ECLI:NL:RBNNE:2024:3773

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
18-175607-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man, geboren in 1983, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met de 12-jarige dochter van zijn toenmalige vriendin. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden. De zaak kwam aan het licht na een melding op 5 april 2022, waarbij het slachtoffer verklaarde dat de verdachte haar had betast en met zijn tong had gelikt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die een alternatieve verklaring aanvoerde over secundaire DNA-overdracht via een snotdoek. De rechtbank oordeelde dat het DNA van de verdachte op de schaamlippen van het slachtoffer was aangetroffen, wat de verklaring van het slachtoffer ondersteunde. De rechtbank heeft de alternatieve verklaring van de verdediging verworpen, omdat deze niet aannemelijk werd geacht. De rechtbank heeft ook de impact van de daden van de verdachte op het slachtoffer in overweging genomen, waarbij werd benadrukt dat het slachtoffer op dat moment kwetsbaar was. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/175607-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 januari 2023, 17 november 2023, 4 maart 2024 en 17 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Cras, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 april 2022 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten
  • het wrijven over/aan de binnenkant van haar bovenbe(n)en,
  • het brengen van zijn hand onder haar broek,
  • het (vervolgens) opzij brengen/duwen van haar slip, althans haar ondergoed en (daarbij) het brengen van zijn hand onder haar slip, althans haar ondergoed, en/of
  • het (vervolgens) met zijn hand en/of vinger(s) wrijven over haar vagina en tussen haar schaamlippen, en/of
  • het met zijn tong likken tussen haar schaamlippen en/of op haar vagina.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van ten laste gelegde feit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat, gelet op de inconsistenties in de verklaringen van [slachtoffer] en de mogelijke invloed van (informatie van) derden op de inhoud daarvan, twijfels zijn gerezen over de betrouwbaarheid van haar verklaring. Daarnaast heeft verdachte een alternatief scenario gegeven voor het feit dat zijn DNA is aangetroffen op de buitenste schaamlip van [slachtoffer] . Dit scenario wordt door de resultaten van het aanvullende NFI-onderzoek onvoldoende weerlegd. Nu het strafdossier voor het overige onvoldoende (steun)bewijs bevat voor de verklaring van [slachtoffer] , kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte stellig ontkent en dat de andersluidende verklaring van [slachtoffer] , gelet op de inconsistenties en innerlijke tegenstrijdigheden in haar verklaring, onvoldoende betrouwbaar is om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Voorts is door verdachte een alternatief scenario gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de schaamstreek van [slachtoffer] . Dit alternatieve scenario vindt steun in de verklaringen van getuigen [naam] en [naam] . Bovendien bevestigen de resultaten van het aanvullende NFI-onderzoek dat dit alternatieve scenario van secundaire DNA-overdacht in onderhavig geval mogelijk en aannemelijk is.
Oordeel van de rechtbank
De vraag die de rechtbank in onderhavige zaak dient te beantwoorden, is of het ten laste gelegde feit, gelet op de verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, (hierna te noemen: [slachtoffer] ) enerzijds en de ontkenning van verdachte anderzijds, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank dient daartoe te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar is en of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
heeft op 5 april 2022 twee verklaringen afgelegd. Aan het einde van de middag heeft zij tegenover de politie, haar moeder, een vriendin van haar moeder en (gedeeltelijk) verdachte, verteld wat er tussen haar en verdachte zou zijn voorgevallen. Nog diezelfde avond heeft [slachtoffer] een uitgebreide verklaring bij de politie afgelegd. [slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij in haar pyjama op de bank zat met een dekentje over haar benen, dat zij aan het bellen was en Roblox op haar telefoon speelde, dat haar moeder even weg was om eten te halen, dat verdachte naast haar op de bank ging zitten, dat verdachte eerst met zijn hand over de buitenzijde van haar rechterbeen wreef, dat hij daarna met zijn hand over de binnenzijde van haar rechterbeen wreef, dat hij vervolgens met zijn hand in haar pyjamabroek en onderbroek ging en haar vagina heeft betast, dat hij ook met twee vingers tussen haar schaamlippen heen-en-weer heeft bewogen en dat ze toen heeft gezegd dat ze haar moeder ging bellen, waarna verdachte bij haar is weggelopen. Op 2 augustus 2022 heeft [slachtoffer] een aanvullende verklaring afgelegd. Tijdens dit verhoor heeft zij verteld over dezelfde handelingen en context waarbinnen deze hebben plaatsgevonden. Daarnaast heeft zij verteld dat verdachte ook met zijn tong op haar vagina en tussen haar schaamlippen heeft gelikt.
