ECLI:NL:RBNNE:2024:3908

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
195656
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing met dwangsom in een jeugdbeschermingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2024 een beschikking gegeven in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel. De zaak betreft de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die op 4 juli 2024 door de Gecertificeerde Instelling (GI) aan de moeder is gegeven. De GI verzocht om deze aanwijzing te bekrachtigen omdat de moeder onvoldoende medewerking verleent aan gesprekken tussen de GI en de kinderen, [kind 2] en [kind 3]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet is verschenen op afspraken en dat de GI herhaaldelijk heeft geprobeerd om in contact te komen met de moeder en de kinderen, zonder succes. De kinderrechter heeft de moeder opgedragen om haar medewerking te verlenen aan deze gesprekken, en heeft aangegeven dat indien zij dit niet doet, er een dwangsom van € 250,00 per keer kan worden opgelegd, met een maximum van € 5.000,00.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling het wettelijk kader uiteengezet, waaronder de artikelen 1:263 en 1:264 van het Burgerlijk Wetboek, die de GI de bevoegdheid geven om schriftelijke aanwijzingen te geven en om deze door de kinderrechter te laten bekrachtigen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de schriftelijke aanwijzing op juiste gronden is gegeven en dat de moeder onvoldoende heeft meegewerkt aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd en de dwangsom opgelegd, met de hoop dat dit zal leiden tot de noodzakelijke gesprekken tussen de GI en de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/195656 / JE RK 24-604
Datum uitspraak: 19 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna te noemen de GI (de Gecertificeerde Instelling),
over
[kind 1], geboren op [datum] 2006 in [plaats] ,
hierna te noemen [kind 1] ,
[kind 2], geboren op [datum] 2010 in [plaats] ,
hierna te noemen [kind 2] ,
[kind 3], geboren op [datum] 2013 in [plaats] ,
hierna te noemen [kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 juli 2024;
- het bericht van de moeder met bijlagen van 9 juli 2024, ontvangen op 17 juli 2024, waarbij zij verzoekt om vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder (later binnengekomen);
- [jeugdbeschermers] , namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft afzonderlijk met [kind 2] een kindgesprek gehouden.
1.4.
[kind 1] is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [kind 2] en [kind 3] en waren tot het moment waarop [kind 1] achttien jaar werd samen belast met het ouderlijk gezag over haar.
2.2.
[kind 1] verblijft op dit moment bij haar pake en beppe (vaderszijde).
[kind 2] en [kind 3] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 mei 2024, op schrift gesteld op 5 juni 2024, de ondertoezichtstelling van [kind 1] verlengd tot haar meerderjarigheid ( [datum] ). De ondertoezichtstelling van [kind 2] en [kind 3] is toen verlengd tot 2 juni 2025. Onder 5.5 is in deze beschikking het volgende opgenomen:
“Het is zorgelijk dat de jeugdbeschermer tot op heden nog niet in contact is gekomen met de kinderen omdat de moeder dit niet wil. De kinderrechter geeft de moeder dan ook de uitdrukkelijke opdracht om haar medewerking te verlenen aan gesprekken tussen de kinderen en de jeugdbeschermer. De kinderrechter vindt dat deze gesprekken op korte termijn moeten plaatsvinden. De GI kan de moeder daarvoor een schriftelijke aanwijzing geven. Indien blijkt dat de moeder weigert of dat zij onvoldoende meewerkt, draagt de kinderrechter de GI op om de kinderrechter te verzoeken een gegeven schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, waarbij de kinderrechter de moeder kan verplichten om dit na te komen, eventueel met het opleggen van een dwangsom.”
2.4.
De GI heeft op 4 juli 2024 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven. Hierin is het volgende opgenomen:
“De GI verwacht dat u medewerking verleent aan gesprekken tussen de gezinsvoogden en
de kinderen, conform de beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 5 juni jl.”
Verder staat in deze brief dat voor alle kinderen afzonderlijk drie afspraken met de GI zijn ingepland.

