ECLI:NL:RBNNE:2024:39

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
23/5095
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bouwzaak met onduidelijkheid over vergunning

Op 10 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning. De vergunninghouder had op 24 mei 2023 een omgevingsvergunning verkregen, maar verzoekers stelden dat de vergunning in strijd was met de voorschriften, met name het ontbreken van archeologische begeleiding bij de uitgravingen. Verzoekers vorderden schorsing van de vergunning, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de onduidelijkheid over de vergunning geen grond voor schorsing opleverde, omdat alle partijen ervan uitgingen dat de bouwmaterialen, grijze bakstenen met een rode gloed en houten kozijnen, zouden worden toegepast. De voorzieningenrechter weegt het belang van de vergunninghouder om door te gaan met de bouw zwaarder dan de belangen van de verzoekers, die de werkzaamheden willen schorsen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de bouwplannen kunnen worden uitgevoerd tijdens de beroepsprocedure. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/5095

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 januari 2024 in de zaak tussen

[verzoekers], uit [woonplaats], verzoekers

(gemachtigde: mr. C.J. Koenen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld

(gemachtigde: mr. M.J.F. Nuijens).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. L.J. Gerritsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek tot schorsing van de omgevingsvergunning voor het bouwen en gebruiken van een woning aan de [adres] in [woonplaats].
1.1.
Het college heeft op 24 mei 2023 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning en het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer LEE 23/3330).
1.2.
Aan de vergunning is onder andere het voorschrift verbonden dat het uitgraven van de woning plaats dient te vinden onder archeologische begeleiding door een gecertificeerd archeologisch bureau.
1.3.
Verzoekers hebben op 5 december 2023 een verzoek gedaan aan het college om handhavend op te treden omdat vergunninghouder is begonnen met het uitgraven van de woning en de uitgraving zonder archeologische begeleiding zou worden gedaan.
1.4.
De toezichthouder heeft op 6 december 2023 een controlebezoek uitgevoerd.
1.5.
Verzoekers hebben op 6 december 2023 aan de voorzieningenrechter gevraagd de werking van de omgevingsvergunning te schorsen.
1.6.
Vergunninghouder heeft gereageerd op het verzoek om voorlopige voorziening en te kennen gegeven dat het zuidelijk deel van het projectgebied slechts tot 50 centimeter is uitgegraven. Het restant van de ontgravingswerkzaamheden zal op 8 en 9 januari 2024 onder archeologisch begeleiding worden uitgevoerd. Tot die tijd zullen er geen graafwerkzaamheden plaatsvinden.
1.7.
Het college heeft op 13 december 2023 het verzoek om handhaving afgewezen omdat er geen sprake is van handelen in strijd met een vergunningvoorschrift. Verzoekers hebben hiertegen voor zover de rechtbank op dit moment bekend is, nog geen bezwaar gemaakt.
1.8.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers met verzoekers, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van vergunninghouder met [naam].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een bodemgeding niet.
3. Verzoekers verwijzen in hun verzoekschrift naar de gronden van het beroep en voeren verder aan dat vergunninghouder in strijd handelt met de vergunningvoorschriften door te beginnen met het uitgraven van de woning zonder archeologische begeleiding. Om te voorkomen dat archeologische resten verloren gaan en de gevolgen onomkeerbaar worden, wordt de voorzieningenrechter verzocht de werking van de omgevingsvergunning per direct te schorsen. Op de zitting hebben verzoekers toegelicht dat het graven zonder archeologische begeleiding voor hen aanleiding is geweest een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen maar dat het verzoek om schorsing vooral is gericht op het voorkomen van het leggen van het fundament van de woning. Verzoekers stemmen er mee in dat de geplande graafwerkzaamheden op 8 en 9 januari 2024 plaatsvinden.
3.1.
Verzoekers willen voorkomen dat het fundament gelegd wordt omdat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij is voor verzoekers – in deze procedure – vooral van belang dat het uitzicht van verzoekers op het hunebed en de es wordt gehinderd door plaatsing van de woning haaks op de Schoolstraat. De haakse plaatsing is in strijd met het beschermd dorpsgezicht Westervelde, de Noordenveldse kwaliteitsgids en de Gids omgevingskwaliteit Noordenveld. Daarnaast is het vergunde materiaalgebruik in strijd met artikel 30 van het bestemmingsplan Kleine kernen Noordenveld en de welstandsbepalingen. Ook is volgens verzoekers niet geborgd dat na de komst van de woning, er geen bedrijfsactiviteiten meer plaatsvinden.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat, hoewel het verzoekschrift zich richtte op het ontbreken van archeologische begeleiding bij de uitvoering van de vergunde werkzaamheden, tussen partijen niet ter discussie staat dat het verzoek ziet op schorsing van de omgevingsvergunning, hangende het beroep van verzoekers tegen het verlenen van de omgevingsvergunning. Gelet daarop is het verzoek ontvankelijk.