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat de door [slachtoffer] gegeven informatie in haar verklaringen feitelijk, gedetailleerd en in de kern consistent is. [slachtoffer] is ook heel precies en authentiek in haar beschrijving van wat er volgens haar is gebeurd, hetgeen de betrouwbaarheid versterkt. Gevraagd of verdachte met zijn vingers in of tussen haar plasser is geweest, antwoordt [slachtoffer] bijvoorbeeld: “
Nee, het is er niet helemaal in gegaan. Het is, zeg maar, je hebt, zeg maar, gewoon die twee dingen wat in elkaar.. (ntv) zijn, daar ging-ie tussen. Zeg maar, je hebt dit, en dan ging-ie zo. Opmerking verbalisant: de getuige houdt de wijsvinger en middelvinger van haar rechterhand voor zich en gaat met de zijkant van haar hand tussen de beide vingers terwijl ze bovenstaande zegt.Ook beschrijft zij waar zij het gelik van verdachte heeft gevoeld: “
Ehm.. je hebt gewoon drie delen. Je hebt hier een flap, hier een flap en hier een flap toch ongeveer? Hij ging gewoon tussen die flappen.” Daarnaast geeft [slachtoffer] het aan als ze niet weet hoe ze iets moet uitleggen en vertelt ze ook duidelijk over de handelingen die niet zijn gebeurd. Zo vertelt [slachtoffer] : “
het hol, daar is-ie niet bij geweest”. En over de plek waar verdachte haar gelikt heeft: “
Dr tussen. Niet helemaal echt eh in de v, maar gewoon.”
Dat [slachtoffer] niet meteen heeft verklaard dat verdachte haar ook met zijn tong heeft gelikt, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Zeker nu dit deel van haar verklaring wordt bevestigd door het DNA-onderzoek van het NFI. Bij [slachtoffer] is (onder andere) op haar buitenste schaamlip DNA aangetroffen dat afkomstig is van een man. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit aangetroffen DNA-profiel. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte wel de donor moet zijn van dit celmateriaal. Uit het DNA-onderzoek blijkt voorts dat er een aanwijzing is verkregen voor de aanwezigheid van speeksel in de bemonstering van de buitenste schaamlip van [slachtoffer] . Bij haar oordeel acht de rechtbank voorts van belang dat [slachtoffer] bij aanvang van het verhoor op 2 augustus 2022 ook duidelijk heeft verklaard waarom zij niet eerder over het likken heeft verklaard, namelijk dat zij dit niet durfde vanwege de mogelijke reactie van haar moeder. De rechtbank acht deze verklaring, gelet op de houding van de moeder van [slachtoffer] gedurende het onderzoek, zoals dat naar voren komt uit het strafdossier, begrijpelijk en invoelbaar. Uit de bodycambeelden van verbalisant [naam] blijkt reeds hoe moeilijk het voor [slachtoffer] moet zijn geweest om haar verhaal te vertellen. Zo laat de moeder van [slachtoffer] verdachte vrijwel direct de woonkamer binnenkomen en bij [slachtoffer] op de bank zitten, waarna [slachtoffer] erg overstuur raakt en direct van verdachte weg beweegt. Ook de omstandigheid dat [slachtoffer] huilend en herhaaldelijk blijft benoemen wat er is gebeurd en dat ze echt eerlijk is, terwijl haar moeder duidelijk laat merken dat zij [slachtoffer] niet gelooft, sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat [slachtoffer] de
waarheid spreekt. De rechtbank heeft hierbij niet uit het oog verloren dat [slachtoffer] destijds een jong meisje van twaalf jaar oud was en zich op dat moment, in het bijzonder ten opzichte van haar moeder, in een kwetsbare en afhankelijke positie bevond.
Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [slachtoffer] heeft verklaard over een ervaring die zij daadwerkelijk heeft doorgemaakt. Dat er in de opvolgende verklaringen van [slachtoffer] op (ondergeschikte) punten verschillen naar voren komen, rechtvaardigt niet de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer] in zijn geheel niet (voldoende) betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt.
