ECLI:NL:RBNNE:2024:3885

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
18.085022.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude en diefstal van (hoog)bejaarde slachtoffers door verdachte en mededader

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die samen met een mededader betrokken was bij bankhelpdeskfraude en diefstal van (hoog)bejaarde slachtoffers. De verdachte en zijn mededader deden zich voor als bankmedewerkers en wisten op slinkse wijze de slachtoffers te overtuigen om hun pinpas, pincode en waardevolle goederen, zoals contant geld en gouden sieraden, af te geven. In totaal zijn er 13 gevallen van oplichting en diefstal vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal, maar sprak hem vrij van een derde feit dat hem ten laste was gelegd, omdat niet bewezen kon worden dat hij dit feit had gepleegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan behandelingen. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen, waaronder banken en individuele slachtoffers, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.085022.24

Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 27 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 5 januari 2024 tot en met 6 maart 2024 te [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten (onder meer)
  • [slachtoffer] ( 610,00)
  • [slachtoffer] (2 gouden armbanden, 3 gouden ringen, 3 gouden kettingen),
  • [slachtoffer] (vier gouden ringen, gouden halsketting, gouden armband, goudkleurig horloge, halskettingvan parels, twee oorknopjes van parels),
  • [slachtoffer] ( 200),
  • [slachtoffer] ,
  • [slachtoffer] ,
  • [slachtoffer] ,
  • [slachtoffer] ( 210, gouden ketting, gouden ring en gouden trouw ring),
  • [slachtoffer] ( 500),
  • [slachtoffer] (gouden dameshorloge, gouden schakelarmband, paar gouden oorknoppen met diamant,gouden collier met gouden fantasiehanger met twee diamanten, zilveren armband, drie zilveren kettingen, jasseron armband, zilveren jasseron armband met holle rozetten, ketting met onedele sluiting, gouden letterbroche, gouden ring),
  • [slachtoffer] (gouden slavenarmband, gouden armband, gouden ketting, gouden oorbellen, Apple Ipad2020, Apple Iphone SE 2020),
  • [slachtoffer] ( 1.000, Samsung telefoon A33)
  • [slachtoffer]
heeft bewogen tot
  • afgifte van voornoemde contante geldbedrag(en), althans enig geldbedrag(en), in elk geval enig goed,- afgifte van enig goed, te weten een of meer bankpas(sen) en/of de identifier/random reader behorende bij een of meer bank(en),
  • het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (onder meer) pincodes voor betaalpassenen/of inloggegevens voor (een) internetbankieren (applicatie) en/of gegevens van de identifier behorende bij een of meer bank(en),
  • afgifte van voornoemde sieraden, althans enig goed,
Door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven
- ( ( al dan niet met een gespoofed telefoonnummer) contact op te (laten) nemen met voornoemdeperso(o)n(en)/aangever(s), daarbij gebruikmakend van verdachtes en/of
medeverdachtes valse hoedanigheid van medewerker (van de fraudedesk) van een of meer bank(en) en/of in deze gesprekken de genoemde perso(o)n(en)/aangever(s) voor te houden dat er een virus op de bankpas staat en/of geld was afgeschreven en/of gepoogd werd af te schrijven van zijn/haar/hun bankrekening en/of op een andere wijze de perso(o)n(en)/ aangever(s) werd voorgehouden dat er een probleem was met de bankrekening en dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(s), hem/haar/hen zou helpen het probleem te verhelpen, en/of
  • voornoemde aangevers te instrueren de (pin)code(s) door te geven waarmee toegang kon wordenverkregen tot de bankrekening(en) en/of internetbankieromgeving, waardoor verdachte en/of medeverdachten (vervolgens) toegang verkreeg/verkregen tot de internetbankierenomgeving van perso(o)n(en)/aangever(s) en/of bankrekening(en) van andere personen of bedrijven tot wiens bankrekening aangever(s) gemachtigd was/waren, en/of verdachte en/of medeverdachte (vervolgens) van deze toegang gebruik maakte
  • aangever(s) te instrueren bankpas(sen) en/of (pin)codes ter veiligstelling af te geven aan de
(zogenaamde) fraudehelpdeskmedewerker(s), althans aan (een) perso(o)n(en),
- sieraden en contante bedragen ter veilig stelling af te geven, waardoor die perso(o)n(en)/ aangever(s) werd/werden bewogen tot voornoemde afgifte en/of het voornoemde ter beschikking stellen;
2.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 5 januari 2024 tot en met 6 maart 2024 te
[plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, de na te noemen geldbedrag(en), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een of meer ander(en) toebehoorde(n), te weten aan (onder meer)