3.De standpunten

Het standpunt en verzoek van de GI
3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. De GI heeft aangevoerd dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling alsmaar niet van de grond komt. Het is erg moeizaam om überhaupt in contact te komen met de moeder en nog moeizamer om vervolgens afspraken te maken met de moeder. De moeder zegt continu afspraken af of kiest ervoor niet te verschijnen op afspraken. Ook de kinderen verschijnen niet op afspraken. De GI heeft hierdoor geen idee wat de wensen en behoeften van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] zijn ten aanzien van het contact met hun vader, terwijl hierover wel zorgen zijn. Om beweging te krijgen in de situatie heeft de GI een schriftelijke aanwijzing gegeven, ook gelet op de onder 2.3. genoemde uitspraak. De GI heeft het gevoel dat de zorgen toenemen. Zo is onlangs gebleken dat [kind 1] niet meer bij de moeder verblijft. De GI geeft aan dat zoiets ingrijpends niet van de één op de andere dag ontstaat en ook indruk zal maken op [kind 2] en [kind 3] . Het is dus ook belangrijk om zicht te krijgen op de thuissituatie bij de moeder. De GI benadrukt dat er nu echt iets moet gebeuren en zij wil dat de afspraken met de kinderen nu echt van de grond komen, daarom verzoekt zij de oplegging van een dwangsom.
Het standpunt en het verzoek van de moeder
3.2.
De moeder geeft aan dat zij zich niet kan vinden in het verzoek van de GI. Zij heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. De moeder vindt het jammer dat het zo ver heeft moeten komen. Volgens haar hadden er allang gesprekken kunnen plaatsvinden. Dit is niet gebeurd, omdat de jeugdbeschermers niet voor rede vatbaar zijn; ze communiceren niet en houden geen rekening met de moeder en de kinderen. De moeder daarentegen doet juist allerlei voorstellen om in overleg te komen tot een kennismakinggesprek. Zo heeft zij voorgesteld dat het via Teams kan plaatsvinden en heeft zij geopperd bij de jeugdbeschermers om de kinderen zelf te bellen. Dit is allemaal niet mogelijk gebleken. De moeder heeft duidelijk aangegeven dat zij alleen op dinsdagmiddag na 15:00 uur beschikbaar is. Helaas heeft zij door haar fulltimebaan in het onderwijs geen andere mogelijkheden. Hier wordt geen rekening mee gehouden. Samenvattend geeft de moeder aan dat er bij haar geen sprake is van onwil. Zij heeft het gevoel dat ze wordt tegengewerkt.
Het standpunt van [kind 2]
3.3.
geeft aan dat ze weet dat de jeugdbeschermers met haar in gesprek willen. De jeugdbeschermers hebben haar wel eens een WhatsAppbericht gestuurd. Dit voelde voor [kind 2] als een bedreiging. Ze is dan ook nog niet in gesprek gegaan met de jeugdbeschermers. [kind 2] heeft hier eigenlijk ook geen behoefte aan, omdat ze al met zoveel mensen heeft gesproken over de situatie. Als het dan toch moet dan wil ze wel een gesprek, maar absoluut niet bij haar op school. Waar dan wel maakt haar niet uit. [kind 2] geeft aan dat ze op dit moment geen contact heeft met haar vader, maar weet eigenlijk niet waarom dat zo is. Ze kan zich nog herinneren dat haar vader en moeder samen waren en had op dat moment goed contact met haar vader.
Het standpunt van de vader
3.4.
De vader geeft aan dat hij met elke verlenging van de ondertoezichtstelling de hoop heeft dat er iets gaat veranderen. Dit is tot zijn grote verdriet nog steeds niet het geval. De vader zou graag zien dat afspraken doorgaan, zodat er verandering komt. Uiteraard heeft de vader daarbij de hoop dat de kinderen met hem in gesprek willen als de tijd daarvoor rijp is.

4.De beoordeling van de verzoeken

Het wettelijk kader
4.1.
De kinderrechter overweegt dat de GI ter uitvoering van haar taak op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (BW), eerste en tweede lid, schriftelijke aanwijzingen kan geven aan de gezag dragende ouder betreffende de opvoeding en verzorging van minderjarigen. Zij kan dit doen als de met het gezag belaste ouder niet instemt met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van artikel 1:263, derde lid, BW kan de GI de kinderrechter verzoeken om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Tegelijkertijd kan een door de wet toegelaten dwangmiddel worden verzocht bij niet nakoming van deze aanwijzing tenzij het belang van het kind zich tegen oplegging daarvan verzet.