Steunbewijs
In zedenzaken doet zich veelal de situatie voor dat naast het slachtoffer en de verdachte geen getuigen aanwezig zijn geweest bij de veronderstelde seksuele of ontuchtige handelingen. Volgens artikel 342 lid 2 Sv kan de rechter het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd, niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige ( [slachtoffer] ). Er moet, met andere woorden, voldoende steunbewijs zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Allereerst wordt de verklaring van [slachtoffer] , voor zover betrekking hebbende op de context waarbinnen de handelingen van verdachte hebben plaatsgevonden, bevestigd door de verklaring van verdachte zelf. Hij heeft net als [slachtoffer] verklaard dat hij naast [slachtoffer] op de bank heeft gezeten toen de moeder van [slachtoffer] , zijn vriendin, even met een vriendin naar een winkel was. Daarmee waren verdachte en het slachtoffer op het bewuste moment afgezonderd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij [slachtoffer] toen heeft gekriebeld en over haar rechter bovenbeen heeft gewreven. De rechtbank acht het daarbij opvallend dat verdachte wanneer de politie in de woning is en nadat [slachtoffer] hem heeft toegeroepen “
Bij mijn plasser ga je niet kriebelen” reageert met “
Schatje, ik heb nooit echt aan eh?” en “
Schatje, ik heb dat nooit zo echt bedoeld?” Deze reactie van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte wel degelijk grensoverschrijdende handelingen bij [slachtoffer] heeft gepleegd.
Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door het DNA-onderzoek van het NFI. Van het lichaam van [slachtoffer] zijn na het verhoor op 5 april 2022 diverse bemonsteringen genomen ten behoeve van DNA-onderzoek. In de bemonsteringen van de binnenzijde van de dijen (ZAAE2429NL#02) en de buitenzijde van de schaamlippen (ZAAE2429NL#03) werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Beide mengprofielen zijn vergeleken met de referentieprofielen van [slachtoffer] en verdachte. Voor de bemonstering van de binnenzijde van de dijen geldt dat de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek circa 700.000 keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon. Voor de bemonstering van de buitenzijde van de schaamlippen geldt dat de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon. In de bemonstering van de buitenste schaamlippen is voorts een aanwijzing voor speeksel verkregen. Op basis van deze resultaten van het DNA-onderzoek concludeert de rechtbank dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de binnenzijde
van de dijen en de buitenste schaamlippen van [slachtoffer] , hetgeen de verklaring van [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen die op 5 april 2022 zouden hebben plaatsgevonden, ondersteunt.
Alternatief scenario
Door de verdediging is een alternatieve verklaring gegeven voor de wijze waarop het DNA van verdachte op de schaamstreek van [slachtoffer] is terechtgekomen. Verdachte was op 5 april ziek en zeer snotterig. Zijn neus snoot hij in een (hand)doek totdat die doek helemaal vol was. [slachtoffer] zou op 5 april de (doorweekte) snotdoek van verdachte tweemaal in haar handen hebben gehad en naar verdachte hebben toegegooid. Daarna heeft zij zich omgekleed. Mogelijk is het DNA van verdachte tijdens het omkleden via secundaire overdracht, al dan niet bewust, van de handen van [slachtoffer] op haar schaamstreek terechtgekomen. Dit scenario wordt ondersteund door de bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen van [naam] , moeder van [slachtoffer] , en [naam] , de ex-partner van verdachte, aldus de verdediging.
Het alternatieve scenario over de secundaire overdracht zoals geschetst door de verdediging acht de rechtbank niet aannemelijk. Daarbij is voor de rechtbank mede het volgende van belang. In het nadere DNA-onderzoek door het NFI zijn twee hypothesen geformuleerd.1 De eerste hypothese gaat, kort gezegd, uit van het ten laste gelegde handelen van verdachte: hij heeft [slachtoffer] op haar vagina en schaamlippen betast met zijn hand en vingers en heeft haar op deze plekken gelikt. [slachtoffer] heeft in deze hypothese de snotdoek van verdachte niet aangeraakt. De tweede hypothese gaat, kort gezegd, uit van het alternatieve scenario: verdachte heeft [slachtoffer] niet betast of gelikt op haar vagina of schaamlippen. [slachtoffer] heeft in deze hypothese de snotdoek van verdachte vastgepakt en gegooid.
