ECLI:NL:RBNNE:2024:3633

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
18-046600-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor kindermishandeling met taakstraf en schadevergoeding

Op 16 september 2024 heeft de Politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen (psychische) mishandeling van een kind dat zij verzorgde. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een aangifte van mishandeling, waarbij de verdachte op verschillende tijdstippen tussen 1 februari 2022 en 7 oktober 2022 het slachtoffer, een kind dat zij opvoedde, zou hebben geslagen, geschopt, gekrabd en uitgescholden. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat zij op 7 oktober 2022 een tik op het hoofd van het kind heeft gegeven, maar ontkende de andere beschuldigingen. De Politierechter heeft de verklaringen van getuigen en de medische informatie in het dossier beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling van het kind. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar de mishandeling op 7 oktober 2022 werd bewezen verklaard. De Politierechter oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een taakstraf op van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van 3.000 euro aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de mishandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de impact op het slachtoffer, en de Politierechter heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/046600-23
Vonnis van de politierechter d.d. 16 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [adres] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.I. Dolinski, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.B. Meinderts.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2022 tot en met 7 oktober 2022 te [adres] , gemeente Midden-Drenthe een kind dat zij verzorgde of opvoedde als behorend tot haar gezin, [slachtoffer] , (psychisch) mishandeld heeft door:
  • te slaan en/of
  • te schoppen en/of
  • te krabben en/of
  • te tackelen en/of
  • aan haar haren te trekken en/of aan haar haren op te tillen en/of
  • te schelden middels de woorden 'dom zwijn(tje)' en/of 'kutkind'.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit voor het schoppen (tweede gedachtestreepje), tackelen (vierde gedachtestreepje), aan haar haren trekken en aan haar haren optillen (vijfde gedachtestreepje). De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er slechts bewijs is voor één enkele mishandeling, te weten die op 7 oktober 2022 en voor het schelden.
Oordeel van de politierechter
De politierechter is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde schoppen en tackelen door verdachte van het kind [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in de periode van 1 februari 2022 tot en met 7 oktober 2022. Daarom volgt er voor die onderdelen van de tenlastelegging (partiële) vrijspraak.
De politierechter past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 2 september 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] één keer een tik gegeven op haar achterhoofd, op 7 oktober 2022. Ik sloeg haar bij haar oor. Ik raakte ook haar bril. Omdat ik lange nagels heb kwamen er krassen op haar hoofd, bij haar oor en bij haar wenkbrauw.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (inclusief bijlagen) d.d. 11 oktober 2022, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland onderzoek Nigeria/NN3R022097 d.d. 6 februari 2023, inhoudend als verklaring van [naam] (moeder van [slachtoffer] ):
Wat merk jij daarvan?
A: Ik merk dat aan [slachtoffer] omdat ze vaker met blauwe plekken thuis komt. Dat heeft te maken met miscommunicatie van [verdachte] naar [slachtoffer] . [verdachte] lost het op met gelijk slaan als [slachtoffer] iets niet begrijpt.
V: Hoe weet je dat?
A: [slachtoffer] komt thuis met blauwe plekken. En ook [naam] (de politierechter begrijpt: de broer van [slachtoffer] ) ziet dat [slachtoffer] geslagen wordt, dat vertelt [naam] aan mij.
V: Nu wil ik met je terug naar vrijdag 7 oktober 2022. Hoe laat trof je [slachtoffer] en [naam] ? A: Om 17.30 uur bij het vriendje van [naam] (de politierechter begrijpt: [naam] )
V: Heeft [slachtoffer] verder later iets verteld?
A: Dat ze gekrabd was door [verdachte] en geslagen. Dat ze naar buiten moest en daar moest slapen op of onder een krantje.
V: Welk letsel heb jij waargenomen bij [slachtoffer] ?
A: Ik zag een blauwe plek dan wel krabplek op [slachtoffer] haar voorhoofd. Ik zag dat haar wenkbrauw dikker was. En ik zag een krabplek achter het linker oor naar de nek.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2022, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant] :
Ik hoorde [naam] zeggen dat [slachtoffer] vaker werd geslagen door [verdachte] . Vandaag 7 oktober 2022 hoorde ik [naam] zeggen dat [slachtoffer] vaker wordt geslagen door [verdachte] . Ik zag dat [slachtoffer] lichte krassen op haar gezicht had.
4. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten medische informatie, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
07-10-2022: [slachtoffer] zit met lach bij broer op schoot. Krassen op voorhoofd, links en boven wenkbrauw, horizontaal. Van achter oor tot hals ook kras van 10 cm. Iets zwelling bij linker wenkbrauw. Geen andere verse letsels (). Wel krabeffecten onderrug en achterzijde bovenarm van oudere datum.
30-07-2022: () op de camping ().
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 november 2022, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] (de politierechter begrijpt: de vader van [naam] ):
Plaats: [adres]
V: Vertel eens, wat is er gebeurd op 7 oktober 2022?
A: Toen kwam omstreeks 18.45 uur [naam] met [slachtoffer] aan de deur huilend. Waarbij hij vroeg of hij bij ons mocht zijn want hij was weggelopen van huis. Kort gaf hij de uitleg dat hij niet meer thuis wilde zijn omdat [slachtoffer] gekrabd was. Dat ze buiten moest slapen.
V: Wat kun je vertellen over het letsel van [slachtoffer] ? A: Ze had allemaal krabwonden in haar gezicht.
6. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2022, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant] (studioverhoor [slachtoffer] ):
V: Jij zegt ik ben geslagen door [verdachte] . Is dat één keer of vaker?
A: Vaak heel vaak.
A: Toen ging ze mij slaan op mijn hoofd (achter linker oor) en op mijn oog (linker oog). V: Waarmee ging ze jou slaan?
A: Met haar handen en voeten.
V: We gaan verder met de laatste keer dat [verdachte] jou geslagen had. Waar was je toen? A: In mijn slaapkamer. Ik zat op mijn bed met mijn boek.
V: Wat was dan de reden dat [verdachte] jou sloeg?
A: Ja als ik ging praten. Als papa aan het werk is gaat [verdachte] mij slaan. V: Je zegt dat ze jou wel 20 keer heeft geslagen?
A: Ja klopt.
V: Hoe slaat [verdachte] jou? A: Bij mijn hoofd en mijn oor.
V: Wie ziet dat [verdachte] jou slaat?
A: [naam] . Die zit dan op zolder te lezen en die hoort dat want [verdachte] schreeuwt dan tegen mij. V: Hoe oud was jij toen je geslagen werd?
A: Ik was al 8 toen het begon.
7. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2022, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant] (studioverhoor [naam] ):
V: Wat kom je mij vertellen?
A: Ja [verdachte] sloeg [slachtoffer] elke dag en dat vond ik niet fijn en papa ook niet echt. En toen ging ik weglopen want ze moest ook een kwartier buiten slapen. [slachtoffer] werd in de vakantie ook al geslagen. Het eten werd in haar mond gepropt terwijl de rest het eten mocht laten staan. Papa en [verdachte] hadden ruzie en toen gingen we weg. Ik wilde [naam] (de politierechter begrijpt: een broer van [slachtoffer] en [naam] ) en [slachtoffer] niet alleen laten. [slachtoffer] had een hele harde klap gekregen van [verdachte] . Ik had [verdachte] nog een kans gegeven zei ik tegen papa. Maar dat was klaar dus ik ben weggelopen met [slachtoffer] . [slachtoffer] en [verdachte] zijn water tegen vuur. [slachtoffer] had overal krabwonden echt overal en ze werd elke dag geslagen en getrapt en aan haar haar getrokken en ze had ook een keer een bloedneus.
V: [slachtoffer] wordt geslagen door [verdachte] , klopt dat?
A: Ja alles wat je kan doen met je voeten en handen. Krabben, trekken, schoppen, slaan en aan haar haren trekken.
V: Is [slachtoffer] één keer door [verdachte] geslagen?
A: Nee véél vaker. Ik kan het niet eens zeggen. Sowieso vijf keer per dag. Ik kan het niet bijhouden. V: En het schoppen?
A: Ook heel vaak.
V: En het haren trekken?
A: Ook heel erg vaak.
V: En het krabben?
A: Ja iets minder vaak.
V: Waar gebeurde dit?
A: In het huis waar we woonden. V: Waar gebeurde dit allemaal?
A: Boven en beneden. Meestal als ik op zolder was en dan hoorde ik [verdachte] krijsen en [slachtoffer] huilen.
V: Hoe vaak heb jij het gezien?
