ECLI:NL:RBNNE:2024:3734

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
18.195234.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor rijden onder invloed, wederspannigheid, vernieling en brandstichting met gemeen gevaar

Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor meerdere strafbare feiten. De man was schuldig bevonden aan rijden onder invloed van alcohol met een ongeldig verklaard rijbewijs, wederspannigheid, tweemaal vernieling en brandstichting met gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank oordeelde dat de man op 12 augustus 2022, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, een motorrijtuig bestuurde met een alcoholgehalte van 1,43 milligram per milliliter bloed. Daarnaast verzet hij zich tegen de politie tijdens zijn aanhouding. Op 15 juni 2024 stichtte hij brand in de tuin van zijn huurwoning, wat gemeen gevaar voor omliggende goederen met zich meebracht, en vernielde hij een deur die aan zijn partner toebehoorde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de Nationale Politie, volledig toegewezen, inclusief schadevergoeding en wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten, en legde bijzondere voorwaarden op voor de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en behandeling voor zijn alcoholverslaving.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18-195234-24 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-327962-22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-015001-23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 96-170497-21 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 96-208552-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1991 te [geboorte plaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Konya, advocaat te Bodegraven. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-327962-22
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Stadskanaal, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres 1], als bestuurder een motorrijtuig, (een personenauto merk, Daewoo Matiz, kenteken: [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2. hij op of omstreeks 12 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Stadskanaal, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [naam] en/of [naam] (hoofdagent en/of inspecteur van de Politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten bij de aanhouding van verdachte, door zich los te rukken en/of zich in een andere beweging te bewegen dan waarin voorgenoemde ambten(a)r(en) hem wilde bewegen en/of die [naam] een schop tegen een been te geven;
3.
hij op of omstreeks 12 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Stadskanaal, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto merk: Daewoo Matiz, [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,43 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Parketnummer 18-195234-24
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2024 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met karton, papier en/of een magnetron, althans een (andere) brandbare stof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten andere in de tuin aanwezige goederen, de woning/het pand van
[slachtoffer] en/of omliggende woningen/panden te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk het raam van een deur en/of een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 15 juni 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudkamer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Noord-Nederland en/of de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor alle feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-327962-22, feiten 1 en 3
De rechtbank acht feiten 1 en 3 onder parketnummer 18-327962-22 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 d.d. 16 september 2022 inclusief bijlage, opgenomen op pagina 30 en verder van het dossier van Politie NoordNederland met nummer 2022210490 d.d. 15 september 2022, inhoudend de verklaring van verbalisant;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 12 september2022, opgenomen op pagina 5 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten.
Parketnummer 18-327962-22, feit 2
De rechtbank past ten aanzien van parketnummer 18-327962-22 feit 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2022,opgenomen op pagina 41 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022210490 d.d. 15 september 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 12 augustus 2022 in [plaats] deelden wij [verdachte] mee dat hij werd aangehouden. We hebben hem gesommeerd om in onze auto plaats te nemen. Dit wilde hij niet. Met lichte dwang probeerden we hem in onze bus te krijgen, maar hij begon tegen te stribbelen. Wij vorderden dat hij mee moest werken, maar hij begon zich nu met kracht te verzetten. Hij probeerde met kracht ons te belemmeren om de handboeien aan te leggen. Tijdens het dichtdoen van de deur heeft [verdachte] verbalisant [naam] nog met kracht een schop tegen zijn bovenbeen gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2022,opgenomen op pagina 44 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 12 augustus 2022 heb ik samen met een collega verdachte Van de [verdachte] aangehouden. Ik heb hem bij zijn arm gepakt. Ik voelde dat hij zijn arm losrukte. Ik heb vervolgens zijn arm stevig beet gepakt om hem richting de achterzijde van de bus te bewegen. Ik voelde dat hij kracht zette om zich los te rukken. Ik pakte zijn arm weer vast en heb met kracht de arm op zijn rug gebracht. Ik voelde dat Van de [verdachte] zich verzette. Ik hoorde van [naam] dat hij een trap heeft gekregen van Van de [verdachte] tijdens het in de bus plaatsen. Ik heb vervolgens Van de [verdachte] vastgepakt en gefixeerd tegen de zijkant van de bus. Ik voelde dat Van de [verdachte] zich verzette.
Parketnummer 18-195234-24, feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 18-195234-24 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelenslechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juni 2024, opgenomen oppagina 15 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2024158860 en 2024158943 d.d. 15 juni 2024, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juni 2024, opgenomen oppagina 19 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] (namens de Nationale
Politie);
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, d.d. 16 juni2024, opgenomen op pagina 26 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2024, opgenomenop pagina 32 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant.
De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-327962-22
1.
hij op 12 augustus 2022 te [plaats] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, [adres 1], als bestuurder een motorrijtuig, (een personenauto merk, Daewoo Matiz, kenteken:
[kenteken] ), van die categorie heeft bestuurd.
2.
hij op 12 augustus 2022 te [plaats] , zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [naam] en [naam] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten bij de aanhouding van verdachte, door zich los te rukken, zich in een andere beweging te bewegen dan waarin voorgenoemde ambtenaren hem wilde bewegen en die [naam] een schop tegen een been te geven.
3.
hij op 12 augustus 2022 te [plaats] , als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto merk: Daewoo Matiz, [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,43 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Parketnummer 18-195234-24
1.
hij op 15 juni 2024 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met karton, papier en een magnetron, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten andere in de tuin aanwezige goederen, de woning en omliggende woningen te duchten was.
2.
hij op 15 juni 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een deur, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield.
3.