Door de deskundige van het NFI is onderzocht bij welke hypothese de resultaten van het eerder verrichte DNA-onderzoek beter passen. De uitkomst van dit onderzoek is dat de resultaten van dit DNA-onderzoek 50 maal waarschijnlijker zijn wanneer de eerste hypothese waar is, dan wanneer de tweede hypothese waar is. Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze uitkomst, mede in het licht van de bewijsmiddelen, eerder steun aan de verklaring van [slachtoffer] dan aan het door verdachte geschetste alternatieve scenario.
Voorts ziet de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, in de verklaringen van getuigen [naam] en [naam] geen ondersteuning voor het geschetste scenario. Ten aanzien van getuige [naam] overweegt de rechtbank dat zij enkel het ziek-zijn van verdachte op 5 april 2022 bevestigt. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was de getuige evenwel niet in de woning aanwezig. Over wat er in die woning al dan niet heeft plaatsgevonden, kán getuige [naam] dan ook niet (belastend of ontlastend) verklaren.
Ten aanzien van getuige [naam] overweegt de rechtbank het volgende. Ook getuige [naam] bevestigt dat verdachte op 5 april 2022 ziek was. Daarnaast verklaart zij dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] op een gegeven moment de snotdoek van verdachte naar hem toegooide. [slachtoffer] heeft met stelligheid ontkend dat zij een snotdoek in haar handen heeft gehad. Getuige [naam] verklaart niet op welk moment zij [slachtoffer] de snotdoek heeft zien gooien. De rechtbank stelt vast dat dit in ieder geval vóór het vertrek van getuige [naam] naar de winkel moet zijn geweest. Dit is (ruim) voordat [slachtoffer] zich heeft omgekleed en - in de visie van de verdediging - via secundaire overdracht het DNA van verdachte op haar buitenste schaamlip heeft aangebracht. De rechtbank constateert dat in de tussenliggende tijd door [slachtoffer] veel handelingen zijn verricht. Zo blijkt uit het strafdossier dat zij in die periode in ieder geval een dekentje over haar benen heeft gelegd, dat zij haar pyjama over haar knieën heeft getrokken, dat zij gedurende enige tijd haar telefoon in haar handen heeft gehad, dat ze met haar telefoon heeft gebeld en daarop een spel op Roblox heeft gespeeld. Zoals door de deskundige in het nadere NFI-rapport is uiteengezet, wordt met elke handeling die [slachtoffer] met haar handen verricht, de hoeveelheid lichaamsvreemd DNA op haar handen kleiner. De kans dat [slachtoffer] tijdens het omkleden, dat
bovendien pas enige tijd later heeft plaatsgevonden, én haar buitenste schaamlip met haar handen heeft aangeraakt én dat zij daarbij DNA van verdachte op die schaamlip heeft aangebracht, acht de rechtbank dan ook reeds klein. De kans dat vervolgens enkele uren na dit omkleden, waarbij door [slachtoffer] ook nog meerdere reisbewegingen tussen haar woning, het politiebureau en het ziekenhuis zijn gemaakt, op de buitenste schaamlip van [slachtoffer] DNA van verdachte wordt aangetroffen, is naar oordeel van de rechtbank, mede gelet op hetgeen de deskundige in het nadere NFI-rapport omtrent deze route heeft overwogen, heel klein. Gelet op bovenstaande overwegingen biedt de verklaring van getuige [naam] naar het oordeel van de rechtbank dan ook juist meer steun aan het scenario dat het DNA van verdachte rechtstreeks aan [slachtoffer] is toegebracht (hypothese 1) dan aan het door de verdediging geschetste scenario (hypothese 2).
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de verklaringen van [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen van de kant van verdachte die zij heeft moeten ondergaan, door haar zijn verzonnen en dat zij na het vasthouden en gooien van de snotdoek bewust het DNA van verdachte op haar schaamstreek heeft aangebracht, overweegt de rechtbank dat zij hiervoor in het dossier geen enkele aanwijzing heeft gevonden. De rechtbank acht het bovendien zeer onwaarschijnlijk dat een meisje van twaalf jaar zo planmatig en berekenend te werk zou zijn gegaan.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Conclusie
Op basis van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en op specifieke punten doorslaggevende steun vindt in ander bewijsmateriaal . Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2022, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100/2022084622 (onderzoek Denver) d.d. 4 oktober 2022, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Op 5 april 2022 werd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, gehoord. V1: Vertel eens, waarvoor ben jij hier?
A: Zeg maar, ik zat in me pyjama op de bank, met mijn deken om. En toen deed mijn stiefvader mijn deken weg, en mijn onderbroek deed hij zo, en toen begon die daaraan te zitten.
