ECLI:NL:RBNNE:2024:3696

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
18-039691-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een kwetsbare vrouw met geweld en bedreiging

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van een bijzonder kwetsbare vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2 tot en met 3 februari 2024 te Emmen, door geweld en bedreiging, de vrouw heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft de vrouw onder druk gezet door te dreigen met geweld en haar fysiek vast te pakken. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat zij onder invloed was van drugs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 10.000 euro toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan reclasseringseisen en geen contact te hebben met de aangeefster. De zaak is behandeld in het kader van het Wetboek van Strafrecht, artikel 242, dat verkrachting strafbaar stelt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/039691-24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

24.september 2024 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.H. Wormhoudt, advocaat te Ruinerwold. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2024 tot en met 3 februari 2024 te Emmen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten:
  • het vastpakken van [slachtoffer 1] en/of
  • het plaatsen van zijn hand op de mond van die [slachtoffer 1] en/of
  • het bij de keel pakken van die [slachtoffer 1] en/of
  • het slaan op de neus van die [slachtoffer 1] en/of
  • het (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij zijn, verdachtes, penis in haar mond moest doen en/of (daarbij) zeggen dat als ze dit niet deed, zij eraan zou gaan en/of
  • het vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) duwen/drukken van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) zeggen: "Als je het niet doet, steek ik je neer" en/of
  • het tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij op de grond moest liggen en haar broek en onderbroek naar beneden moest doen
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn penis in de mond en/of vagina van voornoemde [slachtoffer 1] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard met wederzijdse instemming seks te hebben gehad met aangeefster in de woning van verdachte. Hetgeen aangeefster heeft verklaard vindt geen steun in andere bewijsmiddelen dan haar eigen verklaring. Daarnaast bestaan twijfels aan de betrouwbaarheid van aangeefsters verklaring gelet op haar wisselende verklaringen over het ontstaan van haar bloedneus. Verder kan, gelet op de effecten van het gebruik van 3-MMC, niet worden uitgesloten dat beiden zin hadden in seks en het idee van aangeefster dat zij verkracht is het gevolg zijn van een door die drugs veroorzaakt waanidee. Getuige [naam] heeft verklaard dat verdachte hem en aangeefster met een schilmesje heeft gedwongen het bos in te gaan, terwijl aangeefster hierover niet heeft gerept. Dat maakt [naam] verklaringen onbetrouwbaar.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster op haar neus heeft geslagen, zodat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat aangeefster op dit onderdeel wisselend heeft verklaard en andere bewijsmiddelen ter ondersteuning daarvan ontbreken.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring
redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 februari 2024, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024029980 d.d. 11 juli 2024, inhoudend als verklaring van wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] , [naam] :
V Ze (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) is van het weekend in contact gekomen met de politie. Ze heeft een informatief gesprek gehad. Hieruit zijn we onderzoek gestart en zo zijn we dus ook bij u op de lijn gekomen. Wat kun je vertellen over het gene wat er van het weekend gebeurd is met [slachtoffer 1] ? Wat je van [slachtoffer 1] hebt gehoord.
A Dat ze verkracht is en verder het niet onder woorden kan brengen. Alleen buiten en in de bosjes.
O: Het studioverhoor is besproken met [naam] . [naam] is akkoord gegaan met het studioverhoor met [slachtoffer 1] .
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
d.d. 3 februari 2024, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als samenvatting van de verklaring van [slachtoffer 1] :
Hierna kreeg [slachtoffer 1] zelf [verdachte] aan de telefoon. Die zei dat hij een tablet voor haar had. Die kon hij via zijn tante regelen maar dan moesten ze deze wel eerst ophalen.
