op de bewering van Allianz dat [A] door het in het geding brengen van een foto van de weg waaraan het ongeluk heeft plaatsgevonden, de rechter heeft proberen te misleiden. Uit de beschikking zelf blijkt dat daaraan (ook) andere redenen ten grondslag lagen. Vanwege dit vastgestelde frauduleuze handelen van [A] stelt Allianz zich op het standpunt niet gehouden te zijn tot enige uitkering aan [A] . Aangezien voornoemd oordeel van de rechtbank en ook het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de door [A] opgevoerde letselschade onherroepelijk is geworden ( [A] heeft immers tegen beide uitspraken geen hoger beroep ingesteld, al dan niet na een verzoek tot verlofverlening daartoe) en er voor wat betreft de toedracht van het ongeval en de schade aan de auto van [A] reeds een onderzoek heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat [A] onvoldoende belang heeft bij het door hem verzochte voorlopig deskundigenbericht.