  • [slachtoffer] ( 480,00),
  • [slachtoffer] ( 506,95),
  • [slachtoffer] ( 1.250),
  • [slachtoffer] ( 300,00),
  • [slachtoffer] ( 280,00),
  • [slachtoffer] ( 800,00),
  • [slachtoffer] ( 1.200,00),
  • [slachtoffer] ( 1.000,00) - [slachtoffer] ( 450,00)
  • [slachtoffer] ( 1.000,00)
  • [slachtoffer] ( 272,30)
  • [slachtoffer] ( 750,00) - [slachtoffer] (1.400,00)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten via onrechtmatig verkregen bankpas(sen) en/of (pincode(s), met welke bankpas(sen) en/of gegevens vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten contante opnamen zijn gedaan van de bankrekening(en) van voornoemde perso(o)n(en)/aangever(s) en/of is ingelogd op de internetbankieren-omgeving van die perso(o)n(en)/aangever(s) en diverse af-en overschrijvingen zijn gedaan;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 16 februari 2024 te [plaats] en/of [plaats] , althans (ook)
(elders) in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een webserver van Rabobank met daarop het account van mevrouw [slachtoffer] , is binnengedrongen, door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door gebruik te maken van onrechtmatig verkregen inloggegevens van onder andere Rabobank-accounts van die [slachtoffer] en/of daarmee in te loggen op het daadwerkelijke Rabobank-account op de website van Rabobank van mevrouw [slachtoffer] .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het niet verdachte was die de in de tenlastelegging genoemde handelingen heeft begaan en het opzet bij verdachte om binnen te dringen bij het internetaccount bij de Rabobank is niet te bewijzen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 3. niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de medeverdachte met wie hij in de auto naar de adressen van de op te lichten personen reed, op zijn, verdachtes, telefoon de verweten handelingen heeft verricht. Verdachte heeft - buiten het overhandigen van zijn telefoon aan de medeverdachte toen deze daar om vroeg - zelf geen handelingen verricht om toegang tot de omgeving van het internetbankieren van het slachtoffer [slachtoffer] te verkrijgen, aldus zijn verklaring. Er is niet ten laste gelegd dat het feit tezamen en in vereniging met een of meer anderen zou zijn gepleegd. Een en ander maakt dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte dit feit heeft begaan en de rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3. ten laste gelegde feit.
De rechtbank past voor de bewezenverklaarde van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank acht de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij, op een of meer tijdstippen, in de periode van 5 januari 2024 tot en met 6 maart 2024 te [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] , telkens tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen/aangevers, te weten
  • [slachtoffer] ( 610,00)
  • [slachtoffer] (2 gouden armbanden, 3 gouden ringen, 3 gouden kettingen),
  • [slachtoffer] (vier gouden ringen, gouden halsketting, gouden armband, goudkleurig horloge, halskettingvan parels, twee oorknopjes van parels),
  • [slachtoffer] ( 200),
  • [slachtoffer] ,
  • [slachtoffer] ,
  • [slachtoffer] ,
  • [slachtoffer] ( 210, gouden ketting, gouden ring en gouden trouw ring),
  • [slachtoffer] ( 500),
  • [slachtoffer] (gouden dameshorloge, gouden schakelarmband, paar gouden oorknoppen met diamant,gouden collier met gouden fantasiehanger met twee diamanten, zilveren armband, drie zilveren kettingen, jasseron armband, zilveren jasseron armband met holle rozetten, ketting met onedele sluiting, gouden letterbroche, gouden ring),
  • [slachtoffer] (gouden slavenarmband, gouden armband, gouden ketting, gouden oorbellen, Apple Ipad2020, Apple Iphone SE 2020),
  • [slachtoffer] ( 1.000, Samsung telefoon A33)
  • [slachtoffer]
heeft bewogen tot
  • afgifte van voornoemde contante geldbedragen
  • afgifte van enig goed, te weten een of meer bankpassen en/of de identifier/random readerbehorende bij een of meer banken,
  • het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (onder meer) pincodes voor betaalpassenen/of inloggegevens voor (een) internetbankieren (applicatie) en/of gegevens van de identifier behorende bij een of meer bank(en),
  • afgifte van voornoemde sieraden,
door valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid - zakelijk
weergegeven -