Toen zijn ze met z'n drieën naar buiten gegaan. Hebben ze een stuk gelopen richting het kamp van Emmen en zijn daar het grote bos ingegaan. [verdachte] zei toen tegen [slachtoffer 1] : Blijf daar maar even staan. [verdachte] ging even wat bespreken met [naam] . Daarna liepen [slachtoffer 1] en [verdachte] verder en ging haar vriend [naam] (de rechtbank begrijpt dat bedoeld is; [naam] ) opeens de andere kant op. Daarna vertelde [slachtoffer 1] :
Hij greep me toen vast. Ik moest zijn ding in mijn mond doen. Met zijn ding bedoel ik zijn penis. Ik moest ook nog even liggen en stil zijn omdat er volgens [verdachte] mensen aankwamen. Hij deed toen ook zijn hand voor mijn mond zodat ik niks kon zeggen. Ik moest mijn bek dicht houden zei hij en hij greep me daarna met zijn hand bij mijn keel. Toen wou hij dat ik mijn mond om zijn penis ging doen. Dat wilde ik niet. Ik zei nee. Maar hij bleef maar doorgaan en doorgaan. Hij was heel opdringerig. Toen moest ik wel. Hij zei ook als je het niet doet dan ga je eraan. Hij pakte mijn hoofd vast. En ging doordrukken. Zijn penis bij mijn mond naar binnen. Zo ver dat hij helemaal in mijn keel kwam en dat ik moest kokhalzen. Als je het niet doet steek ik je neer zei hij. Ik moest wel, ik had geen keuze. Ik vroeg hem ook of ik het niet alleen met mijn hand mocht doen maar dat mocht niet. Het moest perse met de mond. Ik was bang en mocht ook niet schreeuwen van hem. Daarna heb ik nog een keer zijn piemel in de mond gehad. In totaal 2 keer. Toen moest ik van hem op de grond gaan liggen. Ik moest mijn broek en onderbroek naar beneden doen van hem. Toen deed hij zijn penis in mijn geslachtsdeel. In mijn vagina. Toen zei hij: jij wil toch weten hoe het is om verkracht te worden. Ik wilde het niet. Toen ging hij nog kijken of hij er wel goed in zat. Ik zei van wel maar hij deed hem toen nog dieper erin. Ik lag toen op mijn rug. Hij ging hard heen en weer bewegen, niet normaal. Heel hard en het deed pijn. Hij ging nog met zijn hand naar mijn borst en met zijn mond naar mijn borst. Toen ging hij weer verder in mij weer. Niet normaal. Toen waren we klaar. Hij zei: als je dit ooit aan de politie zegt of aan [naam] dan maak ik je af.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2024, opgenomen op pagina 52 e.v. vaan voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] met betrekking tot het studioverhoor van [slachtoffer 1] :
M - Het gaat dus om de onderbuurman die op 101 woont. Die zou een tablet regelen. Toen zei hij tegen [naam] , ga jij maar naar voren lopen, dan ben je zo bij mijn tante. Nou, en toen wou ik dus achter [naam] aan lopen. Nou, en toen pakte hij mijn hand. Nou, en toen moest ik liggen op de grond. Want ik schreeuwde [naam] zijn naam weetje wel. Toen greep hij bijna mijn keel. Hij zei bek dicht. Dat ik mij stil
moest houden. Toen begon ik te schreeuwen. Toen moest ik me stilhouden. Met mijn bek dicht. Toen greep hij mij in mijn keel. Toen ook in het bos, wat ik zeg, ik kon niks doen. Want als ik het niet deed maakte hij mij af. Ja, dus ik ging tegen, ja tegen, ja, ja terwijl ik er niet van wilde.
V - En jij schreeuwde en toen zei hij weer bek dicht.
M - Ja. Toen schreeuwde hij bij mijn keel vast, maar ik kon ook geen lucht hebben, geen lucht krijgen. V - Dus je moest zijn geslachtsgedeelte, moest je aanraken?
M - Ja.
V - En wat moetje dan aanraken? Wat bedoel je met geslachtsgedeelte? M - Ja, meestal zeg ik er piep tegen.
V - En is dat één keer of vaker gebeurd?
M - Ja, dus dat was één keer. Nou, en toen moest ik het met mijn, nou ja, met mijn mond. Want ik vroeg ook zo, van zo ik bang was, dat ik het met mijn hand... Nee, want ik moest direct in mijn mond. Zei hij.
V - Toen moest je met de mond?
M - Ja, toen moest ik op de knieën.
V - En toen was jij op de knieën. En lag [verdachte] toen, of stond hij, of zat hij? M - Nee, stond.
V - Wat heb je precies gedaan met je mond [slachtoffer 1] ? M - Ja, ik moest hem heen en weer.
V - Heen en weer?
M - Want ik moest hem, ja... Want hij wilde z'n ding ook door m'n strot. Terwijl ik kok moest halzen. V - Oké. Want waar was die precies bij jou?
M - Ja, gewoon helemaal erin.
V - En hoe stopt dat dan [slachtoffer 1] ? Dat heen en weer bewegen?
M - Ja. En even later ging hij even stoppen, want hij dacht dat iemand eraan kwam. En toen moest ik weer verder. Weer, want hij zei zo tegen mij, [naam] wil dat ik je afmaak.