O: De getuige beweegt haar rechterhand ter hoogte van haar kruis op en neer terwijl ze bovenstaande zegt.
V1: Op welke dag was dat? A: Vandaag.
V1: En dan komt [naam] erbij. En dan? A: Die ging eerst gewoon rustig zo.
O: De getuige wrijft met de vlakke rechterhand over de buitenkant van haar rechterbovenbeen terwijl ze bovenstaande zegt.
A: Dan ging die zo.
O: De getuige wrijft met de vlakke rechterhand over de binnenkant van haar rechterbovenbeen terwijl ze bovenstaande zegt.
A: En toen ging die..., hier dus.
O: De getuige wijst met haar rechterhand in de richting van haar kruis terwijl ze bovenstaande zegt.
A: Toen deed-ie de onderbroek, zeg maar, deed-ie aan de kant, en dan ging die zo.
O: De getuige maakt met haar rechterhand een op-en-neer gaande beweging bij haar kruis terwijl ze bovenstaande zegt.
VI: En hoe deed-ie jouw onderbroek aan de kant?
A: Gewoon zo, volgens mij, ik weet niet echt precies, daar keek ik niet naar.
O: De getuige gebaart met haar linkerhand in de richting van haar kruis terwijl ze bovenstaande zegt. A: Want ik had een deken om.
V1: En wat voelt die hand dan bij jou? Is dat dan op jouw blote vel, of is dat op je broek? Of hoe gaat dat? A: Onder me onderbroek ging-ie gewoon echt zo er helemaal in.
V1: En met welke hand raakt-ie jou dan aan? A: De..., dat was wel gewoon de rechter.
V1: De rechterhand. En waar dan precies? Wat voel je? A: De hand.
VI: En waar komt die hand?
O: De getuige wijst met haar rechterhand naar haar kruis terwijl ze bovenstaande zegt. V1: En wat zit daar?
A: Mijn plasser.
V1: Je plasser. En wat doet die hand bij je plasser? A: Heen en weer.
O: De getuige maakt het haar rechterhand heen en weer gaande bewegingen terwijl ze bovenstaande zegt.
VI: En is dat dan er overheen, of er tussen, of... A: Er tussen.
V1: ...ernaast, of anders?
A: Er tussen.
VI: Er tussen. En dan gaat die hand heen en weer. A: Ja.
V1: Met de hele hand?
A: Nee, met twee (2) vingers.
V1: En hoe wist je dat dat twee (2) vingers waren? A: Dat kan ik voelen.
V1: Dat kon je voelen. En waar was dan de andere hand van [naam] ? A: Die hield de onderbroek tegen van teruggaan.
V1: Dus die hand bleef steeds op dezelfde plek, als ik je goed begrijp? A: Ja.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2022, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Gehoord werd [slachtoffer] .
VI: En jij ging hier net zitten. En toen zei jij, ik heb de vorige keer niet alles verteld. A: Mhm.
VI: Hoe zit dat?
A: Want ik zei dan zo van hij had mij aangeraakt. VI: ja.
A: Hij had me eerst ook aangeraakt, maar... Ik voel me een beetje ongemakkelijk als ik dit zeg. VI: Mhm.
A: Daarnaast heeft 'ie ook nog met zn tong. VI: En wat gebeurde dr dan?
A: In onze woning in [plaats] zat ik op de bank, toen ging die eerst met de vingers, en...En dan wat later ging die met zn tong daar zitten. Maar ik wil... Ik moet het niet te gedetaild zeggen als het kan. Dat vind ik een beetje...
VI: Je wilt het niet te gedetailleerd zeggen. Nou weet je, als we nu afspreken dat jij mij één (1) keer gedetailleerd verteld wat er toen gebeurd is.
A: Oké.
A: Hij ging eerst hier zitten.
O: De getuige gaat met haar rechterhand naar haar kruis.
A: En daarna begon hij opeens zn hoofd onder de deken te steken en toen begon hij met zn tong daar te zitten.
VI: En waar begon die met zn tong? A: Hier.
O: De getuige gaat met haar rechterhand naar haar kruis. VI: Wat is hier?
A: Plasser.
VI: En wat deed die met zn tong? A: Likken.
VI: En wat voelde jij?
A: Gelik.
V2: En waar voelde jij dat gelik? A: Op mn plasser.
VI: En waar precies op jouw plasser? A: D'r tussenin.