4.2.
Op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW kan op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Op grond van het derde lid bedraagt de termijn voor het indienen van het verzoek twee weken, die aanvangt met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt.
4.3.
Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 1:3, eerste lid Awb wordt onder "besluit" verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Hiermee wordt bedoeld een op grond van een publiekrechtelijke bevoegdheid verrichte handeling, die is gericht op een rechtsgevolg.
Ten aanzien van de schriftelijke aanwijzing
4.4.
De kinderrechter moet beslissen of de door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing bekrachtigd moet worden of dat de schriftelijke aanwijzing vervallen moet worden verklaard, zoals de moeder wil. Het verzoek van de moeder is tijdig ingediend en zij is daarmee ontvankelijk in haar verzoek.
4.5.
De kinderrechter overweegt dat het geven van een schriftelijke aanwijzing een vrij ingrijpende beslissing is die in beginsel alleen passend is als de gewenste medewerking van (één van) de ouders niet door overleg en overreding kan worden bereikt. De aanwijzing moet in elk geval het doel van de ondertoezichtstelling dienen en mag niet in strijd komen met het recht. Daarvoor moet beoordeeld worden of het besluit van de GI zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd. Dit betreft een ex-nunc beoordeling waarbij de rechter rekening kan houden met gewijzigde omstandigheden.
4.6.
De kinderrechter is oordeel dat de schriftelijke aanwijzing op juiste gronden is gegeven en bekrachtigd moet worden. Zij zal het verzoek van de GI dan ook toewijzen en het verzoek van de moeder afwijzen. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom.
4.7.
Allereerst stelt de kinderrechter vast dat de gewenste medewerking van de moeder niet door overleg en overreding kon worden bereikt. In de periode voor het geven van de schriftelijke aanwijzing is door de GI geprobeerd om te komen tot gesprekken met de moeder dan wel de kinderen. Dit is ondanks diverse pogingen niet gelukt. Dat andere jeugdbeschermers, zoals de moeder heeft gesteld, eerder niet met de kinderen in gesprek wilden, doet geen afbreuk aan het feit dat het de huidige jeugdbeschermers al sinds oktober 2023 niet lukt om gesprekken tot stand te brengen. De moeder is bij beschikking van de rechtbank van 17 mei 2024 nadrukkelijk gewezen op het feit dat zij medewerking moet verlenen aan het op korte termijn tot stand laten komen van gesprekken tussen de kinderen en de GI. Vervolgens is er op 18 juni 2024 een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing aan de moeder gestuurd. Daarbij is de moeder nogmaals een allerlaatste kans gegeven om op 4 juli 2024 samen met de kinderen in gesprek te gaan met de GI. Zowel de moeder als de kinderen zijn niet op deze afspraak verschenen. Vervolgens is de GI overgegaan tot het geven van de schriftelijke aanwijzing. Dat de jeugdbeschermers toen nog geen kennis hadden genomen van de reactie van de moeder op de vooraankondiging, komt doordat de moeder tegen de afspraken in haar reactie naar het algemene e-mailadres van de GI heeft gestuurd en niet aan de jeugdbeschermers. Op de zitting heeft de GI voldoende gereageerd op de moeder haar visie. De GI heeft net als de kinderrechter begrip voor het feit dat [kind 3] niet aanwezig kon zijn bij het gesprek op 4 juli 2024 vanwege een schoolkamp. Dit neemt niet weg dat de moeder met de andere kinderen bij het gesprek had kunnen verschijnen. Dat zij vanwege haar werk niet (op tijd) kon aanschuiven, vindt de kinderrechter geen goede reden om niet te komen. Zij had ook kunnen communiceren dat zij iets later zou komen, omdat ze [kind 1] en [kind 2] nog moest ophalen. Nu het niet lukt om tot afspraken te komen met de moeder en de kinderen, is het terecht dat de GI heeft besloten de gesprekken met de kinderen door te zetten zonder kennis te maken met de moeder en hiervoor een schriftelijke aanwijzing te geven.
