ECLI:NL:RBNNE:2024:3803

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
18-278574-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens inbraken, diefstallen en oplichting

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een reeks inbraken, diefstallen en oplichting. De verdachte, geboren in 2005, is gedetineerd en heeft zich in de nacht van 26 november 2022 en de dagen eromheen schuldig gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen in de gemeente Waadhoeke en andere gemeenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een 'strooptocht' waarbij verschillende panden zijn bezocht en goederen zijn weggenomen. De verdachte heeft bekend bij alle inbraken betrokken te zijn geweest en heeft ook de oplichting van drie mensen bekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast moet de verdachte schadevergoeding betalen aan een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van enkele benadeelde partijen afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren of niet ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-278574-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-199673-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 26 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra , advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-278574-23:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2022 te [plaats] , in de gemeente Waadhoeke tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in of uit een sportcomplex toebehorende aan de gemeente Waadhoeke) (fris)drank en/of enig goed van zijn/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan sportkantine [plaats] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende de dagen 25 november 2022 en/of 26 november 2022 te [plaats] , in de gemeente Waadhoeke tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit een oliebollenkraam snoepgoed (lolly's) en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 20,00), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Oliebollenkraam [slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij meermalen, althans eenmaal, op een of meer data gelegentussen 3 april 2022 en 2 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] (op of omstreeks 3 april 2022) en/of [slachtoffer 3] (op of omstreeks 25 oktober 2022) en/of [slachtoffer 4] (op of omstreeks 2 december 2022) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten door zich op Marktplaats voor te doen als (eerlijke) verkoper van een produkt, en/of (vervolgens) bij belangstelling in contact te treden met de potentiële koper en daarbij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot betaling over te gaan voor de aankoop van het door hem, verdachte, aangeboden produkt, terwijl hij verdachte wist dat hij dat produkt niet in zijn bezit had en niet zou leveren / toe zenden;
4.
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 te [plaats] , in de gemeente Waadhoeke tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (vanuit een sportcomplex) een of meer blikje(s) red bull en/of enig ander goed van zijn/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan sportkantine [plaats] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 25 oktober 2022 en 26 oktober 2022 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Hollands Kroon, (in/uit een sportcomplex/manegegebouw van stichting [naam] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 60 euro) en/of een televisietoestel en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of het bedrijf [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 26 oktober 2022 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Hollands Kroon, (in/uit een [bedrijf] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldkistje (inhoudende een hoeveelheid (munt)geld) en/of een hoeveelheid (fris)drank en/of een/of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] en/of het bedrijf [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Parketnummer 18-199673-23:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2023 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Harlingen, en/of te [plaats] , in elk geval in de gemeente Fryske Marren, en/of te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , in elk geval in de gemeente Sudwest- Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto (van het merk Mini Cooper, (oorspronkelijk) voorzien van het kenteken [nummer] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 3 november 2022 te [plaats] , in elk geval gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] en/of het bedrijf Slagerij [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kassalade onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 3 november 2022 te [plaats] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een (bedrijfs)auto (van het merk Renault,
type Master) meerdere sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2022, te [plaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee kentekenplaten (voorzien van het kenteken [nummer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2022, te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of te [plaats] , in elk geval in de gemeente Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee kentekenplaten (voorzien van het kenteken [nummer] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2022 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee (blauwe) kentekenplaten (voorzien van het kenteken [nummer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] en/of het Taxi bedrijf [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kentekenplaten onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2022 i te [plaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 120 euro) en/of meerdere blikjes (fris)drank (van het merk Red Bull) en/of een flesje bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 11] en/of Cafetaria [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2022 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade (met inhoud, te weten ongeveer 400 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] en/of het bedrijf [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

Parketnummer 18-278574-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft bekend dat hij bij alle inbraken betrokken is geweest. Daarnaast heeft verdachte ook de oplichting bekend.
Parketnummer 18-199673-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle, voor zover aan de orde, primair, ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft bekend dat hij wist dat de auto waar hij en zijn medeverdachten die nacht in reden, gestolen was. Daarnaast heeft verdachte bekend dat hij betrokken is geweest bij de inbraken bij slagerij [slachtoffer 3] en cafetaria [bedrijf] . Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de sleutels uit de bedrijfsauto heeft gestolen. Verdachte heeft bij de politie echter wel verklaard dat hij wist waar de sleutels lagen in die bedrijfsauto. Daarnaast is op de camerabeelden te zien dat er twee personen uit de witte Mini Cooper stappen en naar de bedrijfsauto lopen. Op grond van de camerabeelden en de verklaring van verdachte kan ook dit feit bewezen worden verklaard. Ten aanzien van de overige feiten geldt dat verdachte en de medeverdachten in de nacht van 2 op 3 november 2022 op een strooptocht zijn geweest, waarbij er sprake was van een min of meer toevallige taakverdeling. Verdachte kan dan ook ten aanzien van die feiten als medepleger worden aangemerkt.

Standpunt van de verdediging

Parketnummer 18-278574-23
De raadsvrouw heeft betoogd dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Hoewel er ten aanzien van de inbraak bij de oliebollenkraam niet veel bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte, heeft verdachte bij de politie wel verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan. Daarnaast is gebleken dat de telefoon van verdachte op 26 november 2022, de datum van de inbraak, een zendmast heeft aangestraald in [plaats] . De raadsvrouw kan zich voorstellen dat de rechtbank ten aanzien van dit feit dan ook een bewezenverklaring komt. Ten aanzien van de inbraak bij de manege heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat niet bewezen kan worden dat ook de televisie is weggenomen. De televisie heeft het terrein van de manege namelijk niet verlaten.
Parketnummer 18-199673-23
De raadsvrouw heeft betoogd dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.

Oordeel van de rechtbank

Parketnummer 18-278574-23Feit 1
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig
artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 november 2022, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023040957 van 30 september 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2022, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] .
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 2 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die in de oliebollenkraam is geweest en de in de tenlastelegging opgenomen goederen heeft weggenomen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij tijdens de inbraak op de uitkijk heeft gestaan. De rechtbank overweegt dat het op de uitkijk staan een gedraging is die doorgaans met medeplichtigheid in verband dient te worden gebracht. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen bestaat uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s), waarbij de bijdrage van verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is geweest. Het enkel op de uitkijk staan is daarvoor onvoldoende. Dit brengt met zich dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. De hiervoor genoemde medeplichtigheid is niet aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Feit 3
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 3 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 april 2022, opgenomen op pagina 68 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023040957 van 30 september 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 november 2022, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 december 2022, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
Feit 4
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 4 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 31 oktober 2022, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023040957 van 30 september 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 15] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2022, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] .
Feit 5
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 5 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 oktober 2022, opgenomen op pagina 100 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023040957 van 30 september 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 mei 2023, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Feit 6
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 6 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 oktober 2022, opgenomen op pagina 117 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023040957 van 30 september 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 mei 2023, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank het volgende. Voor een veroordeling voor diefstal is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. De rechtbank is van oordeel dat de wegneming van de televisie niet als voltooid kan worden beschouwd. Gebleken is
namelijk dat de televisie bij de manege is achtergelaten en dat de televisie het terrein van de manege niet heeft verlaten. De rechtbank kan op basis van het dossier ook niet met zekerheid vaststellen of de verdachte (en/of medeverdachte [medeverdachte 1] ) de televisie bijvoorbeeld al in de auto had gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de diefstal van de televisie.
Parketnummer 18-199673-23Feit 1
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 november 2022, opgenomen op pagina 73 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023112665 van 26 juli 2023, inhoudend de verklaring van [naam] .
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 november 2022, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023112665 van 26 juli 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] .
Feit 3
Ten aanzien van feit 3 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024, voor zover inhoudende:
Ik was op 3 november 2022 met mijn broertje [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . We zaten met zijn drieën in de witte Mini Cooper.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 11 mei 2023, opgenomen op pagina 185 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023112665 van 26 juli 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
Volgens mij was de bedrijfsbus gewoon open. De bestuurder heeft de sleutelbos eruit gepakt. De sleutelbos lag op de stoel of in een vakje.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 november 2022, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 8] :
De bedrijfsauto stond op het terrein van mijn fietsenwinkel aan de [adres] te [plaats] . Uit de bus zijn een bos sleutels gestolen. Hierom hebben we de camerabeelden bekeken en daarop was te zien dat er op 3
november 2022 een witte Mini Cooper aan kwam rijden die voor mijn bedrijf stopte. Ik zag op de beelden dat er 2 mannen uit de Mini Cooper stapten. Ze liepen bij het bedrijf langs en voelden aan de deur en keken naar binnen. Ik zag dat ze richting mijn bedrijfsauto liepen. Ik zag dat er iemand in het voorste deel van de bedrijfsauto zat die met een lampje scheen. Nadat beide mannen weer in beeld verschenen zag ik dat ze met de sleutels probeerden de toegangsdeur te openen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2022, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Ik bekeek het beeldmateriaal van [bedrijf] te [plaats] . De opname start op 03-11-2022 om 00:35:03 uur. Als persoon 1 en persoon 2 weer in beeld komen staan ze bij een aldaar geparkeerde witte bus. Te zien is dat de deur van de bijrijderskant van de bus op een gegeven moment geopend is en dat één van de personen in de bus is. Om 00:41:20 uur komt persoon 1 weer in beeld, persoon 2 komt achter hem aan. Persoon 1 blijft weer staan bij een deur van [bedrijf] . Het lijkt of hij bezig is bij het slot. Om 00:41:35 uur loopt hij weer verder en gaat bij de volgende deur weer bezig bij het slot. Het lijkt of hij een voorwerp in het slot steekt.
Feit 4
Ten aanzien van feit 4 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024, voor zover inhoudende:
Ik was op 3 november 2022 met mijn broertje [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . We zaten met zijn drieën in de witte Mini Cooper. [medeverdachte 1] bestuurde de hele nacht de witte Mini Cooper. Ik kan mij herinneren dat de kentekenplaten zijn omgewisseld om minder op te vallen voor de politie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 november 2022, opgenomen op pagina 75 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023112665 van 26 juli 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 13] :
Ik heb mijn auto op 2 november 2022 in goede staat bij mij in de straat in [plaats] , gemeente Súdwest- Fryslân, geparkeerd. In de nacht van 2 op 3 november 2022 zag ik dat mijn kentekenplaten niet meer op mijn auto zaten. Het gaat hierbij om de kentekenplaten behorend tot een Mini Cooper Clubman voorzien van kenteken [nummer] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 11 mei 2023, opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [verdachte] :
We zijn in [plaats] geweest die avond. We waren daar met zijn drieën, [medeverdachte 1] , [verdachte] en ik. U vraagt mij of wij het er over hadden gehad dat wij minder wilden opvallen voor de politie. Ja. U vraagt mij of ik in de auto ben gebleven en [verdachte] en [medeverdachte 1] uit de auto zijn gegaan. Ja.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 mei 2023, opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
U geeft aan dat er de avond van 2 op 3 november 2022 twee kentekenplaten zijn gestolen in [plaats] . Ja van een groene Mini. Die heb ik gepakt, die zijn op de witte Mini gezet. U vraagt mij met wie ik daar was. Nog steeds met [medeverdachte 2] en [verdachte] . Ik heb ze omgewisseld.
Feit 5
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder feit 5 ten laste is gelegd en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de kentekenplaten van taxibedrijf [slachtoffer 10] heeft weggenomen. Uit het dossier blijkt ook niet dat verdachte een andere bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd waardoor er gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n). Dit maakt dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Feit 6
Ten aanzien van feit 6 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024, voor zover inhoudende:
Ik was op 3 november 2022 met mijn broertje [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . We zaten met zijn drieën in de witte Mini Cooper.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 11 mei 2023, opgenomen op pagina 185 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023112665 van 26 juli 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
U vraagt mij met wie ik die avond van 2 op 3 november 2022 bij cafetaria [bedrijf] was. Met dezelfde personen. Het raam is ingeslagen. U vraagt mij waar wij naar zochten. Geld, contant. We zijn met z'n drieën daar binnen geweest. Het is op de beelden te zien dus daar kan ik niet onderuit.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 november 2022, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 11] :
Ik ben uitbater van cafetaria [bedrijf] te [plaats] . Ik kwam aan bij mijn pand. Ik zag dat het veiligheidsglas van de rechtertoegangsdeur in stukjes op het terras lag. Ik zag dat er meerdere lamellen uit de deur waren en op de grond lagen. Ik zag dat de lade uit de kassa op de balie lag en dat er geld miste uit de lade. Buiten aan het pand en binnen in het pand bevinden zich beveiligingscamera's. Ik bekeek de beelden van vannacht en zag dat daar een drietal personen, op 2 november 2022 zich de toegang verschaften tot mijn cafetaria door met een grote voorhamer het glas uit mijn toegangsdeuren te slaan. Op de beelden zag ik dat deze personen geld namen uit mijn kassa en een drietal blikjes Red Bull uit de koelkast achter de balie pakten. Ook zag ik dat ze een flesje bier uit een koelkast onder de balie pakten. Er zat 120,- euro aan kleingeld in de kassa.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2022, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Ik bekeek het beeldmateriaal van cafetaria [bedrijf] te [plaats] . Op de beelden komen er drie personen in beeld.
Bestand ZIJ
Om 23:30:21 uur komt persoon 1 in beeld. Deze persoon lijkt iets beet te hebben in zijn linkerhand. Achter deze persoon komen persoon 2 en persoon 3. Persoon 1, welke eerder voorop liep, hakt twee maal met een voorhamer. Hij houdt deze met beide handen vast.
Bestand BINNEN
Om 23:32:26 uur zie je dat persoon 1 binnen in de cafetaria staat. De persoon springt met een knie op de balie, plaatst de andere voet op de balie en stapt zo over de balie om er aan de andere kant af te springen. Door persoon 1 wordt de kassalade uit de kassa gepakt en op het werkblad gelegd. Hierna kijkt hij eerst zoekend rond en opent een koelinstallatie. Persoon 2 is om 23:32:38 uur ook binnen gekomen.
Hij gaat achter de toonbank staan en lijkt contact te hebben met persoon 1, aan de andere kant van de toonbank. Persoon 1 blijft zoekend rondkijken en haalt uiteindelijk het kleingeld uit de kassalade en doet dit in zijn jaszakken. Persoon 1 gaat verder met het geld uit de kassalade halen en in zijn zakken te stoppen. Persoon 3 komt nu ook de cafetaria binnen en kijkt zoekend rond. Persoon 3 komt met twee blikjes in zijn handen weer in beeld. Deze persoon lijkt de eerder genoemde voorhamer ook bij zich te dragen. Het lijkt erop dat de gepakte blikjes weer naar persoon 2 gaan. Persoon 3 legt de voorhamer op de toonbank, springt op de toonbank en gaat met zijn knieën op de toonbank zitten. Hij heeft contact met persoon 2 en wijst naar iets. Door alle personen wordt er zoekend rond gekeken. Persoon 1, achter de toonbank trekt allerlei lades open en kijkt hierin. Persoon 2 geeft op een gegeven moment bij persoon 3 aan dat hij de voorhamer weer op moet pakken waaraan hij voldoet. Persoon 1 heeft een flesje uit een lade gepakt. Om 23:35:10 uur lopen alle personen het pand uit.
Feit 7
Ten aanzien van feit 7 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024, voor zover inhoudende: Ik was op 3 november 2022 met mijn broertje [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 11 mei 2023, opgenomen op pagina 185 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023112665 van 26 juli 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
Wij zijn in de nacht van 2 op 3 november 2022 daar geweest. Het was de bestuurder zijn idee om daar in te breken. U vraag mij of wij er wel bij betrokken zijn. Ja dat wel.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 november 2022, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 12] :
Ik ben eigenaar van [bedrijf] in [plaats] . Gisteravond, 2 november 2022, was alles nog in orde. Vanochtend, 3 november 2022, zag ik dat er een ruit vernield was van de terrasdeuren. Deze ruit is compleet ingeslagen. Achter de bar is een kassalade weggenomen. In de kassalade zat denk ik zo'n 400 euro.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 11 mei 2023, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [verdachte] :
U geeft aan dat er de avond van 2 op 3 november 2022 is ingebroken bij [bedrijf] in [plaats] . Ik heb daar ook gewoon in de auto gezeten. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren het terrein op. Ik hoorde glasgerinkel. Ze hebben iets in de kofferbak gegooid en dat leek op een kassa.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 mei 2023, opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Ik ben met een auto met de gebroeders [verdachte] op pad geweest. De ene keer ging ik naar binnen en de andere keer hun. U vraagt mij wie zijn idee het was om daar in te breken. Het liep gewoon zo. U vraagt mij waar dat geld en de kassa zijn gebleven. Het geld is sowieso in de auto gebleven.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3, 4, 6 en 7
Feit 3
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte één van de mannen is geweest die uit de Mini is gestapt en aldus te zien is op de camerabeelden zoals door aangever en de politie beschreven.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten vereist, waarbij de bijdrage van verdachte intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn. Of daarvan sprake is hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank komt tot de conclusie dat beide personen (op de camerabeelden door de politie aangeduid als persoon 1 en persoon 2) een wezenlijke materiële bijdrage hebben geleverd aan het ten laste gelegde. Verdachte is immers met een ander naar een pand gelopen en heeft naar binnen gekeken. Vervolgens staan zij beiden bij de bedrijfsauto van aangever. In elk geval is één van beide deze bedrijfsauto ingegaan en heeft daaruit meerdere sleutels weggenomen. Vervolgens is met de weggenomen sleutels geprobeerd het pand van [bedrijf] te openen. Er is dus gezamenlijk opgetreden, waarbij de sleutels uit de bedrijfsauto zijn weggenomen met het doel om in het pand van [bedrijf] te komen. Van een nauwe en bewuste samenwerking is daarom sprake geweest. Dit heeft tot gevolg dat er sprake is van medeplegen. De rechtbank acht feit 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
De rechtbank overweegt dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachten het plan hebben opgevat om de kentekenplaten van de Mini om te wisselen om zo minder op te vallen voor de politie. Uit de verklaring van medeverdachte [verdachte] volgt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] uit de auto is gestapt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de kentekenplaten van de auto van aangever [slachtoffer 13] heeft gehaald en dat hij degene is geweest die de kentekenplaten heeft omgewisseld. Het feit dat verdachte de kentekenplaten niet zelf van de auto heeft gehaald en heeft omgewisseld, maakt niet dat er geen sprake is van medeplegen. Verdachte en medeverdachten hebben immers samen het plan opgevat om de kentekenplaten om te wisselen. De kentekenplaten zijn vervolgens weggenomen van de auto van [slachtoffer 13] en zijn op de witte Mini Cooper gezet waar verdachte en medeverdachten die avond in reden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen en acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een inbraak bij cafetaria [bedrijf] . Verdachte en de medeverdachten zijn het cafetaria binnengekomen door een ruit in te slaan. Vervolgens zijn zij allemaal het cafetaria ingegaan, hebben zij zoekend rondgekeken, is er geld uit de kassalade weggenomen en zijn er blikjes/flesjes drinken weggenomen. Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, zodat sprake is van medeplegen.
Feit 7
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de inbraak bij [bedrijf] . Verdachte heeft verklaard dat hij bij de inbraak bij [bedrijf] aanwezig is geweest, maar dat hij niet bij het pand naar binnen is geweest. Medeverdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij in de auto is blijven zitten en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] het terrein van [bedrijf] op zijn gegaan, waarna hij glasgerinkel hoorde. De rechtbank stelt op basis van die verklaring vast dat verdachte niet in de auto is blijven zitten. Hoewel de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen welke handelingen verdachte precies heeft verricht bij de inbraak bij [bedrijf] , komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van een inbraak. Hierbij is van belang dat er in de nacht van 2 op 3 november 2022 sprake is geweest van een gezamenlijke "strooptocht". Verdachte en medeverdachten zijn die nacht continu samen geweest en hebben meerdere inbraken gepleegd. Daarbij was telkens sprake van een min of meer wisselende taakverdeling, waarbij sprake was van een inwisselbare rolverdeling. De ene keer zijn verdachte en medeverdachte(n) samen een pand ingegaan, de andere keer gingen zij wel samen uit de auto maar verrichte één iemand wegnemingshandelingen, echter steeds als onderdeel van een min of meer gelijkwaardig team. Er heeft aldus een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten bestaan, waardoor verdachte kan worden aangemerkt als medepleger, ook bij de inbraak bij [bedrijf] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18-278574-23 onder feit 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en
het onder parketnummer 18-199673-23 onder feit 1, 2, 3, 4 primair, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-278574-23:
1.
hij op 26 november 2022 te [plaats] , de gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een ander, uit een sportcomplex toebehorende aan de gemeente Waadhoeke, (fris)drank dat aan sportkantine [plaats] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3.
hij meermalen op een of meer data gelegen tussen 3 april 2022 en 2 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen, [slachtoffer 2] (op of omstreeks 3 april 2022) en [slachtoffer 3] (op of omstreeks 25 oktober 2022) en [slachtoffer 4] (op of omstreeks 2 december 2022) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten door zich op Marktplaats voor te doen als eerlijke verkoper van een produkt, en vervolgens bij belangstelling in contact te treden met de potentiële koper en daarbij die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bewogen tot betaling over te gaan voor de aankoop van het door hem, verdachte, aangeboden produkt, terwijl hij verdachte wist dat hij dat produkt niet in zijn bezit had en niet zou leveren/toe zenden;
4.
hij op 31 oktober 2022 te [plaats] , de gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een ander, vanuit een sportcomplex blikjes red bull die aan sportkantine [plaats] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
5.
hij in de periode omvattende de dagen 25 oktober 2022 en 26 oktober 2022 te [plaats] , de gemeente Hollands Kroon, uit een manegegebouw van stichting [naam] tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid geld (ongeveer 60 euro) die aan het bedrijf [bedrijf] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
6.
hij op 26 oktober 2022 te [plaats] , de gemeente Hollands Kroon, uit een [bedrijf] tezamen en in vereniging met een ander, een geldkistje inhoudende een hoeveelheid muntgeld die aan [slachtoffer 6] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Parketnummer 18-199673-23:
1.
hij in de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2022 in de gemeente Fryske Marren en de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto van het merk Mini Cooper, oorspronkelijk voorzien van het kenteken [nummer] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 3 november 2022 te [plaats] , gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met anderen, een kassalade die aan [slachtoffer 7] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3.
hij op 3 november 2022 te [plaats] , de gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een ander, uit een bedrijfsauto van het merk Renault, type Master, meerdere sleutels, die aan [slachtoffer 8] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.(
primair)
hij in de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2022 te [plaats] , de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met anderen, twee kentekenplaten (voorzien van het kenteken [nummer] ) die geheel aan [slachtoffer 13] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op 2 november 2022 te [plaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid geld (ongeveer 120 euro) en meerdere blikjes frisdrank van het merk Red Bull en een flesje bier, die aan [slachtoffer 11] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
hij in de periode omvattende de dagen 2 november 2022 en 3 november 2022 te [plaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade met inhoud, te weten ongeveer 400 euro, die aan [slachtoffer 12] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. In het bijzonder wordt hierbij overwogen dat het jaartal 2023 genoemd in feit 1 van parketnummer 18-199673-23 door de rechtbank als een kennelijke verschrijving wordt aangemerkt.
Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-278574-23:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
3. oplichting, meermalen gepleegd
4. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
5. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
6. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Parketnummer 18-199673-23:
medeplegen van opzetheling
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
diefstal door twee of meer verenigde personen
4 primair diefstal door twee of meer verenigde personen
6. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
7. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer 18-278574-23 en voor het onder parketnummer 18-199673-23 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de volwassenreclassering opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft allereerst opgemerkt dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Zij heeft daarnaast betoogd dat aan verdachte een taakstraf, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, en een voorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat er geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke jeugddetentie gekoppeld moeten worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de Raad van 6 september 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juli 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een reeks inbraken en diefstallen en aan heling van een auto. Meerdere inbraken en diefstallen hebben plaatsgevonden in één nacht, waarbij er sprake is geweest van een ware strooptocht. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte getoond weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Met zijn handelen heeft verdachte veel materiële schade en overlast veroorzaakt voor de aangevers. Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan oplichting van drie mensen. Verdachte heeft zich meerdere keren voorgedaan als bonafide verkoper, waarbij hij een valse naam gebruikte. In goed vertrouwen hebben de aangevers geldbedragen overgemaakt, in de veronderstelling dat de goederen zouden worden opgestuurd. De verdachte liet hen in die waan; hij heeft geen goederen geleverd aan de verkopers. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het algemeen nodig is om dienstverlening via het internet mogelijk te maken. Bovendien heeft hij het vertrouwen van de aangevers in hem in het bijzonder op grove wijze beschaamd. Verdachte wilde snel geld verdienen en heeft zo enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Uit de justitiële documentatie van 10 juli 2024 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het medeplegen van een diefstal met geweld.
De Raad heeft een rapport opgemaakt over verdachte. Uit dit rapport volgt dat verdachte al veelvuldig in aanraking is gekomen met de politie. Er worden weinig mogelijkheden gezien om tot verbetering van het gedrag van verdachte te komen. Het ontbreekt verdachte aan de motivatie om te willen veranderen.
Daarnaast bestaat bij verdachte een gebrek aan probleeminzicht en lijdensdruk en hij lijkt ongevoelig te zijn voor autoriteit. De kans op herhaling wordt dan ook ingeschat als hoog. Verdachte zit op dit moment al enige tijd in voorlopige hechtenis, omdat hij verdacht wordt van een aantal feiten die hij zou hebben gepleegd nadat hij meerderjarig is geworden. Verdachte moet zich binnenkort voor de rechter verantwoorden voor deze feiten. De reclassering heeft in dat kader een rapport opgemaakt over verdachte. In dat rapport adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen in plaats van het adolescentenstrafrecht. Daarnaast adviseert de reclassering aan verdachte een straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, die - kort gezegd - inhouden dat verdachte zich moet melden bij de reclassering, zich moet laten opnemen in een zorginstelling, ambulante behandeling moet volgen, in een begeleid wonen voorziening of een maatschappelijke opvang verblijft, geen drugs en alcohol gebruikt, zich moet houden aan een locatieverbod en een locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding volgt en meewerkt aan schuldhulpverlening. De Raad ziet meerwaarde in het volgen van dat advies van de reclassering, omdat er daardoor geen verwarring bestaat over en verschil ontstaat tussen de instanties die toezicht houden op de naleving van de voorwaarden en omdat de reclassering aanstuurt op een klinische opname. Hoewel de voorwaarde van een klinische opname heel belangrijk is, kan deze voorwaarde op dit moment niet worden overgenomen, omdat de opnamedatum en de verwachte opnameduur nog niet bekend zijn. Daarnaast wordt ook de voorwaarde van een locatieverbod/locatiegebod niet overgenomen, omdat verdachte op dit moment nog in voorlopige hechtenis zit.
De Raad adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen gelet op de leeftijd en houding van verdachte en op de hoeveelheid strafbare feiten die verdachte heeft gepleegd en waarvan hij nog wordt verdacht. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan de volgende bijzondere voorwaarden te koppelen: een meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling, meewerken aan begeleid wonen of wonen in een maatschappelijke opvang, een alcohol- en drugsverbod en het volgen van onderwijs of dagbesteding of het hebben van werk.
De Raad heeft zijn advies ter zitting nader toegelicht en naar voren gebracht dat er in de afgelopen jaren de nodige hulpverlening is ingezet, maar dat dit niet heeft geleid tot een verbetering van de situatie. Het toepassen van het jeugdstrafrecht is volgens de Raad dan ook een gepasseerd station. De volwassenenreclassering heeft nog wel mogelijkheden om verdachte verder te helpen. Daarnaast heeft de Raad naar voren gebracht dat er financieringsproblemen zouden kunnen ontstaan op het moment dat de jeugdreclassering toezicht moet houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en verdachte daarin moet begeleiden.
De rechtbank zal het advies van de Raad om het volwassenenstrafrecht toe te passen niet volgen en overweegt daartoe het volgende. Ingevolge artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van zestien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing worden gelaten en recht worden gedaan overeenkomstig het volwassenenstrafrecht, indien daartoe grond wordt gevonden in de ernst van de begane feiten, de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat in de ernst van de begane feiten of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, geen zelfstandige grond is te vinden voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. De rechtbank ziet ook onvoldoende aanleiding in de persoonlijkheid van verdachte om een uitzondering op de hoofdregel - dat een minderjarige volgens het jeugdrecht wordt berecht - te rechtvaardigen. Het enkele feit dat toepassing van het jeugdstrafrecht mogelijk financieringsproblemen bij de uitvoering van het toezicht met zich kan brengen, maakt niet dat het volwassenenstrafrecht kan en moet worden toegepast.
De rechtbank zal verdachte daarom volgens het jeugdstrafrecht bestraffen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten en de conclusies en het advies van de Raad. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank vindt het kwalijk dat het zo lang geduurd heeft voordat de zaak inhoudelijk kon worden behandeld. Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf enkel de algemene voorwaarde verbinden dat verdachte binnen de proeftijd niet opnieuw een strafbaar feit mag plegen. Verdachte zit op dit moment nog in voorlopige hechtenis, omdat hij verdacht wordt van het plegen van nieuwe strafbare feiten nadat hij meerderjarig is geworden. Hij moet zich op zeer korte termijn verantwoorden voor de rechtbank voor die feiten. Hoewel de rechtbank op geen enkele manier wil vooruitlopen op de uitkomst(en) in die zaak, zou het, gelet op het rapport van de reclassering, mogelijk kunnen zijn dat er in die zaak bijzondere voorwaarden worden opgelegd aan verdachte. De rechtbank ziet op dit moment dan ook geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partijen

Parketnummer 18-278574-23
Sportkantine [plaats] , vertegenwoordigd door mevrouw [slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 631,80 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Daarnaast heeft de heer [slachtoffer 14] zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.348,60 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. De benadeelde partij [slachtoffer 14] heeft daarnaast op het schadevergoedingsformulier, onder "aanvullingen" opgemerkt dat hij 900,- aan omzet is misgelopen, omdat hij zijn oliebollenkraam één dag moest sluiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering die [slachtoffer 1] namens sportkantine [plaats] heeft ingediend, geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder de oplegging van gijzeling.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 14] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder de oplegging van gijzeling. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van sportkantine [plaats] afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De aangever heeft geen rechtstreekse schade geleden,
aangezien de gemeente Waadhoeke eigenaar is van het pand waarin de sportkantine is gevestigd. De gemeente had dan ook een vordering moeten indienen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 14] heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de post van 900,- niet op de juiste manier is opgevoerd. Daarnaast volgt uit de aangifte dat de oliebollenkraam niet een hele dag dicht is geweest. Voor het overige is de vordering onvoldoende onderbouwd waardoor de vordering moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij sportkantine [plaats]
De rechtbank overweegt dat uit de vordering en uit de aangifte van aangever [slachtoffer 15] van 31 oktober 2022 volgt dat de gemeente Waadhoeke de eigenaar is van het pand waarin de sportkantine is gevestigd. Uit de vordering volgt ook dat de gemeente de kosten voor het repareren van de schade die bij de inbraken is ontstaan, heeft voldaan. Het verzoek tot schadevergoeding is echter ingediend door de vertegenwoordiger van de sportkantine. Uit de vordering volgt niet dat [slachtoffer 1] gemachtigd was om dit verzoek namens de gemeente te doen. Daarnaast blijkt uit de vordering ook niet of de sportkantine de kosten alsnog aan de gemeente Waadhoeke dient te betalen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 14]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering van de benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Parketnummer 18-199673-23
De heer [slachtoffer 16] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Ook de heer [slachtoffer 17] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Tot slot heeft Slagerij [slachtoffer 3] , vertegenwoordigd door de heer [slachtoffer 3] , zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 123,74 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van 240,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] moeten worden afgewezen, aangezien de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet aan verdachte ten laste zijn gelegd.
Ten aanzien van de vordering van Slagerij [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt
gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade tot een bedrag van 102,26 toegewezen dient te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder de oplegging van gijzeling. De vordering ten aanzien van de materiële schade dient voor het overige te worden afgewezen aangezien dat deel van de vordering ziet op de BTW die is betaald voor de kassalade. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de immateriële schade, aangezien die vordering onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] moeten worden afgewezen, aangezien de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet aan verdachte ten laste zijn gelegd.
Ten aanzien van de vordering van Slagerij [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade kan worden toewezen tot een bedrag van 102,26. Het overige deel van de vordering ziet op de BTW en dient afgewezen te worden. Daarnaast dient de vordering ten aanzien van de immateriële schade te worden afgewezen, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partijen [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17]
De rechtbank zal de vorderingen van [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] afwijzen, aangezien de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet aan verdachte ten laste zijn gelegd.
Ten aanzien van benadeelde partij Slagerij [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij Slagerij [slachtoffer 3] schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18- 199673-23 onder feit 2 bewezen verklaarde. De gevorderde materiële schade is voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank constateert echter dat het bedrag voor de kassalade is gevorderd inclusief BTW. De rechtbank gaat er vanuit dat de benadeelde partij als bedrijf de BTW kan verrekenen. Dit maakt dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van 102,26 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2022. De vordering zal voor het overige deel (de BTW) worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-278574-23 onder feit 2 en onder parketnummer 18-199673-23 onder feit 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-278574-23 onder feit 1, 3, 4, 5 en 6 en het onder parketnummer
18-199673-23 onder feit 1, 2, 3, 4 primair, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden

Bepaalt dat deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Parketnummer 18-278574-23 (feit 1 en feit 2)
Verklaart de vordering van
sportkantine [plaats]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat sportkantine [plaats] haar eigen proceskosten draagt.

Verklaart de vordering van
[slachtoffer 14]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat [slachtoffer 14] zijn eigen proceskosten draagt.

Parketnummer 18-199673-23 (feit 2)

Wijst de vordering van [slachtoffer 16] af.

Bepaalt dat [slachtoffer 16] zijn eigen proceskosten draagt.

Wijst de vordering van [slachtoffer 17] af.

Bepaalt dat [slachtoffer 17] zijn eigen proceskosten draagt.

Wijst de vordering van de benadeelde partij
Slagerij [slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan Slagerij [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van 102,26 (zegge: honderdtwee euro en zesentwintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering tot materiële schadevergoeding van de benadeelde partij
Slagerij [slachtoffer 3]voor het overige af.
Verklaart de vordering tot immateriële schadevergoeding van
Slagerij [slachtoffer 3]niet-ontvankelijk. De vordering tot immateriële schadevergoeding kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om ten behoeve van
Slagerij [slachtoffer 3]aan de Staat te betalen een bedrag van 102,26 (zegge: honderdtwee euro en zesentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat geen gijzeling kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. van der Kuijl, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. S.T. Kooistra en mr.
J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Boskma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2024.
Mr. M.S. van der Kuijl en mr. J.H.S. Kroeze zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.