VI: D'r tussenin.
A: Niet helemaal echt eh... in de v, maar gewoon. VI: Probeer het maar te vertellen.
A: Ehm... je hebt gewoon drie (3) delen. Je hebt hier een flap, hier een flap en hier een flap toch ongeveer?
VI: Ja.
A: Hij ging gewoon tussen die flappen. VI: Tussen die twee (2) flappen in.
A: Ja.
VI: En waar zit 'ie dan met zn tong?
A: Bij mn plasser.
VI: Bij je plasser. In het midden? A: Ja.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2022, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Onderstaand betreft een gedeelte letterlijke uitwerking van de gedragen bodycam door de collega.
De collegas komen ter plaatse. [naam] : Wat is er aan de hand?
Moeder: Zij zegt dat jij tussen haar benen hebt gezeten. [naam] : Schatje je weet het toch..
[slachtoffer] : Ik zat te bellen. [naam] : Kriebelen.
[slachtoffer] : Je zat hier. [slachtoffer] gaat met haar hand naar haar kruis.
Opmerking: [naam] gaat op de bank zitten, [slachtoffer] slaakt een gilletje en kruipt dichter tegen haar moeder aan.
[naam] : Het is alleen maar kriebelen echt. [slachtoffer] : Bij mijn plasser ga je niet kriebelen.
[naam] : Schatje, ik heb nooit echt aan eh? Schatje ik heb
Opmerking: Terwijl [naam] spreekt gilt [slachtoffer] er doorheen en huilt. W: Schatje, ik heb dat nooit zo echt bedoeld?
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
13 juli 2022, op pagina 239 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte: V; Gisteren vertelde je dat je [slachtoffer] over haar schouder hebt gewreven. Klopt dat?
A; Ja dat klopt.
V: Hoe kan het dat zowel [naam] als de politiemensen zeggen dat jij tegen hen hebt gezegd dat je over het been van [slachtoffer] hebt gewreven?
A; Ja dat is ehhh. .. in de periode van de Efteling kijken zijn er natuurlijk wel vast wel. Ben ik wel op haar been ehh.
V: Wat bedoel je?
A: Ja ik heb wel over haar been gewreven.
V: Je hebt het over kriebelen tegen de politiemensen en [naam] . Wat bedoel je daar dan mee?
A: Met kriebelen bedoel ik dat je met je vingertoppen heel zachtjes heen en weer gaat. Mijn vingers gaan dan heen en weer Het is aaien/kriebelen.
4. Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaats] ), d.d.
24 april 2022, opgenomen op pagina 140 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Op 5 april 2022 werd een forensisch medisch onderzoek uitgevoerd op en in het lichaam van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010. Er werden lichaamsbemonsteringen veiliggesteld van de borsten, binnenkant dijen, diep vaginaal, binnenste en buitenste schaamlippen. De bemonsteringen werden veiliggesteld onder SIN ZAAE2429NL.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.04.26.138 (aanvraag 001), d.d.
19 mei 2022 opgemaakt door M.J.W. Pouwels, NFI-deskundige, opgenomen op pagina 183 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn of haar deskundige verklaring:
De natte bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten ZAAE2429NL van slachtoffer [slachtoffer] zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof), speeksel en bloed.

Tabel 1 Resultaten van het sporenonderzoek

Omschrijving van de bemonstering
Aanwijzing speeksel
veiliggesteld voor DNA-
onderzoek als:
Schaamlippen buitenzijde
nat
Ja
ZAAE2429NL#03
Een proces-verbaal van waarneming en afname celmateriaal, d.d. 1 juni 2022, opgenomen op pagina 187 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 1 juni 2022 werd DNA-celmateriaal, door middel van wangslijmvlies, afgenomen van [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1983. Het DNA-celmateriaal werd voorzien van het identiteitszegel WAAT9316NL, verpakt, verzegeld en opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.04.26.138 (aanvraag 002), d.d. 29 juni 2022 opgemaakt door
M.J.W. Pouwels, NFI-deskundige, opgenomen op pagina 194 e.v van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn of haar deskundige verklaring:
Verzocht is het referentiemonster wangslijmvlies WAAT9316NL van verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1983) te onderwerpen aan een DNA-onderzoek en het DNA-profiel te vergelijken met DNA-mengprofielen ZAAE2429NL#02 (binnenzijde dijen nat) en ZAAE2429NL#03 (schaamlippen buitenzijde nat). Het doel van dit
onderzoek is om vast te stellen of de bemonsteringen DNA bevatten die afkomstig kan zijn van deze verdachte.