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Omdat vergunninghouder begonnen is met de (voorbereidende) werkzaamheden voor de bouw van de woning, hebben verzoekers een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter zal de zaak inhoudelijk beoordelen.
Archeologie
6. Voor zover verzoekers nog betogen dat archeologie aan de vergunningverlening in de weg staat overweegt de voorzieningenrechter dat de bestuursrechter op grond van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat het behoud van archeologische waarden een algemeen belang is. Indien een norm strekt tot bescherming van een algemeen belang, kan niet zonder meer worden aangenomen dat deze norm (ook) strekt tot bescherming van het belang waarvoor een natuurlijke persoon in rechte opkomt. Onder omstandigheden kan echter worden aangenomen dat het belang van een natuurlijke persoon zodanig verweven is met het algemene belang dat een rechtsnorm beoogt te beschermen dat niet kan worden gezegd dat de rechtsnorm kennelijk niet beoogt het belang van deze natuurlijke persoon (mede) te beschermen.
Uit hetgeen verzoekers ter zitting hebben gesteld en uit de overgelegde stukken blijkt niet dat het belang van verzoekers op enige wijze is verweven met het archeologische belang. Deze beroepsgrond kan naar verwachting niet leiden tot een vernietiging van de verleende omgevingsvergunning.
Plaatsing woning
7. Het perceel waarop vergunninghouder een woning wil realiseren ligt binnen het bestemmingsplan Kleine kernen Noordenveld en heeft daarin de bestemming Bedrijf met onder andere de dubbelbestemming Waarde-Beschermd dorpsgezicht. Wonen is niet toegestaan en het college heeft meegewerkt aan reguliere bewoning door het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
7.1.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo moet het college bij de beslissing over het verlenen van de omgevingsvergunning beoordelen of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De vraag of ter plaatse van de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, maakt onderdeel uit van die afweging. Het college heeft hierbij beoordelingsruimte: er moet sprake zijn van een naar het oordeel van verweerder aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
7.2.
In de ruimtelijke onderbouwing, die onderdeel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning, staat dat het plan in overeenstemming is met het Beschermd dorpsgezicht Westervelde, de Noordenveldse kwaliteitsgids en de Gids omgevingskwaliteit (Eigentijdse Noordenveldse welstandsnota): “
De nieuwe ruimtelijke opbouw op het perceel blijft een 'boerderij-erf' ensemble met de voormalige boerderij op Hoofdweg 2 en past goed in het ruimtelijke patroon aan de noordzijde van de Schoolstraat met de achter elkaar gesitueerde boerderijen en schuren. De open en visuele relaties tussen de meer besloten bebouwing en de open es blijven zoals ze nu zijn. Het ontwerp voor de schuurwoning past binnen de bouwregels van het beschermde dorpsgezicht.
7.3.
Verzoekers hebben bij hun beroepschrift een contra-expertise van Ziment B.V. gevoegd. Ziment B.V. onderschrijft de conclusie dat er sprake is van een boerderij-ensemble waarbij de boerderij aan de Hoofdweg het hoofdvolume betreft en de opstallen als bijbehorende bouwwerken moeten worden gezien. Ziment B.V. kan de vormgeving als schuurwoning goed volgen maar vindt dat de nokrichting niet haaks op de Schoolstraat maar, net als de gesloopte schuur, haaks op de Hunebedweg moet komen om het informele karakter van een boerderijcomplex te behouden en de open visuele relatie met de omgeving te behouden.
Het college heeft die contra-expertise voorgelegd aan BügelhajemaAdviseurs. BügelhajemaAdviseurs constateert dat de open bebouwingswand met het bouwvoornemen niet wordt verstoord; het boerderij ensemble blijft een clustering van vrijstaande gebouwen en daarmee blijven ook de visuele relaties vanuit de meer besloten kern op de open es intact.
In verweer heeft het college aangevuld dat veel van de bestaande gebouwen en schuren ten noorden van de Schoolstraat, haaks op de Schoolstraat staan.
7.4.
In hetgeen verzoekers hebben gesteld ziet de voorzieningenrechter geen reden om de motivering van het college met betrekking tot de plaatsing van de woning voor onjuist te houden. Dat de deskundige van verzoekers een andere visie op de ruimtelijke inpasbaarheid heeft, brengt op zichzelf niet mee dat de door het college gebruikte adviezen niet deugdelijk zijn. Van een motiveringsgebrek is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake.
Materiaal- en kleurgebruik