M - Ja. Nou, en toen moest ik op de grond liggen. V - Nou, hoe wist je dan datje dat moest doen?
M - Hij zei, ga maar op de grond liggen. Hij zei, broek omlaag. Dat ik mijn broek naar beneden moest doen, terwijl ik niet wou.
V - En wat heb je van jezelf toen uitgedaan, op dat moment?
M - Ja, mijn broek en mijn onderbroek. Want eerst trok die aan mijn broek om naar beneden te krijgen. En even later zei die dat ik het zelf moest doen.
V - En lig je dan op je buik of op je rug of op je zij of anders? M - Op de rug.
V - En toen?
M - Nou, toen moest ik op de grond liggen. Nou, toen hij zijn geslacht gedeelte in mij... V -En waarin?
M - In mijn vagina.
V - En hoe kon hij daar nou bij komen dan?
M - Ja, want ik moest mijn broek naar beneden doen en toen op de grond liggen.
V - En dan vertel je mij, daarna dat [verdachte] , dan in jou gaat, in jouw vagina. En waar is hij dan als hij in jouw vagina komt? Waar was hij?
M - Boven op mij.
V - Vertel eens, wat voelde je?
M - Ja, hard. Want hij deed hard en ruig.
V - En waar voelde je dat [slachtoffer 1] , dat hard en ruig? M - Binnen in mij.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 februari 2024, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V Kunt u ons alles vertellen wat er zaterdag gebeurd is?
A Ik ging op 3 februari 2024 om 07.30 uur van huis. Ik woon in [plaats] .Ik zag iemand lopen, wat aarzelend. Ik ging door en keek in mijn achteruitkijkspiegel toen zag ik dat ze een bloedneus had. () Ik moest haar nog een aantal vragen stellen en ze zei dat ze niet overal antwoord op kon geven omdat ze er anders aan zou gaan. () Ze leek heel erg in zichzelf, beetje apathisch.
V Wat voor indruk maakte ze op jou?
A Beetje hulpeloos, geen idee radeloos.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2024, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] , zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een melding gingen we naar de [plaats] te Emmen. Ik zag dat een vrouw in een Toyota ons wenkte, de bijrijder maakte zich bekend als [slachtoffer 1] . Ik zag tevens dat op haar trui wat bladeren zaten. Ze vertelde mij dat ze bang was om naar huis te gaan en dat ze niks mocht vertellen omdat ze haar dan zouden dood maken. (...) Door hoe [slachtoffer 1] reageerde maakte ik hieruit op dat ze verstandelijk niet helemaal in orde was en ze moeilijk zichzelf kon verwoorden. Aan het bureau hebben wij haar gevraagd wat er nu precies gebeurd was en of er iets op seksueel gebied gebeurd was. Ik hoorde dat ze zei "Ja, Ik moest dingen doen". Op de vraag wat dat dan was hoorde ik haar zeggen: "Tussen zijn benen" en "met de mond". Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat deze persoon [verdachte] heette. [slachtoffer 1] gaf meerdere malen aan dat ze bang was voor [verdachte] . [verdachte] had haar na de verkrachting bedreigd dat hij haar dood zou maken als ze dit aan de politie zou vertellen. [slachtoffer 1] vertelde verder het volgende: Ze was afgelopen nacht samen met [naam] en [verdachte] naar een bos gelopen achter het grote woonwagenkamp in Emmen. Ze was ergens in het bos alleen overgebleven met [verdachte] omdat [naam] een andere kant was opgelopen. [verdachte] vertelde haar daarna dat hij boos op haar was omdat zij leugens over hem vertelde. Verder wilde hij seks met haar en hij had haar gezegd dat [naam] dat goed vond. [slachtoffer 1] wilde geen seks met [verdachte] en dat heeft ze hem gezegd. [slachtoffer 1] vertelde verder dat [verdachte] haar ook bij de keel had gepakt en dat hij ook een hand op haar mond had gedaan omdat ze was gaan schreeuwen. Wij hebben samen de hals van [slachtoffer 1] bekeken en zagen dat ze daar rode striemen had.
6. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 februari 2024, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Even naar het begin. Hoe gaat het?
A: Ik was op vrijdagavond 2 februari 2024 bij [verdachte] op verjaardag. () Wij hebben een film gekeken. Toen de film was afgelopen wilde ik naar boven. Hij zat toen de hele tijd op zijn telefoon en zei tegen mij: "ik heb een tablet geregeld". Hij zei: "dan moet je [slachtoffer 1] ophalen en dan kunnen we met z'n drieën heen". Maar dat dit er achter weg gekomen is dat wist ik niet. Hij zei dat hij een bericht had van tante [naam] . Ik heb aan [slachtoffer 1] verteld dat [verdachte] een tablet voor haar had geregeld. Dat vertelde ik aan haar toen ik haar ophaalde. We zouden toen de tablet ophalen.