hij op 15 juni 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudkamer, die geheel aan de Nationale Politie toebehoorde, heeft onbruikbaar gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-327962-22
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 6 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de reeds ondergane tijd in voorlopige hechtenis. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten en het niet wenselijk is om verdachte langere tijd in detentie te laten doorbrengen en daarna pas de behandeling te starten. Verder heeft de raadsman verzocht om in strafmatigende zin mee te nemen dat er sprake is van schending van de redelijke termijn, nu de feiten onder parketnummer 18-327962-22 op 12 augustus 2022 hebben plaatsgevonden en deze dus pas meer dan 2 jaren na dato op zitting staan. Bovendien is er bij die feiten sprake van samenloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering
d.d. 2 september 2024 en het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 augustus 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zestal feiten. Op 12 augustus 2022 heeft verdachte onder invloed van alcohol een personenauto bestuurd, terwijl (hij wist dat) zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat de concentratie, waarneming en het reactievermogen negatief worden beïnvloed door het gebruik van alcohol. Daar komt bij dat verdachte niet verzekerd zou zijn geweest indien er een ongeluk had plaatsgevonden met een andere verkeersdeelnemer. Verdachte heeft zich met zijn handelen dan ook onvoldoende bekommerd om de verantwoordelijkheid die hij als bestuurder van een motorvoertuig heeft ten opzichte van andere verkeersdeelnemers. Verder heeft verdachte zich diezelfde dag schuldig gemaakt aan wederspannigheid, door zich hevig te verzetten tegen politieambtenaren die hem naar aanleiding van de hiervoor genoemde feiten wilden aanhouden. Daardoor heeft hij de werkzaamheden van deze politieambtenaren ontoelaatbaar bemoeilijkt.
Ongeveer 2 jaren later heeft verdachte wederom onder invloed van alcohol de deur van de huurwoning die hij samen met zijn partner bewoonde, vernield door het raam daarvan in te gooien met een steen. Vervolgens heeft verdachte brand gesticht in de tuin door in een winkelkar papier, karton en een oude magnetron in brand te steken. Toen verdachte vervolgens door de politie is meegenomen, heeft hij in de ophoudkamer geürineerd en met zijn eigen bloed de deur beklad. Het betreft ernstige en vervelende feiten. Met name de brandstichting betreft bovendien een ernstig misdrijf waarmee verdachte een gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan. De vuurhaard bevond zich dicht op de woning en er zijn diverse goederen in de tuin beschadigd. De schade is weliswaar relatief beperkt gebleven, maar dat was mogelijk anders geweest indien de brand niet tijdig zou zijn geblust. De brand was namelijk al zo ver gevorderd dat deze niet meer te blussen was geweest met een tuinslang. Het is niet aan verdachte te danken dat de hulpdiensten (op tijd) zijn ingeschakeld. Dergelijk handelen zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Tot slot geldt ten aanzien van de vernieling van de deur en het onbruikbaar maken van de ophoudkamer dat dergelijk handelen getuigt van een gebrek aan respect voor andermans eigendom.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Gelet op de hoeveelheid aan feiten en de ernst van met name de brandstichting, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de persoon van verdachte. Allereerst heeft de rechtbank daartoe acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat sprake is van veelvuldige recidive. Daarnaast volgt uit de omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage dat bij hem sprake is van ADHD, een verstandelijke beperking en een alcoholverslaving. Er wordt een patroon gezien als het gaat om geweldsdelicten die worden begaan onder invloed van alcohol. Ook staat verdachte op de veelplegerlijst van het Openbaar Ministerie. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Om dit recidiverisico in te perken, adviseert de reclassering oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank tevens rekening met het feit dat in de zaak met parketnummer 18-327962-22 sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal daarom anders dan de officier van justitie heeft gevorderd geen rijontzegging opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden (met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht), waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De Nationale Politie heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 210,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-195234-24 feit 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom volledig worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 juni 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bij onherroepelijk vonnis van 30 januari 2023 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 februari 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Bij onherroepelijk vonnis van 20 mei 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 januari 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Bij onherroepelijk vonnis van 21 maart 2023 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 april 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vorderingen van 13 augustus 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van bovengenoemde voorwaardelijke straffen en heeft gepersisteerd bij deze vorderingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging, met verlenging van de proeftijden met 1 jaar. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte al een forse periode in detentie heeft doorgebracht en dat een verlenging van de proeftijd kan dienen als extra motivatie voor verdachte om zich te houden aan de voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet in hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht geen aanleiding om de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen en de proeftijden te verlengen. Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 18-195234-24 heeft begaan voor het einde van de proeftijden, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke straffen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 157, 180 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder parketnummer 18-327962-22, feiten 1 2 en 3 en parketnummer 18-195234-24, feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich na het ingaan van de proeftijd meldt bij VNN Reclassering Groningen op het[adres 1] te Groningen. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door AFPN ForFact LVB/Trajectum of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele
proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij volledig toe en veroordeelt verdachte om aan de Nationale Politie te betalen:
  • het bedrag van 210,00 (zegge: tweehonderdtien euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van de Nationale Politie aan de Staat te betalen een bedrag van 210,00 (zegge: tweehonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 210,00 aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 4 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18-015001-23:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 30 januari 2023, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

96-170497-21:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 20 mei 2022 te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 96-208552-22:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 21 maart 2023, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. A. Nieuwenhuis en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. F.C.A. Fierstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2024.
Mr. C. Krijger en mr. F.C.A. Fierstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.