4.8.
Vervolgens is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing in lijn is met de doelen van de ondertoezichtstelling. Binnen de ondertoezichtstelling moet er zicht komen op de behoeftes en wensen van de kinderen in het contact met de vader en moet zo mogelijk gewerkt worden aan contactherstel. Dit kan niet zolang de GI niet met de kinderen in gesprek komt. Wat hierbij extra verdrietig is, is dat de moeder aangeeft dat [kind 3] al langere tijd contact wil met haar vader. De kinderrechter hoopt dat het bekrachtigen van de aanwijzing spoedig leidt tot het vervullen van de wens van [kind 3] .
Ten aanzien van de dwangsom
4.9.
De kinderrechter zal ook een dwangsom opleggen voor het geval de moeder de aanwijzing niet nakomt. De kinderrechter vindt namelijk dat de moeder onvoldoende meewerkt. De GI heeft voldoende rekening gehouden met de moeder haar werk op een school en voorstellen voor (kennismakings)gesprekken met de moeder gedaan na schooltijd. De moeder geeft aan dat zij op werkdagen na schooltijd niet beschikbaar is, omdat zij dan (behalve op dinsdag) tot 16:00 uur op school aanwezig moet zijn. Desgevraagd heeft zij aangegeven een uitzondering hierop niet met haar leidinggevende te hebben besproken. De kinderrechter wijst de moeder er nogmaals op dat de ondertoezichtstelling een dwingende maatregel is en zij verplicht is daaraan mee te werken. Enkel beschikbaar zijn op dinsdagnamiddag is dan ook volstrekt onvoldoende. De kinderrechter heeft er gelet op de houding van de moeder tot op heden onvoldoende vertrouwen in dat de moeder zonder financiële prikkel medewerking verleent aan de gesprekken tussen de jeugdbeschermers en de kinderen. De kinderrechter benadrukt dat van de moeder ook wordt verwacht dat zij de kinderen (emotionele) toestemming geeft voor de gesprekken. Door contact te zoeken met meerdere instanties (waaronder de politie) naar aanleiding van een WhatsAppbericht aan [kind 2] van de jeugdbeschermer, en [kind 2] hierover te informeren, maakt zij de gesprekken voor de kinderen alleen maar ingewikkelder.
4.10.
Bij het opleggen van een dwangsom in het kader van een schriftelijke aanwijzing komt de kinderrechter een discretionaire bevoegdheid toe. Dit betekent dat het de rechter vrij staat om onder andere de hoogte van de dwangsom vast te stellen, de voorwaarden voor en de frequentie van het verbeuren van de dwangsom vast te stellen, en het totaal aan dwangsommen te maximeren. Het is bij het opleggen van een dwangsom van belang dat er zo nauwkeurig mogelijk wordt bepaald welk handelen of nalaten tot verbeurte van een dwangsom leidt. In het dictum staat daarom vermeld in welke situatie de dwangsom kan worden verbeurd, namelijk iedere keer dat de moeder niet haar medewerking verleent aan een gesprek tussen de jeugdbeschermers en [kind 3] en [kind 2] . Dit betekent dat zij hen toestemming moet geven om een gesprek te voeren en dit zowel praktisch als emotioneel moet ondersteunen. De GI heeft op de zitting aangeboden om praktische hulp te bieden bij bijvoorbeeld het ophalen van de kinderen. De kinderrechter bepaalt de hoogte van de dwangsom op € 250,00 per keer. De kinderrechter zal de dwangsom maximeren op een totaal van € 5.000,00. Nu [kind 1] inmiddels 18 jaar is geworden geldt de maatregel van de ondertoezichtstelling niet langer voor haar en kan aan de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing voor haar geen dwangsom meer gekoppeld worden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 4 juli 2024;
5.2.
legt aan de moeder een dwangsom van € 250,00 op voor iedere keer dat zij geen medewerking verleent aan een gesprek tussen de jeugdbeschermers en [kind 2] en [kind 3] , met een maximum van € 5.000,00;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2024, in aanwezigheid van N. Hooghiemster als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!