In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 26 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van een wapenverlof beoordeeld. Eiser, een jager, had een aanvraag ingediend voor een wapenverlof om zich te kunnen verdedigen tegen wolven die zijn schapen aanvallen. De aanvraag was eerder afgewezen door de korpschef van de Nationale Politie en de minister van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht het wapenverlof heeft geweigerd, omdat eiser geen redelijk belang heeft aangetoond voor het verlenen van dit verlof. De rechtbank stelt vast dat de aanval van een wolf op schapen niet kan worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding in de zin van de wet, en dat de minister een grote beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van wat een redelijk belang is. Eiser had aangevoerd dat hij een wapenverlof nodig had voor zelfverdediging, maar de rechtbank concludeert dat de situatie van eiser niet uitzonderlijk genoeg is om een wapenverlof te rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat eiser ook andere, minder ingrijpende maatregelen had kunnen nemen ter bescherming van zijn schapen. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigt dat de minister niet verplicht is om het wapenverlof te verlenen.