ECLI:NL:RBNNE:2024:362

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
10783374 BU VERZ 23-1164
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sanctie opgelegd voor stilstaan op een fietspad versus fietssuggestiestrook

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een administratief beroep tegen een opgelegde sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, een rijschoolhouder, had een sanctie ontvangen voor het stilstaan op een fietspad, maar betwistte dit door te stellen dat hij op een fietssuggestiestrook had geparkeerd. De officier van justitie had het administratief beroep ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging. Tijdens de zitting op 22 januari 2024 werd de vertegenwoordiger van de officier van justitie gehoord, die verzocht om wijziging van de feitcode naar R396B, wat betreft het stilstaan op een fietsstrook. De kantonrechter heeft de situatie ter plaatse bekeken en vastgesteld dat er geen fietspad aanwezig was, maar wel een fietssuggestiestrook zonder wettelijke status. Hierdoor kon de betrokkene niet worden gesanctioneerd voor het stilstaan op deze strook. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en kende de betrokkene een vergoeding toe voor gemaakte reis- en verletkosten, die in totaal € 337,88 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van fietsstroken en fietssuggestiestroken volgens de verkeersregels.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 252219170
zaaknummer: 10783374 BU VERZ 23-1164

uitspraak van de kantonrechter van 8 februari 2024

inzake

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats].

Procesverloop

Aan betrokkene is een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. De officier van justitie heeft het administratieve beroep ongegrond verklaard. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 22 januari 2024.
Betrokkene is ter zitting verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. R.A. van der Velde (hierna: de vertegenwoordiger).
De verweten gedraging betreft R315B – ‘stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken’, verricht op 28 augustus 2022, om 17:25 uur, aan de Insulindestraat te Leeuwarden, met een personenauto, met kenteken J855RF. De opgelegde sanctie bedraagt € 100,00 (exclusief € 9,00 administratiekosten).

