In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven. Eiseres heeft op 10 november 2019 een aanvraag ingediend, waarin zij stelt slachtoffer te zijn van meerdere misdrijven die hebben geleid tot lichamelijk en psychisch letsel. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) heeft deze aanvraag op 6 april 2020 afgewezen, en in het besluit op bezwaar van 6 september 2022 is deze afwijzing gehandhaafd. De CSG stelt dat er geen letselcategorie van toepassing is die recht geeft op een uitkering, na verrekening van eerder ontvangen bedragen.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl de CSG zich afmeldde. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat er onvoldoende objectieve informatie is om de door eiseres opgegeven misdrijven aannemelijk te achten. De rechtbank legt uit dat de CSG op goede gronden heeft geconcludeerd dat de aanvraag niet voldoet aan de vereisten voor een uitkering uit het schadefonds, met name omdat er geen diagnose is gesteld die de blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid van hulp aantoont.
De rechtbank benadrukt dat, hoewel zij de impact van de gebeurtenissen op het leven van eiseres begrijpt, dit niet voldoende is voor een juridische erkenning van haar situatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen uitkering ontvangt en geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.