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat in artikel 30.2 (Waarde - Beschermd dorpsgezicht) van het bestemmingsplan is bepaald dat de gevels die naar de openbare ruimte zijn gericht, zullen worden opgetrokken uit rode baksteen en/of hout in gedekte kleuren, dan wel aansluiting zullen moeten vinden bij de bestaande bebouwing.
Met betrekking tot welstand valt het perceel in Gebied 2 – Kleine Esdorpen (categorie 3) uit de Gids Omgevingskwaliteit. Ten aanzien van materiaal- en kleurgebruik is daarin opgenomen dat de gedekte kleuren van het gebouw het authentieke karakter van het gebied ondersteunen, bijvoorbeeld middentoon aardetinten, en dat het gebruik van materialen traditioneel is (baksteen en hout) en zorgvuldig op elkaar en op wat in de omgeving gebruikelijk is wordt afgestemd.
8.1.
De voorzieningenrechter constateert dat van de omgevingsvergunning verschillende tekeningen deel uitmaken: een tekening gedateerd 12 september 2022 en een tekening gedateerd 18 november 2022. Nu op deze tekeningen uitgegaan wordt van verschillende kleuren baksteen, is niet duidelijk wat precies vergund is. Verder bevinden zich onder de stukken een welstandsadvies gedateerd 4 november 2022 en een welstandsadvies gedateerd 17 november 2022. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk welke tekening de welstandscommissie heeft beoordeeld en welk van deze adviezen bij de omgevingsvergunning hoort.
8.2.
Genoemde onduidelijkheden zullen naar het oordeel van de voorzieningenrechter verduidelijkt moeten worden, zodat er geen misverstand over kan bestaan wat precies vergund is. Nu echter ter zitting gebleken is dat zowel verzoekers als vergunninghouder als verweerder ervan uitgaan dat bakstenen in de kleur Earth Grey Brown, te weten grijze bakstenen met een rode gloed, zullen worden toegepast en dat de kozijnen van hout zullen zijn, levert deze bestaande onduidelijkheid in dit geval geen grond voor schorsing van het bestreden besluit op. Daarbij is ook van belang dat aan de verleende omgevingsvergunning het voorschrift is verbonden dat uiterlijk drie weken voor aanvang van de betreffende werkzaamheden een monster van de toe te passen bouwmaterialen ter goedkeuring aan het team Bouwen en Wonen van de gemeente Noordenveld dient te worden aangeboden.
8.3.
De voorzieningenrechter ziet gelet op het vorenstaande aanleiding om genoemde onduidelijkheid/onzorgvuldigheid te betrekken in een belangenafweging (zie onder het kopje “Belangenafweging”).
Bedrijfsactiviteiten
9. Voor zover het gaat om de borging van het niet langer mogen uitvoeren van bedrijfsactiviteiten kan, voor zover daar sprake is van een gebrek, dat gebrek in de bodemprocedure worden hersteld middels aanpassing van de voorschriften. Tussen vergunninghouder en het college bestaat geen discussie over het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten zolang het perceel conform de verleende vergunning gebruikt wordt voor (reguliere) bewoning. Vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat hij de milieutoestemming voor de bedrijfsactiviteiten nog niet heeft laten intrekken vanwege de stikstofemissie die bij de bouw vrijkomt.
Belangenafweging
10. Wat de belangen van partijen betreft, geldt dat vergunninghouder graag verder wil met de bouwwerkzaamheden. Vergunninghouder woont nu in een porta cabin waarvoor op 25 augustus 2022 een omgevingsvergunning voor een termijn van twee jaar is verleend. Als vergunninghouder de werkzaamheden uitvoert, doet hij dat op eigen risico zolang (de rechtsgevolgen van) de omgevingsvergunning nog niet in rechte vast staan. Dat risico bestaat eruit dat hij de bouw van de woning ongedaan moet maken danwel wijzigingen moet aanbrengen. Daar tegenover staat het belang van verzoekers die het mogelijk (deels) onterecht vergunde bouwplan willen tegenhouden.
10.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat de eindsituatie niet onomkeerbaar is. De bouw van de woning kan weer ongedaan gemaakt worden als blijkt dat de omgevingsvergunning niet had mogen worden verleend. Naar het zich nu laat aanzien, zal het echter niet zo ver komen dat vergunninghouder de woning zal moeten afbreken. Weliswaar is er zoals gezegd sprake van een onduidelijkheid/onzorgvuldigheid in de vergunning, maar die kan door het college op eenvoudige wijze hersteld worden, aangezien partijen het erover eens zijn welke baksteen moet worden gebruikt en dat er houten kozijnen moeten worden geplaatst. Op dit moment zijn de gevolgen van het bouwplan voor verzoekers daarom niet zo verstrekkend dat er een voorziening moet worden getroffen. Dit afwegend weegt het belang van vergunninghouder om door te kunnen gaan met de bouw op dit moment zwaarder dan de belangen van verzoekers om de werkzaamheden te schorsen.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op het voorgaande vormen de gronden van verzoekers geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat de bouwplannen - volledig voor risico van vergunninghouder - kunnen worden uitgevoerd tijdens de beroepsprocedure. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Waaronder ABRvS 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706