ECLI:NL:RBNNE:2024:3695

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
18-027156-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en vervaardiging van kinderporno door stiefvader van minderjarige

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het misbruiken van zijn minderjarige stiefdochter en het vervaardigen en bezitten van kinderporno. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft zijn stiefdochter gedwongen tot seksuele handelingen en heeft deze handelingen gefilmd. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, door zijn handelen, de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer ernstig heeft aangetast. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis, en heeft dit in mindere mate meegewogen in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van 17.500 euro eiste, is volledig toegewezen. De rechtbank heeft daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd ter voorkoming van recidive. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en de rechtbank heeft de inbeslaggenomen telefoons van de verdachte verbeurd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/027156-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Helmantel, advocaat te Sappemeer. Het openbaar
ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2022 tot en met 30 november 2023 te [adres] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, immers heeft hij, verdachte (meermaals):
  • berichten naar zichzelf en/of [slachtoffer] gestuurd waarbij hij zichzelf voordeed als een derde en het deed voorkomen alsof hij, verdachte, en/of [slachtoffer] onder druk werden gezet en/of opdrachten moesten uitvoeren om te voorkomen dat bepaalde roddels, althans bepaalde informatie, over [slachtoffer] verspreid zouden worden, en/of
  • ( vervolgens) deze berichten met [slachtoffer] gedeeld en/of het heeft voorgedaan alsof het uitvoeren van de in werkelijkheid door hemzelf gegeven opdrachten de situatie op zou lossen, en/of waarbij verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende psychisch overwicht,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte (meermaals):
  • zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht en/of gehouden en/of
  • zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of gehouden en/of
  • zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of gehouden en/of
  • zijn penis door [slachtoffer] in de hand heeft laten nemen en/of in de hand heeft laten houden,
welke voorgenoemde gedragingen hij, verdachte, heeft begaan tegenover [slachtoffer] , te weten een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of zijn pupil en/of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2022 tot en met 30 november 2023 te [adres] , althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind en/of stiefkind en/of pleegkind en/of pupil, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, door:
  • zijn penis in de mond van [slachtoffer] te brengen en/of te houden en/of
  • zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of te houden en/of
  • zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of te houden en/of
  • zijn penis door [slachtoffer] in de hand te laten nemen en/of in de hand te laten houden;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 november 2023 te [adres] , gemeente Groningen, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen en/of filmpjes - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen en/of filmpjes - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] -2005) is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft, welke seksuele gedragingen zakelijk weergegeven bestonden uit:
  • het met de vinger en/of tong penetreren van de vagina, althans het lichaam, van voorgenoemde [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
  • het met de penis penetreren van de mond van voorgenoemde [slachtoffer] , althans van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
  • het masturberen boven en/of bij het (ontblote) lichaam van voorgenoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) het ejaculeren door verdachte op het (ontblote) lichaam van voorgenoemde [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door voorgenoemde [slachtoffer]
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 januari 2024, opgenomen op pagina 75 digitaal e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024015532 d.d. 22 maart 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2024, opgenomen op pagina 54 digitaal e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 8 mei 2022 tot en met 30 november 2023 te [adres] , door een feitelijkheid en bedreiging met een feitelijkheid, immers heeft hij, verdachte meermaals:
  • berichten naar zichzelf en [slachtoffer] gestuurd waarbij hij zichzelf voordeed als een derde en het deed voorkomen alsof hij, verdachte, en [slachtoffer] onder druk werden gezet en opdrachten moesten uitvoeren om te voorkomen dat bepaalde roddels over [slachtoffer] verspreid zouden worden, en
  • vervolgens deze berichten met [slachtoffer] gedeeld en het heeft voorgedaan alsof het uitvoeren van de in werkelijkheid door hemzelf gegeven opdrachten de situatie op zou lossen, en waarbij verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende psychisch overwicht,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte meermaals:
  • zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht en gehouden en
  • zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
  • zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
  • zijn penis door [slachtoffer] in de hand laten nemen en in de hand laten houden,
welke voorgenoemde gedragingen hij, verdachte, heeft begaan tegenover [slachtoffer] , te weten een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige;
2
hij in de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 november 2023 te [adres] , meermalen, afbeeldingen en filmpjes van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] -2005) is betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen zakelijk weergegeven bestonden uit:
  • het met de vinger en tong penetreren van de vagina van voorgenoemde [slachtoffer] en
  • het met de penis penetreren van de mond van voorgenoemde [slachtoffer] en
  • het masturberen boven en bij het (ontblote) lichaam van voorgenoemde [slachtoffer] en (vervolgens) het ejaculeren door verdachte op het (ontblote) lichaam van voorgenoemde [slachtoffer] en
  • het zich laten aftrekken door voorgenoemde [slachtoffer]
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primairverkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met daaraan verbonden de voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Tot slot heeft de
officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht oplegt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafmaat de persoonlijke omstandigheden en problematiek van verdachte te betrekken. Het is van belang dat verdachte spoedig wordt onderzocht en begeleid. Met het oog daarop heeft de raadsvrouw verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met daarbij een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft verzocht om in de op te leggen straf de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte te betrekken. De raadsvrouw benadrukt het belang van de bijzondere voorwaarden en verzet zich niet tegen de dadelijke uitvoerbaarheid van de uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies d.d. 9 augustus 2024, het Pro Justitia rapport d.d. 24 april 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zijn minderjarige stiefdochter seksueel misbruikt. Verdachte heeft zich voorgedaan als een derde genaamd [naam] , en heeft vervolgens zowel zichzelf als het slachtoffer berichten gestuurd waarin opdracht werd gegeven tot het uitvoeren van verschillende seksuele handelingen. Het slachtoffer heeft deze handelingen met verdachte uitgevoerd, uit angst voor [naam] en de roddels die hij over haar zou verspreiden als ze geen gehoor zou geven aan de opdrachten. Dit is een zeer ernstig feit dat inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het, op dat moment, minderjarige slachtoffer. De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen lusten, dat hij zijn eigen seksuele behoefte voorop heeft gesteld en dat hij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de schade die hij daarmee toebracht aan het slachtoffer. Door zijn handelen heeft hij haar beroofd van een normale seksuele ontwikkeling. De handelingen vonden bovendien plaats in het huis van verdachte en de moeder van het slachtoffer, waar ook het jongere broertje en zusje van het slachtoffer wonen. Dit is een plaats waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig mocht wanen. Verdachte heeft op zeer ernstige wijze misbruik gemaakt van zijn stiefdochter. Hij is hierbij doortrapt en berekenend te werk gegaan, door zich voor te doen als een derde en het slachtoffer in een bedreigende situatie te brengen. Tussen verdachte en het slachtoffer was sprake van een vertrouwensrelatie. Het slachtoffer vroeg haar stiefvader om hulp en volgde hem in zijn advies om te voldoen aan de seksuele opdrachten. Hiermee heeft verdachte de geborgenheid die zij van hem mocht verwachten op grove wijze beschaamd en veronachtzaamd. De seksuele handelingen hebben zich gedurende een periode van anderhalf jaar voorgedaan, waardoor sprake is van langdurig en frequent misbruik. Uit de slachtofferverklaring blijkt eveneens hoezeer de gebeurtenissen negatieve gevolgen hebben gehad voor het slachtoffer.
Naast het misbruik heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en het bezit van kinderporno. Verdachte heeft meerdere seksuele handelingen tussen hem en het minderjarige slachtoffer gefilmd. Er zijn 150 videos op de telefoon van verdachte aangetroffen waarop is te zien dat verdachte en het slachtoffer seksuele handelingen bij elkaar plegen. Het slachtoffer leeft met de angst dat deze afbeeldingen en filmpjes met een breder publiek zijn gedeeld. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op de navolgende pro justitia rapportage. In het psychologische rapport
d.d. 24 april 2024 is geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis. Verdachte heeft moeite om zich in anderen te verplaatsen. Hij heeft een gefixeerde interesse in seks dat een obsessief karakter heeft. Verdachte is een psychisch en emotioneel onrijpe man die moeite heeft met zijn impuls- en emotieregulatie, sociale aanpassing en relatievorming. Er is daarnaast sprake van al langer aanwezige gezinsproblematiek en partner-relatieproblematiek. Volgens de deskundige is er sprake van een doorwerking van zijn autismespectrumstoornis in de ten laste gelegde feiten en zijn de ten laste gelegde feiten daardoor in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is sprake van een laag-matig risico op recidive.