A: Ja ze probeerde het heel stiekem maar ik zag het wel elke dag. Ook dat ze heel hard omhoog werd getrokken aan haar haren.
V: Heb je een specifieke gebeurtenis wat je gezien hebt?
A: Ik zat te eten [slachtoffer] werd vol van de tafel af getrokken en vol geslagen. Ze werd van de eettafel afgetrokken aan haar haren en kreeg klappen en toen werd ze getrapt met de voet op haar been en toen zakte [slachtoffer] in elkaar en toen kreeg [slachtoffer] een klap op haar wang en toen werd ze weer aan haar haren getrokken zodat ze om hoog ging. Maar daarna werd ze weer naar de tafel getrokken en moest ze gaan eten en toen ging ze kokhalzen.
V: Je hebt blauwe plekken gezien bij [slachtoffer] . Wat heb je nog meer gezien?
A: Ja blauw oog en heel veel krassen en een rood oor. De blauwe plekken kwamen van [verdachte] . V: Wanneer was de eerste keer dat [slachtoffer] werd geslagen?
A: Het was zaterdag ergens net na de zomervakantie in de middag.
8. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 19 januari 2023, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Daarnaast zou jij [slachtoffer] uitmaken voor zwijn en kutkind. A: Ik heb het soms wel eens uit frustratie gezegd.
Met betrekking tot het ten laste gelegde overweegt de politierechter het volgende.
De verdediging heeft een bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het schoppen, tackelen, aan de haren trekken en aan de haren optillen. De politierechter is van oordeel er voor het schoppen en tackelen onvoldoende bewijs is in het dossier. Daarvan zal verdachte worden vrijgesproken. Wel is op grond van de verklaring van [naam] voldoende bewijs voor het aan de haren trekken en optillen aan de haren.
Voorts is er verweer gevoerd tegen de ten laste gelegde periode, nu er slechts sprake zou zijn van één enkele mishandeling op 7 oktober 2022. Dit verweer wordt gepasseerd, omdat naar het oordeel van de politierechter op grond van de verklaringen van [slachtoffer] en [naam] , bezien in samenhang met de zich in het dossier bevindende medische informatie, voldoende bewijs is voor het aannemen van meerdere mishandelingen gedurende ten minste de periode vanaf de zomervakantie (blijkens de medische informatie was die zomervakantie in elk geval op 30 juli 2022) tot en met het incident op 7 oktober 2022.

Bewezenverklaring

De politierechter acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op meer tidstippen in de periode van 30 juli 2022 tot en met 7 oktober 2022 te [adres] , gemeente Midden-Drenthe een kind dat zij verzorgde of opvoedde als behorend tot haar gezin, [slachtoffer] , (psychisch) mishandeld heeft door:
- haar te slaan en
  • haar te krabben en
  • aan haar haren te trekken en aan haar haren op te tillen en
  • haar uit te schelden middels de woorden 'dom zwijn(tje)' en 'kutkind.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 80 uren taakstraf waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij het bepalen van de hoogte van een eventueel op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw acht een geheel voorwaardelijke taakstraf passend.