V: In welke richting gaan jullie heen? A: We gingen richting het kamp.
V: Wat voor ondergrond was dat?
A: Ja het is rechtdoor en dan tussen bossen door. V: Wat voor ondergrond was het?
A: Vies en nat. [verdachte] zei tegen mij: "loop jij voorop" en weet ik veel hoe hij dat had. Hij moest pissen ofzo. [slachtoffer 1] liep achter mij aan. Opeens was het stil.
V: En dan?
A: Ik liep door en kwam op een veld uit. Ik belde hem. Ik vroeg waar hij was en ik zei: "ik ben verdwaald". Ik vroeg hem waar [slachtoffer 1] was. Ik maar fluiten. Ik hoorde geschreeuw maar kon niks vinden.
V: Wat voor geschreeuw hoorde je?
A: Dat was heel vaag. Iets van: "help" of " [naam] ". Dat was duidelijk [slachtoffer 1] . En daarna was het opeens stil.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op de verklaringen van verdachte en aangeefster staat vast dat er in de bewuste periode seksueel contact heeft plaatsgevonden, welk contact kan worden aangemerkt als seksueel binnendringen. De lezingen van aangeefster en verdachte over de omstandigheden waaronder dit seksuele contact heeft plaatsgevonden en of aangeefster hiertoe is gedwongen door verdachte lopen uiteen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van aangeefster. Zowel tegenover de verbalisanten die haar opvingen, tijdens het informatief gesprek zeden en later tijdens het studioverhoor verklaart aangeefster op grote lijnen consistent en gedetailleerd. Verder acht de rechtbank de verklaringen authentiek, omdat aangeefster niet de indruk wekt dat zij dat wat gebeurd zou zijn heeft aangedikt. Het enkele gegeven dat aangeefster onder invloed was van 3-MMC maakt niet dat haar verklaringen niet betrouwbaar zijn, temeer nu haar verklaringen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Steunbewijs
De vraag of er voldoende steunbewijs aanwezig is indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige/aangever, zoals vaak het geval is bij zedendelicten, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor enige regels in de jurisprudentie geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van de getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van de verklaring van die getuige.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de verklaringen van aangeefster over de aanloop naar de gebeurtenis worden ondersteund door de verklaring die getuige [naam] in de middag na de gebeurtenis heeft afgelegd. Net als aangeefster verklaart hij dat verdachte met het voorstel kwam om met zn drieën een tablet op te halen bij verdachtes tante, dat zij om daar te komen door het bos liepen en dat aangeefster en [naam] elkaar in dat bos uit het oog verloren. Aangeefster verklaart [naam] naam te hebben geroepen nadat verdachte haar vastpakte en naar de grond dwong en [naam] verklaart aangeefster te hebben horen roepen. Dat [naam] op een later moment heeft verklaard over bedreiging met een mesje waarover aangeefster niet heeft verklaard, maakt, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet dat de verklaringen van [naam] in hun geheel als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De
verklaringen van aangeefster worden voorts ondersteund door getuige [naam] , die aangeefster in de vroege ochtend na de gebeurtenis heeft opgevangen in haar auto en verklaart over de apathische en radeloze indruk die aangeefster op haar maakte. Naderhand hebben verbalisanten [naam] en [naam] zich over aangeefster ontfermd. Beide verbalisanten verklaren dat zij rode vlekken en striemen in haar nek hebben waargenomen. Dit ondersteunt de verklaring van aangeefster dat zij bij haar keel is gepakt.