De rechtbank acht het - gelet op het voorgaande - aannemelijk dat de problematiek van verdachte heeft doorgewerkt in de bewezen verklaarde feiten en zal derhalve bepalen dat er sprake is van een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid en dit in strafmatigende zin bij de strafbepaling betrekken. De rechtbank houdt er tevens rekening mee dat verdachte (inmiddels) open is over zijn daden en hier verantwoordelijkheid voor neemt.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het navolgende reclasseringsadvies. In het reclasseringsrapport d.d. 9 augustus 2024 is geconcludeerd dat de reclassering weinig zicht heeft gekregen op de seksuele belevingswereld van verdachte. Mede gelet daarop adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met het slachtoffer, locatieverbod, dagbesteding en het vermijden van contact met minderjarigen.
Ten slotte blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat hij niet eerder veroordeeld is voor enig strafbaar feit.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het voorwaardelijke strafdeel dient daarbij als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. In het voorwaardelijke strafdeel is eveneens de verminderde mate van toerekenbaarheid van verdachte betrokken. Daarnaast zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering heeft geformuleerd in haar adviesrapport. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte wordt opgenomen in een kliniek teneinde zicht te krijgen op de seksuele belevingswereld van verdachte en om recidive tegen te gaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten het misbruiken van zijn minderjarige stiefdochter. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank acht het daarnaast aangewezen dat verdachte, na afloop van de vrijheidsstraf, zo nodig langdurig wordt begeleid om recidive te voorkomen en zal daarom de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn gericht tegen of veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en zijn feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of meer is gesteld. Voorts is oplegging van de maatregel naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen.
In hoeverre en op welke wijze invulling aan deze maatregel moet worden gegeven is aan de officier van justitie die na afloop van de vrijheidsstraf een vordering tot tenuitvoerlegging van bedoelde maatregel kan indienen bij de rechtbank.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 17.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] integraal kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan te sluiten bij de jurisprudentie.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 mei 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Apple iPhone 7 en een Apple iPhone 15, vatbaar voor verbeurdverklaring nu de bewezen verklaarde feiten met deze voorwerpen zijn begaan en de voorwerpen toebehoren aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38z, 57, 240b, 242, 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich op afspraken met Reclassering Nederland zal melden en blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken indien de reclassering dat nodig vindt.
dat veroordeelde zich laat opnemen in GGNet De Boog (FPA) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
dat veroordeelde na afronden van het klinische behandeltraject meewerkt aan ambulante behandeling door de [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt tot einddatum proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat veroordeelde in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, indien de reclassering dit nodig acht. Welke instelling dit precies wordt, wordt bepaald door de reclassering. Het verblijf duurt tot de einddatum van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2005), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op de naleving van dit verbod.
dat veroordeelde zich niet in [adres] bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op de naleving van dit verbod. Indien de reclassering dit nodig acht, kan er met toestemming van het Openbaar Ministerie worden ingezet op elektronische monitoring. Indien dat nodig blijkt, werkt veroordeelde mee aan deze elektronische monitoring en het dragen van een enkelband. In dat geval houdt de reclassering toezicht op de naleving van het locatieverbod.
dat veroordeelde meewerkt aan het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
dat veroordeelde op geen enkele wijze contact met minderjarigen zoekt, voor zolang de reclassering dit nodig acht. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt veroordeelde dat de reclassering op de hoogte is van het contact. Als uitzondering wordt gemaakt het
contact met zijn kinderen; veroordeelde mag met toestemming van [instelling] , [instelling] en/of de reclassering contact hebben met zijn minderjarige biologische kinderen. Voor overige uitzonderingen heeft veroordeelde altijd toestemming van de reclassering nodig.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Vordering benadeelde partij
Ten aanzien van 18/027156-24, feit 1 primair en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 17.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen Apple iPhone 7 en Apple iPhone 15.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. H. van der Werff en
mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door mr. M.M. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2024.