ECLI:NL:RBNNE:2024:3722

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
LEE 24/3531
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving bouwstop voor recreatiewoning na omgevingsvergunning

Op 27 mei 2024 verleende het college aan de derde-partij een omgevingsvergunning voor het bouwen van een recreatiewoning op perceel 1. Bij uitspraak van 6 augustus 2024 schorste de voorzieningenrechter de omgevingsvergunning tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift van verzoeker. Verzoeker vroeg het college om de bouwstop te handhaven, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen onverwijlde spoed was die een voorlopige voorziening vereiste. De voorzieningenrechter constateerde dat er op het perceel geen werkzaamheden meer plaatsvonden en dat de opslag van bouwmaterialen geen onevenredige geluids- of andere overlast veroorzaakte. Verzoeker had niet aangetoond dat de opslag invloed had op zijn verhuurmogelijkheden of dat huurders van zijn recreatiewoning overlast ondervonden. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang was en de uitkomst van de bezwaarprocedure kon worden afgewacht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3531

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen, het college
(gemachtigden: I. Mulder en H. Gerdes).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats], de derde-partij.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn verzoek om de bouwstop te handhaven inzake het perceel [perceel 1].
1.1.
Het college heeft het handhavingsverzoek met het besluit van 13 augustus 2024 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.2.
Het college heeft op het verzoek om voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op
9 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigden van het college en [persoon] namens de derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2. De derde-partij is eigenaar van het perceel [perceel 1].
Verzoeker is eigenaar van het naastgelegen perceel [perceel 2], waarop een recreatiewoning staat.
3. Op 27 mei 2024 heeft het college aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een recreatiewoning op [perceel 1]. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
4. Bij uitspraak van 6 augustus 2024 (bekend onder zaaknummer LEE 24/2930) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de omgevingsvergunning geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op verzoekers bezwaarschrift tegen die vergunning.
5. Bij brief van 8 augustus 2024 heeft verzoeker het college verzocht om de bouwstop te handhaven inzake [perceel 1] (het perceel).
6. Op 9 augustus 2024 heeft een gemeentelijke toezichthouder een controle op het perceel uitgevoerd.
7. Op 13 augustus 2024 heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
10. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat, gelet op de betrokken belangen, vereist.
11. Verzoeker betoogt dat onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereisen, gelet op zijn belangen. Volgens verzoeker moet worden getoetst of het plaatsen en opslaan van bouwmaterialen op het perceel juridisch gezien mag. Daarnaast ervaart verzoeker geluidsoverlast door die opslag. De bouwmaterialen zijn verpakt in plastic, dat klappert als het waait. Verzoeker kan door dat geluid niet in zijn tuin verblijven. Hij heeft gezondheidsproblemen en is extra sensitief voor geluid. Hij verblijft bij voorkeur de helft van de week in zijn recreatiewoning voor zijn rust. Dit deed hij ook totdat de opslag begon. Sinds de bouwmaterialen zijn geplaatst, verblijft hij niet meer op zijn perceel vanwege de overlast. Sindsdien verhuurt hij zijn recreatiewoning voor korte perioden aan derden. Verzoeker vreest dat hij zijn recreatiewoning langere tijd niet kan gebruiken zoals hij dat wil en in zijn commerciële verhuurbelang wordt geschaad zolang de geluidsoverlast aanhoudt. Ter onderbouwing van de overlast heeft verzoeker op de zitting een filmpje van de ingepakte bouwmaterialen getoond.
11.1.
Het college voert aan dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, gezien het ontbreken van onomkeerbare gevolgen. De bouwmaterialen op het perceel zijn niet vernageld aan de grond en er ontstaat door de opslag geen bouwwerk dat eventueel verwijderd dient te worden met schade tot gevolg. Daarnaast is het plastic binnen een week na plaatsing van de bouwmaterialen op het perceel, vervangen door plastic dat minder geluid veroorzaakt. Hierdoor kan er geen sprake zijn van onevenredige geluidsoverlast. Daar komt bij dat verzoeker niet stelt dat huurders van zijn recreatiewoning ook geluidsoverlast ervaren. Volgens het college hebben alle partijen in deze kwestie belang bij juridische duidelijkheid over verzoekers bezwaarschrift. De bezwaarschriftencommissie gaat waarschijnlijk in oktober een hoorzitting houden om dat te behandelen, aldus het college.
11.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Zij overweegt daartoe als volgt.
11.2.1.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat er op dit moment op het perceel geen werkzaamheden meer worden verricht voor het bouwen van de vergunde recreatiewoning. Tussen partijen staat enkel ter discussie of het na de schorsing van de omgevingsvergunning plaatsen van (een grote hoeveelheid) bouwmaterialen op het perceel op 8 augustus - en het sindsdien opgeslagen houden van deze bouwmaterialen - een overtreding oplevert die handhavend optreden vereist.
11.2.2.
Naar oordeel van de voorzieningenrechter is er geen spoedeisend belang gelegen in de wens van verzoeker om juridische duidelijkheid te krijgen over het plaatsen van de bouwmaterialen op het perceel. De onderhavige verzoekschriftprocedure is daarvoor niet bedoeld. Verzoeker kan die wens aan de orde stellen in de lopende bezwaarprocedure.
11.2.3.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat in dit geval niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van onevenredige (geluids)overlast door opslag van bouwmaterialen op het perceel, waardoor de uitkomst van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Verzoeker betwist niet dat kort na de plaatsing van die materialen, het plastic is vervangen waarin die materialen zijn verpakt. Verzoeker betwist ook niet dat het nieuwe plastic minder geluid produceert als het waait. Wel stelt verzoeker dat nog altijd sprake is van overlast, maar met zijn filmpje heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat meer geluid wordt geproduceerd dan van een buurperceel moet worden geduld. Daarnaast staat vast dat verzoekers woning is bestemd voor recreatie, waardoor hij niet continu in die woning mag verblijven. Daar komt bij dat verzoeker enkel heeft gesteld dat hij buiten zijn recreatiewoning overlast ervaart, niet binnenin zijn woning. De voorzieningenrechter betrekt ook dat verzoeker nu niet in zijn recreatiewoning verblijft, maar die woning aan derden verhuurt. Verzoeker heeft niet gesteld of anderszins aannemelijk gemaakt dat die derden ook (geluids)overlast ervaren door de opslag van bouwmaterialen op het perceel. Evenmin heeft verzoeker onderbouwd welke invloed de opslag heeft op de mogelijkheden om zijn woning te verhuren. De voorzieningenrechter volgt verzoeker daarom niet in zijn stelling dat hij door de opslag in zijn commerciële verhuurbelang wordt geschaad.
12. Nu er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor vergoeding van het griffierecht en/of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.R.A. Schaapsmeerders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.