  • al dan niet met een gespoofed telefoonnummer, contact op te (laten) nemen met voornoemdepersonen/aangevers, daarbij gebruikmakend van verdachtes en medeverdachtes valse hoedanigheid van medewerker (van de fraudedesk) van een of meer banken en in deze gesprekken de genoemde personen/aangevers voor te houden dat er een virus op de bankpas staat en/of geld was afgeschreven en/of gepoogd werd af te schrijven van hun bankrekening en/of op een andere wijze de personen/aangevers werd voorgehouden dat er een probleem was met de bankrekening en dat hij, verdachte en zijn medeverdachte, hen zou helpen het probleem te verhelpen, en
  • voornoemde aangevers te instrueren de pincodes door te geven waarmee toegang kon worden verkregentot de bankrekening en/of internetbankieromgeving, waardoor verdachte en medeverdachte (vervolgens) toegang verkregen tot de internetbankierenomgeving van personen/aangevers en/of bankrekeningen van andere personen of bedrijven tot wiens bankrekening aangever(s) gemachtigd waren, en verdachte en medeverdachte vervolgens van deze toegang gebruik maakten
  • aangevers te instrueren bankpassen en pincodes ter veiligstelling af te geven aan de
zogenaamde fraudehelpdeskmedewerker,
- aangevers te instrueren sieraden en contante bedragen ter veiligstelling af te geven, waardoor diepersonen/ aangevers werden bewogen tot voornoemde afgifte en het voornoemde ter beschikking te stellen;
2.
hij, op meer tijdstippen, in de periode van 5 januari 2024 tot en met 6 maart 2024 te [plaats] , [plaats] ,
[plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] ,
telkens tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, de na te noemen geldbedragen die geheel of ten dele aan anderen toebehoorden, te weten aan
  • [slachtoffer] ( 480,00),
  • [slachtoffer] ( 506,95),
  • [slachtoffer] ( 1.250),
  • [slachtoffer] ( 300,00),
  • [slachtoffer] ( 280,00),
  • [slachtoffer] ( 800,00),
  • [slachtoffer] ( 1.200,00),
  • [slachtoffer] ( 1.000,00) - [slachtoffer] ( 450,00)
  • [slachtoffer] ( 1.000,00)
  • [slachtoffer] ( 272,30)
  • [slachtoffer] ( 750,00) - [slachtoffer] (1.400,00)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten via onrechtmatig verkregen bankpassen en pincodes, met welke bankpassen en gegevens vervolgens door verdachte en zijn medeverdachte contante opnamen zijn gedaan van de bankrekeningen van voornoemde personen/aangevers en is ingelogd op de internetbankierenomgeving van die personen/ aangevers en diverse af- en overschrijvingen zijn gedaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de feiten 1., 2. en 3. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder oplegging van een aantal bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een substantieel lagere gevangenisstraf, zoals 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland van 31 mei 2024 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in dertien gevallen schuldig gemaakt aan bankhelpdeskfraude door zich voor te doen als bankmedewerker die de mensen te hulp kwam om diefstal van geld van hun bankrekening te voorkomen. Hij reed samen met een mededader naar de woningen van (hoog)bejaarde slachtoffers waarna de mededader vanuit de auto het slachtoffer belde en een heel verhaal verzon om het slachtoffer te bewegen verdachte binnen te laten in zijn of haar huis en aan verdachte zijn of haar pinpas en pincode af te geven. Eenmaal binnen haalde verdachte het slachtoffer over hem het in huis aanwezige contante geld en gouden sieraden af te geven. Dit laatste door het slachtoffer angst aan te jagen dat een crimineel zijn/haar huis zou binnendringen om het geld en de sieraden te stelen, terwijl juist verdachte de crimineel was die al binnen stond en bezig was hem/haar te bestelen. Door zo te handelen heeft verdachte het vertrouwen dat de slachtoffers hadden in de medemens, in ernstige mate geschaad. Daarnaast gaat het om extra kwetsbare slachtoffers die vaak afhankelijk zijn van hulp van anderen. Verdachte had daar in het geheel geen oog voor en was alleen bezig om geld voor zichzelf en de mededader binnen te halen. Uit de ingediende vorderingen tot vergoeding van immateriële schade blijkt hoezeer dit vertrouwen in de medemens is beschaamd en hoe groot de impact van dit misdrijf op het leven van de slachtoffers is geweest. Een en ander rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. Zowel als vergelding naar verdachte toe als als middel om verdachte en anderen ervan te weerhouden een dergelijk feit (opnieuw) te plegen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de door de reclassering geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn toekomstperspectief. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit de justitiële documentatie naar voren komt dat verdachte eerder is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor onder andere vermogensdelicten. De rechtbank houdt tevens rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van strafrecht.
