ECLI:NL:RBNNE:2024:3635

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
18-046602-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor kindermishandeling en dierenmishandeling met taakstraf

Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van kindermishandeling en dierenmishandeling. De zaak kwam ter terechtzitting op 2 september 2024, waar de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. N.I. Dolinski, verscheen. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.B. Meinderts. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van zijn kinderen in de periode van 1 februari 2022 tot en met 7 oktober 2022, en van het toebrengen van letsel aan een hond door deze te schoppen.

De politierechter oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de mishandeling van zijn kinderen, met uitzondering van één kind, en aan de dierenmishandeling. De verdachte had tijdens de zitting verklaard dat hij zijn kinderen wel eens een tik had gegeven, maar de rechter oordeelde dat zijn gedrag verder ging dan een corrigerende tik en dat het als kindermishandeling moest worden gekwalificeerd. De mishandelingen waren zo ernstig dat de kinderen ervan moesten huilen. Ook het schoppen van de hond, waardoor deze zijn poot brak, werd als ernstig feit beschouwd.

De politierechter legde een taakstraf op van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke straf vereiste. De uitspraak benadrukte de verantwoordelijkheid van de verdachte voor zijn daden en het gebrek aan inzicht in de gevolgen van zijn gedrag. De rechter besloot dat, indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig zou maken aan een strafbaar feit, de taakstraf ten uitvoer zou worden gelegd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/046602-23
Vonnis van de politierechter d.d. 16 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.I. Dolinski, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.B. Meinderts.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks één of meer tijdstip(en) in de periode van 1 februari 2022 tot en met 7 oktober 2022 te [adres] , gemeente Midden-Drenthe tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk zijn kind(eren), te weten
  • [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 en/of
  • [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum] 2014 en/of
  • [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2015 en/of
één of meer kind(eren) over wie hij het gezag uitoefende, te weten,
  • [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 2016 en/of
  • [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] 2018
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] tegen de billen, althans het lichaam te slaan;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 27 september 2022 te [adres] , gemeente Midden-Drenthe zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond zodanig hard te schoppen dat deze zijn poot heeft gebroken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit voor de onder 1 ten laste gelegde mishandeling gepleegd tegen [slachtoffer 1] (eerste gedachtestreepje) en [slachtoffer 5] (vijfde gedachtestreepje). Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij alle kinderen wel eens tegen de billen heeft geslagen, maar in het geval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] was dat niet in de tenlastegelegde periode. De raadsvrouw refereert zich voor het overige (dat wil zeggen: de mishandeling gepleegd tegen de kinderen [slachtoffer 2] (tweede gedachtestreepje), [slachtoffer 3] (derde gedachtestreepje) en [slachtoffer 4] (vierde gedachtestreepje) aan het oordeel van de politierechter, ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel van de politierechter
Feit 1
De politierechter acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de mishandeling van [slachtoffer 1] . De politierechter zal verdachte in zoverre (partieel) vrijspreken. Nu verdachte ten aanzien van de kinderen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de politierechter ten aanzien van de tenlastegelegde mishandeling van deze kinderen met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1.
​de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 september 2024;
2. ​
​een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (inclusief bijlagen) d.d. 11 oktober 2022, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer onderzoek Nigeria/NN3R022097 d.d. 6 februari 2023, inhoudend de verklaring van [naam] (moeder van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] );
3. ​
​een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2022, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] (vader van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ).
Ten aanzien van de door verdachte ontkennende verklaring ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 5] past de politierechter de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1.
​de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 september 2024:
Ik heb alle kinderen wel eens een tik voor de kont gegeven in de tenlastegelegde periode, behalve [slachtoffer 1] .
2. ​
​een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2022, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer onderzoek Nigeria/NN3R022097 d.d. 6 februari 2023, inhoudend als verklaring de [naam] :
De eerste keer gaf [slachtoffer 4] aan dat hij, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] geslagen werden door [verdachte] (de politierechter begrijpt: verdachte). Na 7 oktober [2022] vertelde [slachtoffer 4] dat hij, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] zo hard op hun kont waren geslagen dat ze ervan moesten huilen. Ze waren door [verdachte] geslagen. [slachtoffer 5] vertelde mij dat zij door [verdachte] op haar kont was geslagen.
Feit 2
De politierechter acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de politierechter met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1.
​de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 september 2024;
2. ​
​een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 19 januari 2023, opgenomen op pagina 123 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer onderzoek Nigeria/NN3R022097 d.d. 6 februari 2023, inhoudend de verklaring van [medeverdachte] .
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2022, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .

Bewezenverklaring

De politierechter acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2022 tot en met 7 oktober 2022 te [adres] , gemeente Midden-Drenthe opzettelijk zijn kinderen, te weten
  • [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 en
  • [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2015 en kinderen over wie hij het gezag uitoefende, te weten,
  • [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 2016 en
  • [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] 2018
heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] tegen de billen te slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 27 september 2022 te
[adres] , gemeente Midden-Drenthe zonder redelijk doel en met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, pijn en letsel heeft veroorzaakt door die hond zodanig hard te schoppen dat deze zijn poot heeft gebroken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind/een kind over wie hij het gezag uitoefent/een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
2. zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 80 uren taakstraf waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij het bepalen van de hoogte van een eventueel op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw acht een geheel voorwaardelijke taakstraf passend.
Oordeel van de politierechter
Bij de bepaling van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 22 maart 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 juli 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De politierechter heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit de stukken - met name ook uit het reclasseringsadvies - en het verhandelde ter terechtzitting volgt naar het oordeel van de politierechter dat in deze zaak, ten tijde van het bewezenverklaarde, sprake was van een samengesteld gezin (te weten de verdachte met zijn drie kinderen en zijn (nieuwe) partner [medeverdachte] met twee kinderen), waarbij de dynamiek tussen de afzonderlijke gezinsleden mede van invloed is geweest op het functioneren van het samengestelde gezin. De, ten tijde van het bewezenverklaarde, ontstane situatie in het samengestelde gezin doet schrijnend aan. Zo is in deze zaak duidelijk geworden dat
er veel ruzies waren met de ex-families van verdachte en zijn partner, mede ook over de opvoeding door de nieuwe partners. Omdat verdachte voltijds werkte, kwam een groot deel van de dagelijkse verzorging neer op zijn partner, die daardoor behoorlijk gestrest en gefrustreerd raakte, met name door de extra zorg en aandacht die verdachtes dochter [slachtoffer 2] van haar vroeg. Gedurende een periode is dit dermate uit de hand gelopen dat [slachtoffer 2] door zijn partner stelselmatig werd mishandeld, zowel fysiek als psychisch. Verdachte heeft dat niet tegengehouden en dat valt hem te verwijten. Uit het dossier en het onderzoek ter zitting is gebleken dat de mishandelingen die verdachte heeft gepleegd bestonden uit het slaan van de kinderen tegen het achterwerk. Hij mishandelde alle kinderen, ook [slachtoffer 1] , alleen dat was toen [slachtoffer 1] nog jonger was en valt buiten de tenlastegelegde periode. Verdachte heeft aangevoerd dat hij zelf ook met een corrigerende tik is opgevoed en hij vindt dat een goed opvoedkundig instrument. Verdachte had moeten weten dat elke tik, ook een corrigerende tik, in beginsel strafbaar is.
Maar het gedrag van verdachte gaat veel verder dan een corrigerende tik. Uit de verklaringen van de kinderen blijkt dat hij met zo veel kracht sloeg dat de kinderen ervan moesten huilen, en ook dat zij soms niet begrepen waarom hij sloeg. Dat is geen opvoeden, maar kindermishandeling.
Dat verdachte zijn hond, een puppy nog, een dermate harde schop heeft gegeven dat deze zijn poot brak, is ook een ernstig feit. De pup deed zijn behoefte daar waar dat van verdachte niet mocht, reden voor verdachte om het beestje te schoppen. Dit gedrag vindt de politierechter tekenend voor de tekortschietende opvoedvaardigheden van verdachte.
Verdachte heeft geen enkel inzicht getoond in de verwijtbaarheid van zijn gedrag, en heeft het gebagatelliseerd. Ook ter zitting heeft de politierechter niet de overtuiging gekregen dat verdachte besefte dat hij veel te ver is gegaan. Bovendien heeft hij ten aanzien van hun handelen telkens de schuld buiten zichzelf en zijn partner gelegd: de kinderen zouden leugenachtig over de mishandelingen hebben verklaard omdat zij tegen hen zijn opgezet door de ex-partners van verdachte en zijn partner. Dat verdachte zijn verantwoordelijkheid niet neemt wordt hem aangerekend.
Ten aanzien van de strafoplegging overweegt de politierechter dat verdachte, door het uitoefenen van geweld tegen van hem afhankelijke kinderen en een hond, zich schuldig heeft gemaakt aan kindermishandeling en dierenmishandeling. Dit zijn ernstige feiten. De politierechter heeft kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 31 maart 2024, waarin onder meer is geadviseerd om, indien het komt tot een veroordeling, een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering vindt interventies of toezicht van de reclassering niet nodig, omdat
(gezins-)hulpverlenende organisaties reeds betrokken zijn bij (het gezin van) verdachte. De door de verdediging voorgestelde geheel voorwaardelijke taakstraf doet geen recht aan de ernst van het bewezenverklaarde. Slechts een onvoorwaardelijke taakstraf is naar het oordeel van de politierechter passend en geboden. Wel acht zij het aangewezen een deel van de taakstraf voorwaardelijk op te leggen, opdat verdachte in de toekomst ervan wordt weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Gelet op al het voorgaande is de politierechter van oordeel dat het bewezenverklaarde dermate ernstig is, dat zij aanleiding ziet om een hogere straf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie.

Toepassing van wetsartikelen

De politierechter heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.1 en 8.11 van de Wet Dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De politierechter

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 60 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Venema-Dietvorst, politierechter, bijgestaan door
mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2024.