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
ZAAE2429NL#02
(binnenzijde dijen) nat)
minimaal twee personen:
-slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
circa 700 duizend keer
ZAAE2429NL#03
(schaamlippen buitenzijde nat)
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

DNA-mengprofiel ZAAE2429NL#02 is circa 700 duizend keer waarschijnlijker wanneer de
bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige
onbekende persoon.
DNA-mengprofiel ZAAE2429NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de
bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige
onbekende persoon.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 5 april 2022 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten
  • het wrijven aan de binnenkant van haar bovenbeen,
  • het brengen van zijn hand onder haar broek,
  • het (vervolgens) opzij brengen van haar slip en (daarbij) het brengen van zijn hand onder haar slip en
  • het (vervolgens) met zijn hand en/of vingers wrijven over haar vagina en tussen haar schaamlippen, en
  • het met zijn tong likken tussen haar schaamlippen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vanwege de gevorderde vrijspraak geen strafeis geformuleerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vanwege de bepleite vrijspraak geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, d.d. 22 augustus 2024.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] , de dochter van zijn toenmalige vriendin. Met dit handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . [slachtoffer] was destijds 12 jaar oud, terwijl verdachte 39 jaar oud was. [slachtoffer] was bovendien als gevolg van (mogelijke) psychische problematiek kwetsbaar. Verdachte was hiervan, als partner van de moeder van [slachtoffer] , op de hoogte. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbaarheid en van het overwicht dat hij als volwassene en als partner van haar moeder op [slachtoffer] had. De ontuchtige handelingen hebben bovendien plaatsgehad in de woning van de moeder van [slachtoffer] , bij uitstek de plek waar [slachtoffer] veiligheid en bescherming had moeten vinden. Verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden en heeft zijn eigen (lust)gevoelens en behoeften voorop gesteld.
Verdachte heeft ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Door de ontkennende houding van verdachte heeft de rechtbank ook geen zicht kunnen krijgen op wat hem heeft gedreven om het bewezenverklaarde feit te plegen.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte (het strafblad) van 22 augustus 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf. Voorts blijkt dat verdachte sinds onderhavig feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het strafblad van verdachte werkt dan ook niet strafverzwarend.
Persoon van de verdachte
De reclassering heeft bij brief van [geboortedatum] 2024 laten weten dat verdachte, op advies van zijn raadsvrouw, niet wenst mee te werken aan het opstellen van een reclasseringsrapportage. Ter
terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een eigen (huur)woning heeft, dat hij thans een baan heeft bij een wegmarkeringsbedrijf, dat hij zijn schulden aan het aflossen is en dat het contact met zijn kinderen goed is. Wel zijn zijn kinderen getraumatiseerd geraakt door het verblijf van verdachte in detentie.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, mede gelet op straffen die in (min of meer) vergelijkbare zaken zijn opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank ziet in het tijdsverloop in deze zaak geen aanleiding om de straf te matigen, nu een deel van het tijdsverloop toe te rekenen is aan de verdediging.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich, als wettelijk vertegenwoordiger (op grond van artikel 1:245 lid 4 BW) van zijn dochter, benadeelde partij [slachtoffer] , in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 548,06 ter zake van materiële schade en 2.200,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich vanwege de gevorderde vrijspraak van op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich vanwege de bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De vordering, waarvan de hoogte niet door of namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 april 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door [slachtoffer] , toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.748,06 (zegge: tweeduizendzevenhonderdachtenveertig euro en zes eurocent). Dit bedrag bestaat uit 548,06 aan materiële schade en 2.200,- aan immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.748,06 (zegge: tweeduizendzevenhonderdachtenveertig euro en zes eurocent). Dit bedrag bestaat uit 548,06 aan materiële schade en 2.200,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 37 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. H. van der Werff en
mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas en A.J. Veenstra Msc, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2024.
Mrs. Van der Werff en Ter Haar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.04.26.138 (aanvraag 005), d.d. 30 augustus 2023 opgemaakt door M.J.W. Pouwels en Y. van der Wal, NFI-deskundigen en een herzien deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.04.26.138 (aanvraag 006), d.d. 27 februari 2024 opgemaakt door Y. van der Wal, NFI-deskundige.