Verbalisant [naam] heeft voorts gezien dat er bladeren aanwezig waren op aangeefster trui. Dit ondersteunt de verklaring van aangeefster over de plek waar de gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
Gelet op het vorengaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaringen van aangeefster met uitzondering van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het slaan op de neus, en leidt de rechtbank uit alle genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, af dat verdachte het hierna bewezenverklaarde heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 februari 2024 tot en met 3 februari 2024 te Emmen, door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, te weten:
  • het vastpakken van [slachtoffer 1] en
  • het plaatsen van zijn hand op de mond van die [slachtoffer 1] en
  • het bij de keel pakken van die [slachtoffer 1] en
  • het (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij zijn, verdachtes, penis in haar mond moest doen en daarbij zeggen dat als ze dit niet deed, zij eraan zou gaan en
  • het vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer 1] en (vervolgens) duwen/drukken van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en (daarbij) zeggen: "Als je het niet doet, steek ik je neer" en
  • het tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij op de grond moest liggen en haar broek en onderbroek naar beneden moest doen
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn penis in de mond en vagina van voornoemde [slachtoffer 1] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
verkrachting
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden moeten de voorwaarden worden gesteld zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om in geval van veroordeling rekening te houden met de conclusie van de psycholoog dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke straf is passend. Aan de voorwaardelijke straf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies d.d. 7 juni 2024, het psychologisch onderzoek pro Justitia van
dr. R.W. Blaauw d.d. 21 mei 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Door aangeefster een tablet in het vooruitzicht te stellen heeft hij aangeefster en haar vriend ertoe bewogen om gedrieën op pad te gaan om middenin de nacht via een donker bos die tablet op te halen. Nadat, door toedoen van verdachte, de vriend van aangeefster haar en verdachte uit het oog was verloren heeft verdachte aangeefster vastgepakt en onder bedreiging van geweld oraal en vaginaal verkracht. Algemeen is bekend dat slachtoffers van verkrachting nog lange tijd last kunnen hebben van de psychische gevolgen daarvan. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster, met wier bijzondere kwetsbaarheid verdachte bekend was, ernstig heeft geschonden. Haar onvoorwaardelijke gevoel van vrijheid en onbevangenheid is door de gedragingen van verdachte afgepakt.
Uit het psychologisch onderzoek pro Justitia volgt dat verdachte lijdt aan een licht tot matige verstandelijke beperking en een lichte stoornis in amfetaminegebruik. De psycholoog concludeert dat ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van deze stoornissen en adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
Gelet op de ernst van het gepleegd feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en al het voorgaande, acht de rechtbank oplegging van een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Alles afwegende zal de rechtbank de officier van justitie in zijn eis volgen en aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering aan het voorwaardelijke deel van de straf verbinden, met uitzondering van de verplichting tot het innemen van medicijnen. De rechtbank acht behandeling van verdachte van belang om zo mogelijk te voorkomen dat verdachte in de toekomst nogmaals de fout in gaat.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. K. Boonstra, werkzaam voor VYVRE Letselschadeadvocaten, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Gevorderd wordt een bedrag van 1.000,00 ter vergoeding van materiële schade en 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Verzocht wordt de benadeelde partij in het materiële deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren om eventueel nader te vorderen in geval van toekomstige schade die zich voordoet bij hoger beroep.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het immateriële deel van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij in het materiële deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering dient te worden afgewezen. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard nu niet is gebleken dat de vordering door of namens de bewindvoerder van de benadeelde partij is ingediend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering nu mr. K. Boonstra ter terechtzitting een machtiging heeft overgelegd waaruit volgt dat de bewindvoerder van de benadeelde partij mr. K. Boonstra machtigt om de benadeelde partij ter terechtzitting te vertegenwoordigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2024. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van het immateriële gedeelte tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van het materiële gedeelte niet- ontvankelijk verklaren, nu het gaat om een post die nog niet geleden schade betreft en is enkel is opgevoerd ten behoeve van een eventuele procedure in hoger beroep.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland regio Midden-Noord locatie Emmen, of op een
andere locatie indien gewenst. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, ook als dit huisbezoeken inhouden. Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering die direct of indirect gericht zijn op het voorkomen van recidive. Hij zet zich actief in voor de gestelde doelen;
- dat veroordeelde meewerkt aan een ambulante behandeling door een (forensische) zorgverlener, zulks
te bepalen door de reclassering. De behandeling sluit aan op de opname en wordt gevolgd zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- dat veroordeelde verblijft in een (forensische) beschermd woonvorm of een andere instelling voor
beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- dat veroordeelde werkt mee aan (woon)begeleiding door Joja BV of een soortgelijke zorginstelling, zulks
te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken die hij met Joja BV maakt;
- dat veroordeelde geen drugs gebruikt, indien en zolang de reclassering dat nodig acht. In alle gevallen
werkt veroordeelde mee aan middelencontroles. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- dat veroordeelde op geen enkele wijze direct of indirect contact heeft of zoekt met het slachtoffer
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1991, zolang de reclassering of het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade voor het overige af.
Verklaart [slachtoffer 1] ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. E.C. Hellinga, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2024.