Alles tegen elkaar afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank volgt hiermee de eis van de officier van justitie. De door de raadsman bepleite aanzienlijk kortere gevangenisstraf past niet bij de ernst en het aantal van de bewezenverklaarde feiten en ook niet bij het strafrechtelijk verleden van verdachte. Dat verdachte van feit 3. wordt vrijgesproken maakt dit niet anders. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf. Omdat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij na afloop van zijn detentie bij zijn vriendin in Leeuwarden gaat wonen, heeft de rechtbank de voorwaarden afgestemd op deze toekomstige woonplaats. Voor oplegging van een contactverbod met de aangevers, ziet de rechtbank geen aanleiding.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon en taser onttrokken moeten worden aan het verkeer.
De rechtbank ziet onvoldoende rechtsgrond voor onttrekking aan het verkeer van de telefoon nu deze telefoon gebruikt is bij het plegen van feit 3. maar de rechtbank verdachte van het plegen van dit feit vrijspreekt.
De rechtbank ziet geen verband tussen de inbeslaggenomen taser en een van de bewezenverklaarde strafbare feiten; het is evenmin een goed dat kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat het niet maatschappelijk verantwoord is om te gelasten dat dit wapen zal worden teruggegeven aan verdachte. De rechtbank gelast daarom de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen taser, onder vermelding van artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht.
De onder verdachte inbeslaggenomen simkaart en de op zijn naam staande bankpas kunnen aan verdachte worden teruggegeven. De onder verdachte inbeslaggenomen bankpas op naam van [slachtoffer] kan worden teruggegeven aan de rechthebbende. De politie geeft op pagina 456A van het procesdossier aan dat het niet gelukt was om contact met genoemde [slachtoffer] op te nemen. De rechtbank beschikt daarmee niet over een adres of enig ander gegeven van genoemde [slachtoffer] . De rechtbank zal dan ook gelasten dat dit goed wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
ING Bank N.V.
  • ABN AMRO Bank N.V.
  • Coöperatieve Rabobank U. A.
  • [slachtoffer]
  • [slachtoffer]
  • [slachtoffer]
  • [slachtoffer]
  • [slachtoffer]
  • [slachtoffer]
  • [slachtoffer]
  • [slachtoffer]
  • [slachtoffer] .
De rechtbank zal bij haar beoordeling van deze vorderingen de door de officier van justitie en de verdediging ingenomen standpunten betrekken.
de gevorderde materiële schade
De rechtbank zal de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade toewijzen, voor zover hieronder niet anders is weergegeven. De toegewezen bedragen bestaan uit schade, geleden door de betreffende benadeelde partij, waarbij deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. en/of onder 2. bewezenverklaarde feit.
De
ING bank N.V.heeft onder meer vergoeding gevorderd van een door haar aan [slachtoffer] vergoed bedrag van 1.528,30. De rechtbank constateert dat deze persoon niet in de tenlastelegging genoemd wordt als slachtoffer. Deze schade kan dan ook niet worden aangemerkt als schade rechtstreeks voortvloeiend uit een bewezenverklaard feit. Ditzelfde geldt voor een evenredig deel van de gevorderde schade bestaande uit onderzoekskosten, te weten 228,00. De benadeelde partij moet dan ook ten aanzien van deze onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank constateert dat in de vordering tevens een slachtoffer met de naam [slachtoffer] wordt genoemd. Op pagina 239 van het dossier van politie komt deze naam voor op een taxatierapport waarnaar aangever [slachtoffer] verwijst via het proces-verbaal van bevindingen op pagina 240 van het betreffende dossier. Daarnaast constateert de rechtbank dat het in de vordering genoemde IBAN-nummer overeenkomt met het in de aangifte van [slachtoffer] genoemde IBAN-nummer en dat het vergoede bedrag van 450,00 overeenkomt met het in de aangifte genoemde bedrag dat gepind zou zijn. Daarmee staat voor de rechtbank voldoende vast dat het bij deze post gaat om schade die rechtstreeks is voortgevloeid uit het onder 2. bewezenverklaarde feit.
