ECLI:NL:RBNNE:2024:3781

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
LEE 23-03715-T
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over omgevingsvergunning voor uitbreiding tenniscomplex met padelbanen en akoestische bezwaren

Op 27 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden. De zaak betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor de aanleg van twee padelbanen bij een tenniscomplex in Groningen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, met name op basis van akoestische overlast en de schending van de geldende beheersverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, het college, niet heeft voldaan aan de vergewisplicht zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat de verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat de geluidseffecten van de padelbanen aanvaardbaar zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om de geconstateerde gebreken te herstellen binnen een termijn van tien weken. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat als verweerder geen gebruik maakt van deze gelegenheid, de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak zal doen op het beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen nog geen hoger beroep instellen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: LEE 23/3715-T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank van 27 september 2024 in de zaak tussen
[eisers], te [plaats], eisers,
(gemachtigde: mr. K. Luehof),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden, verweerder,
(gemachtigde: mr. A.M. Timmer).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghoudster], gevestigd te [plaats], vergunninghoudster,
(gemachtigde: [naam]).
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor de aanleg van twee padelbanen op het perceel aan de [adres] te [plaats].
Bij besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit), verzonden op 27 juli 2023, heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit onder een aanvullende motivering gehandhaafd.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 juli 2024. Eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. de Lijster,
E. Fik en W.M.H. van Heuveln. Namens vergunninghoudster zijn voornoemde gemachtigde, [naam] en [naam] verschenen.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Bij haar oordeelsvorming betreft de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1. Vergunninghoudster heeft op 16 september 2022 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het aanleggen van twee padelbanen op voormeld perceel te [plaats] bij verweerder ingediend. Deze aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteiten bouwen en handelen in strijd met de regels van de ruimtelijke ordening.
1.2. Vergunninghoudster heeft op 19 oktober 2022 een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) bij verweerder ingediend. Aan deze melding heeft vergunninghoudster een akoestisch onderzoek van 13 september 2022 van Valersi Geluidbureau ten grondslag gelegd.
Deze melding is getoetst door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (hierna: de RUD) en akkoord bevonden.
1.3. Vergunninghoudster heeft de aanvraag om omgevingsvergunning op 5 december 2022 aangevuld, in die zin dat voormelde aanvraag ook ziet op het kappen van twee bomen in de houtwal rond het bestaande tennispark.
1.4. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning op grond van de Wabo verleend voor de uitbreiding van het tennispark met twee padelbanen op voormeld perceel te [plaats].
1.5. Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 6 maart 2023 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
1.6. Eisers hebben de bezwaren toegelicht tijdens een hoorzitting van 11 mei 2023 van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente De Wolden (hierna: de commissie). Een verslag van deze hoorzitting bevindt zich onder de gedingstukken.
1.7. De commissie heeft verweerder bij brief van 13 juni 2023 geadviseerd om nader te onderzoeken of de activiteit handelen in strijd met regels van de ruimtelijke ordening voldoet aan de voorwaarden van een goede ruimtelijke ordening, meer specifiek gericht op geluid en parkeren.
2. Onder overneming van het advies van de commissie heeft verweerder met het bestreden besluit de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit onder een aanvullende motivering gehandhaafd.
Toepasselijke regelgeving
3. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure nog het oude recht (waaronder de Wabo) van toepassing is, omdat de aanvraag is ingediend voor de inwerkingtreding van de Ow.
Het geschil
5. Tussen partijen is in geschil of verweerder een omgevingsvergunning voor de aanleg van twee padelbanen op voormeld perceel te [plaats] heeft kunnen verlenen. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Toetsingskader
6. De beroepsgronden van eisers betreffen in het bijzonder de afwijking van de regels uit de ter plaatse geldende beheersverordening ‘De Wijk 2015’. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om voor afwijking van de beheersverordening een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. Dat betekent in dit geval dat verweerder de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van de beheersverordening al dan niet te gebruiken. De bestuursrechter stelt niet zelf vast of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht (vgl. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1312).
Goede ruimtelijke ordening (geluid)
7. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat, los van de verleende omgevingsvergunning, een melding op grond van het Activiteitenbesluit is ingediend die door de RUD is getoetst en akkoord bevonden. In het akoestisch rapport dat ten grondslag ligt aan deze melding, is het hekwerk ten behoeve van de padelbanen meegenomen bij de berekening van het langtijdgemiddelde, omdat bijvoorbeeld het slaan tegen de bal met een racket in het bronvermogen zit. Piekgeluiden met betrekking tot het verrichten van (sport)activiteiten in de open lucht dienen volgens verweerder echter buiten beschouwing gelaten te worden bij de toetsing van het geluidsaspect. Uit de meting blijkt een volume variërend van 36 tot 44 db(A) ter plaatse van de woningen, waar een maximum van 50 db(A) is toegestaan. Dit betekent volgens verweerder dat aan de geldende geluidsnormen wordt voldaan en dat er geen reden is om aan te nemen dat het realiseren van twee padelbanen zal leiden tot geluidsoverlast. Het opstellen van geluidsreducerende maatwerkvoorschriften is zodoende ook niet vereist. Gelet op de omgevingsvergunning, de melding op grond van het Activiteitenbesluit en het akoestisch rapport van het geluidbureau Valersi van 13 september 2022 kan volgens verweerder worden gesteld dat de activiteit geen afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen gronden, het straat- en bebouwingsbeeld, sociale veiligheid, verkeersveiligheid en de woonsituatie. Hierdoor is het op grond van artikel 13.1, onder b, van de regels van de beheersverordening, in samenhang gelezen met artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten eerste, van de Wabo mogelijk om af te wijken en een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening. De gevolgen van het geluid in de met de omgevingsvergunning voorziene ontwikkeling acht verweerder aanvaardbaar in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
7.1. Onder verwijzing naar een rapportage “beoordeling akoestisch onderzoek” van
9 oktober 2023 van DGMR betogen eisers dat het akoestische onderzoek van geluidbureau Valersi onjuist en onvolledig is. In dit verband wijzen eisers erop dat uit de voormelde rapportage van DGRM naar voren komt dat het akoestisch onderzoek van geluidbureau Valersi onjuist of onvolledig is met betrekking tot de navolgende aspecten:
- de beoordelingshoogte op het perceel aan de Wiltenweg 31;
- de beschrijving van de geluidsmeting voor het padelspel;
- de gehanteerde bedrijfsduurcorrectie in combinatie met een relatief laag bronvermogen voor het padelspel;
- de ingevoerde bodemgebieden in het rekenmodel;
- de wijze van modelleren van de puntbronnen binnen de padelkooi;
- de impulstoeslag (+5 dB).
In de visie van eisers volgt uit voormelde rapportage van DGRM dat het akoestische onderzoek door geluidbureau Valersi niet is uitgevoerd conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 (hierna: de HMRI). Daardoor zijn de berekende geluidsniveaus in de omgeving niet representatief voor de aangevraagde activiteiten van vergunninghoudster, aldus eisers. Naar de mening van eisers is het bestreden besluit om die reden onzorgvuldig tot stand gekomen.
7.2. Uit vaste jurisprudentie van de AbRvS, onder meer kenbaar uit ECLI:NL:RVS:2020:2907, volgt dat een bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze zogeheten vergewisplicht is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor een uit de wet voortvloeiende adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies van de door hem geraadpleegde deskundige afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op hetgeen een partij ten aanzien van het advies heeft aangevoerd.
7.3. In het akoestisch onderzoek van geluidbureau Valersi is voor de beoordeling van de directe geluidhinder getoetst aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit zondert een aantal geluidbronnen uit van de beoordeling. Het betreft onder meer het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein en het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een inrichting voor horeca-, sport- of recreatieactiviteiten.
7.4. In het akoestisch onderzoek van geluidbureau Valersi is aangesloten bij de grenswaarden die zijn opgenomen in afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit, meer specifiek in tabel 2.17a. Verder zijn piekniveaus ten gevolge van het in de openlucht verrichten van sportactiviteiten, waaronder stemgeluid, meegenomen. In het rapport wordt geconcludeerd dat, ook wanneer de piekniveaus van het stemgeluid worden meegenomen, zonder aanvullende voorzieningen kan worden voldaan aan de grenswaarden in tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit. Daarbij is in dit akoestische onderzoek aangegeven dat padel wordt gespeeld op een afstand van 110 meter van de woningen. In het onderzoek is aangegeven dat door het verschil in de afname van het geluid in de lage en hoge frequenties het geluid niet meer als impulsachtig waargenomen. Het geluid in de hoge frequenties neemt snel met de afstand af, terwijl de lage frequenties op een later tijdstip bij de beoordelingspunten arriveren. Voor het geluid afkomstig van padel op minimaal 110 meter is het geluid niet meer aan te merken als impulsachtig.
7.5. Bij het verlenen van omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van de Wabo moet verweerder beoordelen of de geluidgevolgen van de met de omgevingsvergunning voorziene ontwikkeling aanvaardbaar zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening (vgl. AbRvS, 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1746).
7.6. Uit het in opdracht van vergunninghoudster uitgevoerde akoestische onderzoek door geluidbureau Valersi blijkt dat, ook wanneer de piekniveaus van het stemgeluid worden meegenomen, zonder aanvullende voorzieningen kan worden voldaan aan de grenswaarden in tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit. In de visie van verweerder volgt uit dit akoestische onderzoek, dat akkoord is bevonden door de RUD, dat de gevolgen van het geluid in de met de omgevingsvergunning voorziene ontwikkeling aanvaardbaar worden geacht in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank neemt dit als een vaststaand gegeven aan, dat als wordt voldaan aan de grenswaarden voor geluid op grond van het Activiteitenbesluit er in dit concrete geval ook sprake is van een aanvaardbare ruimtelijke afweging voor wat betreft het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat.
7.7. Met het door eisers overgelegde deskundigenrapport inzake het geluid van padel van 9 oktober 2023 van DGRM wordt twijfel opgeworpen voor wat betreft de juistheid dan wel volledigheid met betrekking tot een zestal aspecten van het akoestische onderzoek van geluidbureau Valersi. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de bevindingen en conclusies van het in opdracht van vergunninghoudster uitgevoerde akoestische onderzoek met betrekking tot de aspecten van de gehanteerde bodemfactor, het geluidbronvermogen van padel en de toeslag voor impulsgeluid niet kunnen volgen. De rechtbank oordeelt dat verweerder voor wat betreft die aspecten de op hem rustende vergewisplicht in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft geschonden. De rechtbank licht dat hierna onder 7.8. verder toe.
7.8. Voor wat betreft het aspect bodemdemping hebben eisers aangevoerd dat geluidbureau Valersi ten onrechte in het rekenmodel een bodemfactor van 0,8 heeft ingevoerd. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting erkend dat niet van de juiste feiten is uitgegaan. Daarbij is niet inzichtelijk gemaakt wat daarvan het effect is voor de geluidbelasting op de woning van eisers. Gelet op dit gebrek aan het rapport heeft verweerder het rapport niet zonder nadere motivering aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. Het betoog van eisers slaagt op dit punt.
Geluidbureau Valersi is voor het geluidbronvermogen van het padelspel uitgegaan van 88 dB(A). DGMR heeft erop gewezen dat geluidbureau Valersi hiervoor verwijst naar een geluidmeting maar dat een beschrijving daarvan ontbreekt. DGMR heeft er onder verwijzing naar de Handreiking Padel en Geluid van de Nederlandse Stichting Geluidhinder van januari 2023 op gewezen dat de spreiding van de representatieve bronvermogens voor padel varieert van 88 dB(A) tot 91 dB(A). Verweerder heeft erop gewezen dat de in het model gehanteerde geluidbronvermogen binnen die bandbreedte valt. De rechtbank is van oordeel dat daarmee onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat in dit specifieke geval van een juist bronvermogen is uitgegaan. Daarbij betrekt de rechtbank dat de meting waar geluidbureau Valersi het bronvermogen aan heeft ontleend niet kenbaar is. Evenmin is door verweerder inzichtelijk gemaakt wat het effect zou zijn van de keuze om voor wat betreft het aspect bandbreedte in een worst case-scenario uit te gaan van de hoogste waarde in de range van 88-91 dB(A) voor het bronvermogen van padel en of deze keuze van invloed is met betrekking tot de vraag of in dat geval een toeslag voor impulsgeluid aan de orde is. Gelet hierop heeft verweerder niet zonder nadere toelichting kunnen uitgaan van het gehanteerde bronvermogen.
Eisers voeren aan dat ten onrechte geen toeslag van 5 dB(A) is toegepast ondank dat tennis- en padelgeluid een impulsachtig karakter heeft. Eisers zijn van mening dat geluidbureau Valersi ten onrechte het geluid afkomstig van padel op een afstand van minimaal 110 meter van de woningen niet meer aanmerkt als impulsachtig. Tussen partijen staat niet ter discussie dat er onder omstandigheden een toeslag van 5 dB(A) op de berekende of gemeten geluidsbelasting moet plaatsvinden. Dat kan ook het geval zijn bij tennis- en padelgeluid.
De rechtbank stelt vast dat geluidbureau Valersi het tennis- en padelgeluid tot 100 meter van de woningen aanmerkt als impulsachtig. In dit geval vindt het padelspel op meer dan 100 meter van de woningen plaats. Daarom wordt volgens geluidbureau Valersi het geluid niet meer als impulsachtig waargenomen. De rechtbank stelt vast dat de motivering hiervoor zeer algemeen en summier is. Geluidbureau Valersi geeft aan dat het geluid door het verschil in de afname van het geluid in de lage en hoge frequenties het geluid niet meer als impulsachtig wordt waargenomen. Het geluid in de hoge frequenties neemt snel met de afstand af terwijl de lage frequenties op een later tijdstip bij de beoordelingspunten arriveren, aldus geluidbureau Valersi. Met deze motivering wordt naar het oordeel van de rechtbank nog niet onderbouwd waarom in dit specifieke geval het geluid van het padelspel ter hoogte van de omliggende woningen, waaronder die van eisers, niet als impulsachtig wordt waargenomen. Verweerder erkent in het verweerschrift ook dat er een mogelijkheid kan zijn dat toch een impulstoeslag moet worden berekend. Ook de RUD schrijft in een reactie op het akoestisch onderzoek van geluidbureau Valersi dat het onzeker is of het geluid nog als impulsachtig kan worden herkend. De rechtbank komt tot het oordeel dat in dit geval niet kan worden uitgesloten dat sprake is van een impulsachtig geluid waarvoor een correctie moet worden toegepast op de berekende geluidwaarden. Daarbij betrekt de rechtbank dat het geluid van het tennisspel, dat van andere orde is dan het geluid van het padelspel, in ieder geval tot een afstand van 100 meter door geluidsbureau Valersi en verweerder wel als impulsachtig wordt beschouwd. Zonder nadere onderbouwing, die in het bestreden besluit ontbreekt, acht de rechtbank de gemaakte beoordeling dat geen sprake is van impulsachtig geluid niet voldoende gemotiveerd. Daarom heeft verweerder zich daarop niet mogen baseren. Verweerder heeft in het verweerschrift nog aangevoerd dat ook met een impulstoeslag de geluidbelasting op de woning van eisers nog kan voldoen aan het Activiteitenbesluit. Hierin zit de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel, gelet op de overige aan het geluidonderzoek klevende gebreken waarvan de akoestische gevolgen niet op voorhand bekend zijn.
7.9. Eisers hebben nog gewezen op de beoordelingshoogte op het perceel aan de Wiltenweg 31. Hier is alleen een beoordelingspunt op 1,5 meter aangehouden en niet 4,5 meter voor de avondperiode. Eisers zijn niet de eigenaren of bewoner van de woning aan de Wiltenweg 31. De rechtbank overweegt dat het uitgaan van een juiste beoordelingshoogte de belangen van de bewoners of eigenaren van die woning beschermt en niet de belangen van eisers. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen eisers niet opkomen voor de belangen van de eigenaar of bewoners van de Wiltenweg 31. Artikel 8:69a van de Awb staat er daarom aan in de weg dat het beroep op dit aspect kan slagen.
De beroepsgrond die is gericht op de gehanteerde bedrijfsduurcorrectie slaagt naar het oordeel van de rechtbank evenmin. Geluidbureau Valersi gaat uit van een effectieve bedrijfsduur van het tennis- en padelspel van 75% tussen 9.00 en 23.00 uur. Verweerder heeft toegelicht het redelijk te achten dat daarvan is uitgegaan in verband met onder meer baanwissels, kantwissels en pauzes tussen het spel. Met wat eisers hebben aangevoerd hebben zij voor wat betreft dit aspect geen concrete aanknopingspunten aangevoerd om aan de juistheid van de gehanteerde bedrijfsduurcorrectie te twijfelen.
Eisers hebben nog aangevoerd dat de wijze van modelleren van de puntbronnen binnen de padelkooi gebrekkig is. Verweerder heeft toegelicht dat de puntbronnen naast de uiteinden van de glazen wanden zijn gepositioneerd en dat voor de glazen wanden geen hoogte is ingevoerd in het model waardoor er ook geen afscherming van het geluid plaatsvindt. Verweerder voert aan dat met deze modellering een hogere geluidsuitstraling is gerekend dan er in werkelijkheid plaatsvindt. Gelet op deze toelichting en gelet op het feit dat eisers deze toelichting niet verder inhoudelijk hebben bestreden, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de wijze van modellering niet deugdelijk is.
7.10. Gelet op de voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht en dat het bestreden besluit om die reden op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank evenmin deugdelijk gemotiveerd dat er sprake is van aanvaardbare geluidgevolgen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Dit brengt met zich dat het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 alsmede artikel 7:12, eerste lid, van de Awb tot stand is gekomen. Om die reden slaagt het betoog van eisers.
Conclusie
8. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank verweerder in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank in dat geval een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de onder rechtsoverweging 7.8. genoemde gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering (mogelijk gebaseerd op nader akoestisch onderzoek), hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met de intrekking van het thans bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op tien weken na verzending van deze tussenuitspraak.
8.1. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. Voor wat betreft het beroep houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak de onder rechtsoverweging 7.8. genoemde gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt verweerder op de rechtbank zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen;
- draagt verweerder op, indien hij gebruik maakt van de gelegenheid tot herstel, de rechtbank zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk mee te delen op welke wijze het gebrek is hersteld en tot welke bevindingen of nader besluit hij is gekomen;
- houdt voor wat betreft het beroep iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024.
De griffier De rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen nog geen hoger beroep instellen.
Afschrift verzonden op:

Bijlage

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
(…).
Artikel 2.2
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
(…)
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
(…)
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
(…)
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
(…)
Algemene Plaatselijke Verordening De Wolden
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen indien:
a. deze staat op de waardevolle bomenlijst als bedoeld in artikel 4:23a en de monumentale bomenlijst als bedoeld in artikel 4:23b van deze verordening;
b. het een gemeentelijke houtopstand is;
c. het een houtopstand is met een doorsnede van 40 centimeter welke is gelegen in een strook van 10 meter gerekend vanaf het midden van de weg. De doorsnede dient gemeten te worden ter hoogte van 1.30 meter van de voet van de boom.
Beheersverordening “De Wijk”
Op grond van de beheersverordening “De Wijk” is aan het perceel de bestemming “Sport” toegekend.
Artikel 3 Gebruiksregels
Artikel 3.1 Bestaand gebruik
a. De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik.
(…).
Artikel 3.2 Aanvullend gebruik
(…)
h. Ter plaatse van bestaande sportvoorzieningen mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruik voor andere sportvoorzieningen.
(…).
Artikel 4 Bouwregels
Artikel 4.1 Bestaande bouwwerken
Binnen het verordeningsgebied zijn aanwezige bestaande bouwwerken toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.
Artikel 4.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
(…)
f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
(…).
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Artikel 13.1 Afwijkingsbevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
(…)
b. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opdat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
(…).
Artikel 13.2 Toetsingscriteria
Een in lid 13.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. de sociale veiligheid;
f. de externe veiligheid.