ECLI:NL:RBNNE:2024:3693
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van de verzoeker om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel in de proceskosten. Dit verzoek werd ingediend na de intrekking van zijn verzoek om een voorlopige voorziening, dat betrekking had op een besluit van het college van 30 augustus 2024. De verzoeker trok zijn verzoek om voorlopige voorziening in omdat het college hem tegemoet was gekomen door hem een opvangplek toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Het college heeft aangegeven geen reden te zien voor een proceskostenvergoeding, aangezien er overeenstemming was bereikt met de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. Hij legt uit dat wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de voorzieningenrechter kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. In dit geval is echter vastgesteld dat het college weliswaar een nieuwe opvanglocatie voor de verzoeker heeft gevonden, maar dat dit het resultaat is van de afspraken die tijdens de zitting op 2 september 2024 zijn gemaakt. Er is niet aangetoond dat het besluit van 24 augustus 2024 onrechtmatig was.
De uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.