[slachtoffer]heeft vergoeding van de schade gevorderd die zij heeft geleden door de afgifte van twee gouden armbanden, drie gouden ringen en drie gouden kettingen aan de oplichter. De benadeelde heeft in het verzoek tot schadevergoeding de waarde van deze sieraden gesteld op 600,00, 275,00, 625,00, 300,00, 200,00, 275,00, 1.000,00 en
275,00 en daarmee in totaal op 3.550,00. Als onderbouwing van deze waarde heeft de benadeelde partij een door een juwelier verstrekte waardebepaling overgelegd, waaruit naar voren komt dat de huidige waarde van de afgegeven sieraden 5.631,00 bedraagt. Nu de feitelijke waardebepaling niet meer plaats kan vinden zal de rechtbank de schade door het verlies van deze sieraden schatten op een bedrag van 3.000,00. De rechtbank wijst dit bedrag toe en zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Ditzelfde geldt voor het gevorderde bedrag van 6,75 nu uit de in deze zaak door de Rabobank ingediende vordering naar voren komt dat dit bedrag door de Rabobank vergoed is aan deze benadeelde.
[slachtoffer]heeft vergoeding van de schade gevorderd die zij heeft geleden door de afgifte van sieraden aan verdachte. Zij heeft de waarde van deze sieraden gesteld op ongeveer
1.000,00. De rechtbank constateert - met de raadsman - dat deze waardebepaling onvoldoende onderbouwd is met gegevens en daarom zo niet toegewezen kan worden. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom ten aanzien van dit deel niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer]heeft vergoeding van de schade gevorderd die zij heeft geleden doordat de verzekering de waarde van de door verdachte meegenomen sieraden en apparatuur te laag heeft vastgesteld waardoor er een schadebedrag resteert van 500,95. De rechtbank constateert - met de raadsman - dat de waardebepaling van deze goederen onvoldoende onderbouwd is met gegevens en daarom zo niet toegewezen kan worden. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom ten aanzien van dit deel niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer]heeft vergoeding van de schade gevorderd die zij heeft geleden doordat de verzekering
300,00 en niet 440,00 vergoed heeft als de waarde van de door verdachte meegenomen mobiele telefoon.
De rechtbank overweegt dat het bij schade door verlies van goederen gaat om de economische waarde van het goed en niet om de nieuwwaarde. Nu de verzekering de economische waarde kennelijk geschat heeft op 400,00 is door de benadeelde onvoldoende onderbouwd waarom dat bedrag hoger zou moeten zijn. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom ten aanzien van dit deel niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast vordert de benadeelde een bedrag van 500,00 nu de verzekering slechts 500,00 heeft vergoed aan contant meegenomen geld door verdachte terwijl verdachte 1.000,00 aan contant geld meegenomen heeft. Uit de aangifte komt voldoende naar voren dat er in totaal een contant bedrag van 1.000,00 is afgegeven aan verdachte. De gevorderde 500,00 is daarmee voor toewijzing vatbaar als door de benadeelde rechtstreeks geleden schade.