Oordeel van de politierechter
Bij de bepaling van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 31 maart 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De politierechter heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit de stukken - met name ook uit het reclasseringsadvies - en het verhandelde ter terechtzitting volgt naar het oordeel van de politierechter dat in deze zaak, ten tijde van het bewezenverklaarde, sprake was van een samengesteld gezin (te weten de verdachte met haar twee kinderen en haar (nieuwe) partner [naam] met drie kinderen), waarbij de dynamiek tussen de afzonderlijke gezinsleden mede van invloed is geweest op het functioneren van het samengestelde gezin. De, ten tijde van het bewezenverklaarde, ontstane situatie in het samengestelde gezin doet schrijnend aan. Zo is in deze zaak duidelijk geworden dat
er veel ruzies waren met de ex-families van de verdachte en haar partner, mede ook over de opvoeding door de nieuwe partners. Ook is gebleken dat verdachte erg veel moeite had met het opvoeden van [slachtoffer] , een (toen) 8-jarig, kwetsbaar meisje dat om meerdere redenen extra tijd en aandacht vroeg. En omdat verdachtes partner wegens zijn drukke werk veel van huis was, kwam dat grotendeels voor rekening van verdachte. Ze raakte gefrustreerd en gestrest door alle aandacht die [slachtoffer] vroeg, terwijl ze haar eigen kinderen niet genoeg aandacht kon geven. Verdachte is op enig moment zo gefrustreerd en gestrest geraakt dat ze is ontploft en begonnen is met het slaan van [slachtoffer] . Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en [naam] , ook ondersteund door meerdere getuigen die dat van hen hebben gehoord, is er geen sprake van een enkele mishandeling maar heeft verdachte gedurende een langere periode [slachtoffer] stelselmatig, bijna dagelijks geslagen. Daar waar een kind zich bij uitstek veilig moet voelen, heeft verdachte de veilige thuishaven veranderd in een uiterst onveilige plek, waar [slachtoffer] op elk moment slachtoffer kon worden van de grillen van verdachte. Dit is een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] , en neemt de politierechter verdachte zeer kwalijk. Stress, frustratie of zelfs boosheid is op geen enkele manier een rechtvaardiging voor een dergelijke mishandeling. Dat verdachte enkel het incident op 7 oktober 2022 heeft toegegeven en de overige mishandelingen heeft ontkend, wordt haar eveneens verweten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de politierechter acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 juli 2024 ten name van verdachte, waaruit blijkt dat aan haar op 9 januari 2024, voorafgaand aan het bewezenverklaarde, een strafbeschikking is uitgevaardigd ter zake van, onder andere, mishandeling. De politierechter heeft dan ook rekening gehouden met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De politierechter heeft tevens kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 31 maart 2024, waarin onder meer is geadviseerd om, indien het komt tot een veroordeling, een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering vindt interventies of toezicht van de reclassering niet nodig, omdat
(gezins-)hulpverlenende organisaties reeds betrokken zijn bij (het gezin van) verdachte. Ook zal er daarnaast een traject voor verdachte worden opgestart bij de psycholoog, aldus de reclassering.
Alle omstandigheden afwegende acht de politierechter de door de verdediging voorgestelde geheel voorwaardelijke taakstraf geen recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde. Slechts een onvoorwaardelijke taakstraf is naar het oordeel van de politierechter passend en geboden. Wel acht de politierechter het aangewezen een deel voorwaardelijk op te leggen, opdat verdachte in de toekomst ervan wordt weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Gelet op al het voorgaande is de politierechter van oordeel dat het bewezenverklaarde dermate ernstig is, dat zij aanleiding ziet om een hogere straf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich, bij haar wettelijk vertegenwoordiger [naam] , als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 148,92,- ter vergoeding van materiële schade en 6.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk dient te worden toegewezen tot een bedrag van 2.000,-, bestaande uit immateriële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ook ten aanzien van de materiële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, wegens het ontbreken van causaal verband.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van materiële schade. De meisjeskleding, het meisjesschoeisel en het drinkgerei voor school had de benadeelde partij bij verdachte op kunnen halen, en dat is niet gebeurd. Er is geen causaal verband tussen deze kosten en het gepleegde feit, dus komen ze niet voor rekening van verdachte.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het gevorderde bedrag aanzienlijk gematigd dient te worden. In de vordering tot schadevergoeding wordt gesproken over een stelselmatige mishandeling door twee verdachten. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel sprake is van een eenmalige mishandeling, gepleegd op 7 oktober 2022, door één verdachte. Voor een enkele mishandeling wordt doorgaans een veel lagere schadevergoeding toegekend.
Oordeel van de politierechter
Naar het oordeel van de politierechter is de vordering ten aanzien van de materiële schade onvoldoende onderbouwd en ontbreekt het causaal verband tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde. De politierechter zal daarom de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren. Deze kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De politierechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. De omvang van de immateriële schade als gevolg van de mishandeling zal op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid worden geschat op 3.000,-. De politierechter heeft daarbij gelet op de aard, de omstandigheden en de ernst van het bewezenverklaarde en de hoogte van schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend. De politierechter zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. Deze kan voor dat overige deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De politierechter bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de politierechter de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De politierechter zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De politierechter heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De politierechter

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 60 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Benadeelde partij

Ten aanzien van benadeelde partij: [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 3.000,- (zegge: drieduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 3.000,- (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit
0,- materiële schade en 3.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
40 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Venema-Dietvorst, politierechter, bijgestaan door
mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2024.