ECLI:NL:RBNNE:2024:3692

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
23/2663
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluiten van de burgemeester in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn bezwaar beoordeeld. De burgemeester van de gemeente Groningen had op 11 mei 2023 het bezwaar van eiser tegen een e-mailbericht van 4 januari 2023 en een brief van 21 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft op 12 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de burgemeester terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de brieven van eiser geen aanvragen om besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het bestreden besluit te nemen, en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een afwijking van eerdere rechterlijke oordelen rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2663

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Groningen, de burgemeester

(gemachtigden: mr. H. Blokzijl en F. Lodewijckx).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn bezwaar.
1.1.
De burgemeester heeft met het bestreden besluit van 11 mei 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser tegen het e-mailbericht van 4 januari 2023 en de brief van 21 november 2022, niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de burgemeester. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De burgemeester legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat het e-mailbericht van 4 januari 2023 en de brief van 21 november 2022, geen besluiten betreffen als bedoeld in 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat daartegen ingevolge artikel 8:1 en 7:1, eerste lid, van de Awb geen beroep kan worden ingesteld en geen bezwaar kan worden gemaakt. Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat de verzoeken en sommatie van eiser in zijn brieven van 9 november 2022 en 22 december 2022 geen aanvragen betreffen om een besluit te nemen als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De burgemeester stelt zich verder op het standpunt dat als de brief van 21 november 2022 wel als een besluit zou moeten worden aangemerkt, de bezwaartermijn van zes weken ruimschoots is overschreden.
3. De rechtbank beoordeelt in deze procedure of de burgemeester het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft dit gemotiveerd bestreden. Daarnaast beoordeelt de rechtbank de beroepsgrond van eiser dat niet de burgemeester, maar het college van burgemeester en wethouders (het college) het bestreden besluit had moeten nemen.
4. De rechtbank overweegt dat eisers beroepsgronden niet slagen en dat de burgemeester het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit dan ook ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Is de burgemeester bevoegd het bestreden besluit te nemen?

5. Eiser voert aan dat niet de burgemeester, maar het college het bestreden besluit had moeten nemen. Eiser stelt in dit verband dat hij zich in het bezwaar beklaagt over de burgemeester en het aan neutraliteit ontbreekt als de burgemeester vervolgens zelf de beslissing op het bezwaar, neemt. Eiser brengt verder naar voren dat hij door de gemeente was geadviseerd om het bezwaar bij het college in te dienen.
5.1.
Eisers beroepsgrond slaagt niet. Hoewel eiser zijn bezwaarschrift van 6 februari 2023 heeft gericht tot het college, heeft de burgemeester terecht en op goede gronden het bestreden besluit genomen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
5.2.
Het bezwaar van eiser is gericht op twee brieven van de burgemeester, waaronder een e-mailbericht van 4 januari 2023 van de burgemeester waarin de burgemeester reageert op de brief van eiser van 22 december 2022. In het e-mailbericht heeft de burgemeester het volgende opgenomen: “Ik heb uw brief d.d. 22 december in goede orde ontvangen. Ik heb de inhoud van uw brief bestudeerd maar zie geen aanleiding om daar inhoudelijk op te reageren. Ik verwijs naar mijn eerdere brief van 21 november jl. en alle eerdere correspondentie”. Daarnaast gaat het om een brief van 21 november 2022 van de burgemeester, met kenmerk 9174675, waarin de burgemeester reageert op een brief van eiser van 9 november 2022 en onder meer ingaat op een verzetsuitspraak van de rechtbank van 10 oktober 2022, waarin het verzet van eiser tegen een uitspraak van de rechtbank van 16 mei 2022 ongegrond is verklaard.
5.3.
Nu de beide brieven afkomstig zijn van de burgemeester, is de burgemeester ingevolge artikel 1:5, eerste lid, van de Awb het bevoegde bestuursorgaan om het bezwaar van eiser in behandeling te nemen en daarop een beslissing te nemen. Het betoog van eiser dat de burgemeester dit niet heeft mogen doen faalt, nu uit artikel 1:5, eerste lid, van de Awb uitdrukkelijk volgt dat bezwaar dient te worden gemaakt bij het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen. Dat eiser het hier niet mee eens is, kan er niet toe leiden dat de rechtbank dit wettelijk voorschrift buiten toepassing zou moeten laten. Van een uitzondering op dit wettelijk voorschrift is evenmin gebleken. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij door de gemeente zou zijn geadviseerd om bezwaar bij het college in te dienen. Hoe dan ook, ook als daarvan sprake was geweest heeft de burgemeester alsnog terecht het bestreden besluit genomen.

Is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?

6. Het bezwaar is door de burgemeester terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
6.1.
De burgemeester heeft er op zitting terecht op gewezen dat de rechtbank al in eerdere procedures heeft geoordeeld over soortgelijke verzoeken van eiser, destijds neergelegd in brieven van 7 oktober 2021 en 19 november 2021 (zaak AWB 22/902) als ook in dezelfde brief van 9 november 2022 als in de onderhavige zaak (zaak AWB 23/1687). In de laatste zaak heeft de rechtbank in de uitspraak van 1 juni 2023 al uitdrukkelijk geoordeeld dat in de brief van eiser van 9 november 2022 geen aanvragen zijn gelegen om een besluit te nemen als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De in deze procedure aan de orde zijnde brief van 21 november 2022 en het e-mailbericht van 4 januari 2023 van de burgemeester zijn bovendien onderdeel geweest van de onderliggende stukken in de zaak met nummer AWB 23/1687. Met de uitspraak van 22 augustus 2023 heeft de rechtbank het verzet van eiser tegen de uitspraak van 1 juni 2023 ongegrond verklaard, als gevolg waarvan het rechterlijk oordeel over de brief van eiser van 9 november 2022 in rechte vast staat. De rechtbank refereert derhalve naar dat oordeel en ziet geen nieuwe feiten of omstandigheden om van het al gegeven rechterlijk oordeel over de brief van eiser van 9 november 2022 af te wijken.
6.2.
De rechtbank is verder met de burgemeester van oordeel dat in de brief van 21 november 2022 en het e-mailbericht van 4 januari 2023 van de burgemeester ook geen andere rechtsgevolgen zijn aan te treffen, zodat in deze berichten geen sprake is van publiekrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
6.3.
Omdat op grond van al het voorgaande geen sprake is van besluiten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid in samenhang met het derde lid, van de Awb en op grond van artikel 8:1 en 7:1 van de Awb alleen tegen besluiten beroep kan worden ingesteld en bezwaar kan worden gemaakt, heeft de burgemeester het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6.4.
De rechtbank kan vanwege dit oordeel verder niet inhoudelijk op eisers betoog ingaan.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Eiser krijgt daarom het betaalde griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.