Voor de beantwoording van deze vragen die zien op de beoordeling van de psychische gesteldheid van de verdachte heeft de rechtbank zich laten voorlichten door gedragsdeskundigen. Het uiteindelijke oordeel over de toerekenbaarheid is een juridisch oordeel, waarbij de rechtbank alle omstandigheden van het geval moet betrekken.
De rechtbank heeft acht geslagen op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 22 augustus 2024, opgemaakt door drs. S.M. van Neerrijnen, psychiater en op de psychologische onderzoeksrapportage d.d.
21 augustus 2024, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog.
De conclusie van de psychiater luidt dat verdachte lijdend is aan een licht verstandelijke beperking, een reactieve hechtingsstoornis en een matige stoornis in cannabisgebruik, welke stoornissen ten tijden van het plegen van het bewezenverklaarde aanwezig waren. Daarnaast is bij verdachte sprake van psychosociale problemen. De psychiater adviseert daarom om het bewezenverklaarde niet aan verdachte toe te rekenen.
De conclusie van de psycholoog luidt dat verdachte intellectuele capaciteiten heeft op licht tot matig verstandelijk beperkt niveau. Tevens is er sprake van een psychotische stoornis en van een stoornis in cannabisgebruik. Deze psychische problematiek was aanwezig tijdens het plegen van het bewezenverklaarde. De psycholoog adviseert daarom om het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen, waarbij de kanttekening wordt gemaakt dat wanneer de realiteitsverstoringen (in het kader van de psychotische stoornis) meer op de voorgrond hebben gestaan dan waar nu zicht op is verkregen, het bewezenverklaarde feit hem mogelijk in het geheel niet kan worden toegerekend.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundigen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een psychische stoornis en neemt deze conclusies grotendeels over. De rechtbank begrijpt het advies van de psycholoog aldus, dat het ten laste gelegde ten minste in sterk verminderde mate zou kunnen worden toegerekend. De omstandigheid dat niet volledig zicht is verkregen op de vraag op welke wijze de realiteitsverstoringen in het kader van de psychotische stoornis hebben doorgewerkt, brengt naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet mee dat een volledige doorwerking van de psychose bij het plegen van de feiten niet aan de orde is geweest. Uit het dossier valt op te maken dat bij verdachte sprake is geweest van een grote ontregeling, waaraan door de deskundigen ook niet wordt getwijfeld. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het bewezenverklaarde in het geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank verdachte niet strafbaar en zal verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte voor het ten laste gelegde feit een nietgemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat aan alle vereisten voor oplegging daarvan is voldaan en dat alternatieven, zoals een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dan wel een zorgmachtiging, onvoldoende worden geacht om het hoge recidiverisico te kunnen inperken. Gebleken is dat eerdere behandelingen binnen een vrijwillig en gedwongen kader tot op heden niet tot gedragsverandering hebben geleid. Verdachte wordt niet in staat geacht zich aan voorwaarden te kunnen houden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Indien en voor zover de rechtbank een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging oplegt, heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht om de maatregel te maximeren tot 4 jaren gelet op de aard van het feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting in zijn appartement op een locatie van [instelling] waarin zich meerdere appartementen bevinden, door met een aansteker kleding in brand te steken. Daarmee heeft hij niet alleen zichzelf, maar ook de goederen, andere bewoners en de in het gebouw aanwezige personeel van [instelling] in gevaar gebracht.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens deze brandstichting een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten een licht verstandelijke beperking, een hechtingsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Dee rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde als gevolg van die stoornissen niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank kan aan verdachte daarom geen straf opleggen, maar kan wel een maatregel opleggen.
De deskundigen concluderen in hun rapportages dat het recidiverisico hoog is, indien verdachte niet adequaat wordt behandeld. De deskundigen zijn het erover eens dat verdachte optimale en externe sturing en begeleiding nodig heeft. Zij adviseren daarom om aan hem een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat enkel de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging het vereiste kader biedt waarbinnen verdachte (langdurig) klinisch zal kunnen worden behandeld, terwijl tegelijkertijd ook de bescherming en beveiliging van de maatschappij voldoende geborgd is. Elke andere maatregel of modaliteit schiet tekort in het beperken van het recidiverisico en het gevaar voor de veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank stelt vast dat het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen en ook bevelen dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat de totale duur van de op te leggen maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan, omdat deze wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.Dit vonnis is gewezen door mr. C. Krijger, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door mr. F.C.A. Fierstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2024. Mr C. Krijger en mr. F.C.A. Fierstra zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.