de gevorderde immateriële schade
De benadeelde partijen
[slachtoffer],
[slachtoffer],
[slachtoffer]en
[slachtoffer], hebben (onder andere) vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat de slachtoffers, zoals zij gemotiveerd hebben gesteld, als gevolg van deze feiten op andere wijze in de persoon zijn aangetast. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten in samenhang met wat de slachtoffers hebben verklaard over de gevolgen die zij daarvan hebben ondervonden. De rechtbank is voorts van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending tevens meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat - zonder nadere onderbouwing van dit geestelijk lijden - een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De slachtoffers waren telkens (hoog)bejaard en zijn in hun eigen woning belogen, bedrogen en/of bestolen door verdachte waarbij verdachte en zijn mededader ernstig misbruik hebben gemaakt van hun kwetsbaarheid en afhankelijkheid van hulp van anderen. De rechtbank stelt op grond van de onderbouwingen van de verzoeken tot schadevergoeding en de aangiftes vast dat de onderhavige feiten een grote impact op de slachtoffers hebben gemaakt en dat sprake is geweest van een ernstige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de geleden immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. en/of 2. bewezen verklaarde en dat verdachte voor deze schade aansprakelijk is. De rechtbank zal de vorderingen van
[slachtoffer] en [slachtoffer] toewijzen tot het gevorderde bedrag nu dit redelijk en billijk wordt geacht.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft ter terechtzitting mondeling een bedrag van
5.000,00 gevorderd ter vergoeding van geleden immateriële schade. De rechtbank acht voor wat betreft de door [slachtoffer] en [slachtoffer] gevorderde vergoeding van geleden immateriële schade een bedrag van 1.000,00 redelijk en billijk en zal de vorderingen tot dat bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De benadeelde partijen
[slachtoffer] en [slachtoffer]hebben eveneens vergoeding van geleden immateriële schade gevorderd echter zonder deze schade te begroten op een bepaald bedrag. De vorderingen zijn hierdoor te onbepaald en de rechtbank zal deze benadeelde partijen daarom ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
de gevorderde reiskosten
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een bedrag van 244,64 gevorderd aan gemaakte reiskosten. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat dit kosten zijn gemaakt door een zoon van de benadeelde partij die haar na ontdekking van het misdrijf bezocht heeft en - zo begrijpt de rechtbank - geholpen heeft met de afwikkeling van het misdrijf. Daarmee is duidelijk dat deze kosten niet door de benadeelde partij zelf zijn gedragen. Nu deze kosten ook niet als verplaatste schade kunnen worden aangemerkt, zal deze post worden afgewezen.
algemene overwegingen
Met betrekking tot de toegewezen bedragen aan gevorderde schade overweegt de rechtbank dat deze schadeposten voldoende aannemelijk zijn, dat de hoogte van deze schade niet of onvoldoende is betwist, dat de betreffende benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. en/of onder 2. bewezen verklaarde feit.
De toegewezen bedragen aan schade zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt - zoals hiervoor weergegeven - en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36d, 36f, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 (acht) maanden, niet zal worden ten
uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 werkdagen na zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering Nederland,
Zoutbranderij 1 te Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en behandeling door de Ambulante Forensische
Psychiatrie Noord (AFPN) in Groningen, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich tijdens de behandeling houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft;
3. dat de veroordeelde meewerkt aan ambulante begeleiding door een door de reclassering aan te wijzeninstelling, waarbij de begeleiding de gehele proeftijd duurt of zo veel korter als de reclassering nodig vindt;
4. dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/ofvrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen vanafbetalingsregelingen, waarbij de veroordeelde de reclassering inzicht geef in zijn/haar financiën en schulden;
6. dat de veroordeelde, zo vaak als de reclassering dat bepaalt binnen de proeftijd, meewerkt aan controleop het gebruik van drugs door middel van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen stroomstootwapen (Iphone-taser,
goednummer PL0100-2024015909-G1702059).
Gelast de teruggaveaan verdachte van de inbeslaggenomen telefoon (goednummer PL01002024015909-G1698186), de bankpas op naam van verdachte (goednummer PL0100-2024015909G1701076) en de Simkaart (PL0100-2024015909-G1701080).
Gelast de bewaringvan de in beslag genomen bankpas op naam van [slachtoffer] (goednummer PL0100-2024015909-G1701075) ten behoeve van de rechthebbende.

Benadeelde partijen

ING Bank N.V. ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan ING Bank N.V. te betalen:
  • het bedrag van 3.642,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van ING Bank N.V. aan de Staat te betalen een bedrag van 3.642,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 46 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
ABN AMRO Bank N.V. ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan ABN AMRO Bank N.V. te betalen:
  • het bedrag van 820,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van ABN AMRO Bank N.V. aan de Staat te betalen een bedrag van 820,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Coöperatieve Rabobank UA ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij en veroordeelt verdachte om aan Coöperatieve Rabobank UA te betalen:
  • het bedrag van 1.019,25;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van Coöperatieve Rabobank UA aan de Staat te betalen een bedrag van 1.019,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 1. en 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.110,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.110,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 3.000,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 1. en 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.200,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 1. en 2:
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 1. en 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 1. en 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 500,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 1. en 2:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering ten aanzien van de gevorderde 500,95 niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering voor de overige 4.244,64 af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[slachtoffer] ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 500,00;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. N. A. Vlietstra en mr. H. K. de Haan, rechters, bijgestaan door T .L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2024.
Mr. De Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.