Overwegingen

Betrokkene stelt zich op het standpunt dat hij niet op een fietspad heeft geparkeerd, maar op een fietssuggestiestrook. In de Insulindestraat te Leeuwarden bevindt zich geen fietspad. Het betreft ook geen fietsstrook volgens betrokkene, daar op het met kleur gemarkeerde weggedeelte geen afbeeldingen van een fiets zijn aangebracht en de strook daarmee niet voldoet aan de definitie van een fietsstrook van artikel 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Betrokkene heeft daarom volgens hem stilgestaan op een fietssuggestiestrook, wat is toegestaan. Hij verzoekt om de vergoeding van reis- en verletkosten.
De vertegenwoordiger stelt zich op het standpunt dat het geen fietspad betreft, maar een fietsstrook. De kleur van de strook is volgens haar bepalend en maakt dat het hier gaat om een fietsstrook. Zij verzoekt de kantonrechter de feitcode te wijzigen naar R396B – ‘als bestuurder een voertuig laten stilstaan op een fietsstrook’. Wegens het schenden van de hoorplicht verzoekt zij de kantonrechter het beroep van betrokkene gedeeltelijk gegrond te verklaren, de beslissing van de officier van justitie te vernietigen, en het sanctiebedrag te matigen met 25%. De vertegenwoordiger refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter voor wat betreft de vraag of het gaat om een fietsstrook of een fietssuggestiestrook en of betrokkene hier mocht stilstaan.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Op verzoek van de vertegenwoordiger wijzigt de kantonrechter de feitcode van R315B naar R396B. Het sanctiebedrag is gelijk en betrokkene wordt door de wijziging niet in zijn verdedigingsbelang geschaad, daar hij de locatie van de vermeende gedraging kent en aanwezig is geweest bij de inhoudelijke behandeling van het beroepschrift.
Dan ziet de kantonrechter zich voor de vraag gesteld of het hier gaat om een fietsstrook of om een fietssuggestiestrook gaat.
Volgens artikel 1 RVV 1990 is een fietsstrook een “door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop afbeeldingen van een fiets zijn aangebracht.”
Betrokkene heeft bij zijn beroepschrift foto’s overgelegd van de situatie ter plaatse. Daarnaast heeft de kantonrechter de straat bekeken op Google Street View. Uit deze beelden heeft hij opgemaakt dat in de straat beslist geen fietspad aanwezig is. Wel heeft het wegdek twee in rood gemarkeerde vlakken met een onderbroken streep. Hierop staan geen afbeeldingen van fietsen.
De kantonrechter gaat niet mee in het argument van de vertegenwoordiger dat de kleur van de strook bepalend is. De kleur van de fiets(suggestie)strook heeft geen wettelijke betekenis. Bepalend zijn de belijning, die doorgetrokken of onderbroken dient te zijn, en de aan- of afwezigheid van afbeeldingen van fietsen op het wegdek.
In dit geval is de vereiste belijning aanwezig, maar staan er geen afbeeldingen van een fiets aangebracht op het wegdek. Het gaat daarom niet om een fietsstrook, maar om een fietssuggestiestrook. De fietssuggestiestrook heeft geen wettelijke status. Hier mocht betrokkene dus op stilstaan, aangezien het een deel van de rijbaan zonder beperkingen is. De kantonrechter verklaart het beroep daarom gegrond.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, komen door betrokkene gemaakte reis- en verletkosten voor vergoeding in aanmerking. Betrokkene heeft ter zitting het formulier proceskosten overgelegd. Hij vordert € 12,88 aan reiskosten en € 515,00 aan verletkosten, tezamen € 527,88. De reiskosten ad € 12,88 kent de kantonrechter toe. Over de verletkosten overweegt de kantonrechter het volgende.
Betrokkene is rijschoolhouder. Hij heeft ter zitting aangegeven dat ten tijde van de zitting, een leerling zijn rijexamen moest afleggen. Vanwege de lange wachttijden bij het CBR was het voor hem niet mogelijk dit examen te verplaatsen en zag hij zich genoodzaakt een collega-instructeur in te huren voor de begeleiding van zijn leerling. Daarnaast heeft hij twee rijlessen niet kunnen geven vanwege de zitting. Betrokkene heeft bewijs overgelegd van de uitnodiging voor het rijexamen. Daarnaast heeft hij een overzicht van zijn agenda en zijn prijslijst overgelegd. Op deze prijslijst valt te lezen dat een rijexamen € 325,00 kost. Een losse rijles kost € 57,50.
De prijs van het rijexamen komt overeen met het bedrag dat betrokkene vordert. Hij vordert echter ook een rijles ad € 75,00 naast de twee rijlessen van € 57,50 die hij ter zitting heeft genoemd. Betrokkene vordert dus niet twee maar drie rijlessen en dat voor verschillende tarieven, waarvan één tarief niet wordt genoemd op de door hem overgelegde prijslijst. Dit is niet gemotiveerd ter zitting.
Daarnaast ziet de kantonrechter niet in hoe betrokkene aan het aantal gemiste rijlessen komt, terwijl hij de hele ochtend van 7:30 uur tot 12:30 uur geblokt heeft in zijn agenda, het geplande examen om 13:05 is en hij in de middag na de zitting nog een rijles gepland had.
De kantonrechter zal daarom naast de reiskosten ad € 12,88, alleen de verletkosten voor het rijexamen ad € 325,00 toekennen. De gevorderde rijlessen heeft betrokkene ondeugdelijk gemotiveerd. In totaal komt daarmee een bedrag ad € 337,88 aan reis- en verletkosten voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
  • vernietigt die inleidende beschikking;
  • bepaalt dat het bedrag van de zekerheidstelling aan betrokkene wordt gerestitueerd;
  • veroordeelt de officier van justitie tot vergoeding van de reis- en verletkosten van betrokkene, ten bedrage van € 337,88.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, kantonrechter, in aanwezigheid van
D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: