Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.[ gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
Mede ter voldoening aan mijn verzorgingsverplichting jegens haar, legateer ik aan mijn echtgenote [ gedaagde 1] :
Al mijn roerende en onroerende goederen, of mijn aandeel in zodanige goederen, voor zover zij die wenst over te nemen, onder verplichting tot inbreng in mijn nalatenschap, of verrekening bij scheiding van de waarde van hetgeen wordt overgenomen.
Naast het erfdeel dat de wet haar in mijn nalatenschap toekent, het vruchtgebruik van de erfdelen van mijn overige erfgenamen.
- een woning aan de [adres] in [woonplaats] ;
- een perceel tuin/cultuurgrond, gelegen op hetzelfde adres, kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie I nummer [xxx] , groot acht are;
- een perceel grond van 2.345 m2, gelegen aan de [adres] in [woonplaats] (kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie AF , nummer [xxx] ), hierna te noemen: perceel [adres] .
alsmede het vruchtgebruik van het aan de kinderen toekomend twee/derde gedeelte van de nalatenschap".Ten aanzien van [eiseres] en [gedaagde 2] is vastgesteld dat hen elk toekomt € 39.833,33, "
bezwaard met het vruchtgebruik ten behoeve van de comparante sub 1”(opmerking rechtbank: dat is [ gedaagde 1] )
.2.5. In de akte is vervolgens de wijze van voornoemde verdeling vastgesteld. Aan [gedaagde 2] zijn toegedeeld de woning ter waarde van € 239.000,00 en een vordering wegens onderbedeling ten laste van [ gedaagde 1] van € 39.833,00, in totaal € 278.833,33, onder de verplichting om aan [ gedaagde 1] € 239.000,00 uit te keren, waarna [gedaagde 2] nog € 39.833,33 toekomt. Aan [ gedaagde 1] komt wegens onderbedeling ten laste van [gedaagde 2] € 239.000,00 toe met de verplichting om aan [gedaagde 2] en [eiseres] elk € 39.833,33 te betalen, zodat haar in totaal toekomt € 159.333,33. Aan [eiseres] is een vordering wegens onderbedeling van € 39.833,33 toegedeeld.
“de schuldig erkende som te allen tijde opeisbaar en aflosbaar is”.
- op 20 maart 2013 € 7.900,00 (zonder omschrijving);
- op 28 augustus 2013 € 380,00 voor een grote beurt en keuring van de auto;
- op 31 maart 2014 € 800,00 voor een grote beurt van de auto;
- op 4 november 2014 € 550,00 voor de reparatie van een verwarmingsketel;
- op 24 september 2015 € 800,00 voor de aanschaf van een wasmachine.
3.Het geschil
a. [ gedaagde 1] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 28.808,33, zijnde € 39.833,33 minus het bedrag van € 7.575,-- en minus het bedrag van € 3.450,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum van dagvaarding tot aan de dag van betaling;
b. de verdeling gelast van het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats] kadastraal bekend gemeente Emmen sectie AF nummer [xxx] , in die zin dat de grond aan [eiseres] wordt toebedeeld onder betaling van de waarde van de aandelen van [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
c. [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt tot medewerking aan de verdeling van het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats] kadastraal bekend gemeente Emmen sectie AF nummer [xxx] aan [eiseres] ;
d. [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten in goede justitie vast te stellen conform de geldende tarieven, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
indien de rechtbank van oordeel is dat de vorderingen van [eiseres] en [gedaagde 2] niet opeisbaar zijn: de verdeling als volgt vaststelt dan wel de verdeling gelast van het perceel aan de [adres] (kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie AF , nummer [xxx] ) door het aandeel van [eiseres] toe te delen aan [ gedaagde 1] met verrekening van de vorderingen van [ gedaagde 1] op [eiseres] ter zake van haar onderbedelingssom;
-
indien de rechtbank van oordeel is dat de vorderingen van [eiseres] en [gedaagde 2] wel opeisbaar zijn: de verdeling als volgt vaststelt dan wel de verdeling gelast van het perceel aan de [adres] (kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie AF , nummer [xxx] ) door de aandelen van [eiseres] en [ gedaagde 1] toe te delen aan [gedaagde 2] met inbreng van de overbedelingsvordering door [gedaagde 2] , voor daaropvolgend verhaal door [gedaagde 2] en [eiseres] op [ gedaagde 1] ;
[eiseres] erkent dat de proceskosten en de reeds geïncasseerde bedragen uit hoofde van het eerder gelegde beslag verrekend dienen te worden. Zij betwist dat [ gedaagde 1] haar geld heeft geleend voor de aanschaf van een auto, grote beurten voor de auto, de aanschaf van een wasmachine en reparatie van de verwarmingsketel. De schenking van [ gedaagde 1] ad € 22.379,00 kan niet eenzijdig door [ gedaagde 1] worden aangewend ter aflossing van het schuldig erkende bedrag. Een schenking kan niet eenzijdig herroepen worden en evenmin zijn er opschortende of ontbindende voorwaarden aan de schenking verbonden. [eiseres] betwist verder dat zij schade zou hebben toegebracht aan eigendommen van [ gedaagde 1] . Op de foto lijkt het alsof [ gedaagde 1] ergens tegenaan is gereden. Ten aanzien van perceel [adres] meent [eiseres] dat de belangenafweging op grond van artikel 3:185 BW in haar voordeel uitvalt. [eiseres] maakt al jaren gebruik van de grond, met toestemming van [ gedaagde 1] . Zij wil haar twee paarden nu op het land laten lopen. De handtekening is wel degelijk van [ gedaagde 1] . Het was ook altijd de bedoeling dat de grond naar [eiseres] zou gaan, aldus [eiseres] .
- verklaart voor recht dat de vordering van [gedaagde 2] op [ gedaagde 1] ter zake van de nalatenschap van zijn vader € 32.258,33 bedraagt;
- verklaart voor recht dat [gedaagde 2] dezelfde schuldeiserspositie heeft als zijn zus [eiseres] op hun beider moeder [ gedaagde 1] , daar waar het gaat om de afwikkeling van de nalatenschap van hun beider vader;
- [eiseres] veroordeelt in de kosten van dit geding, het salaris van de advocaat daaronder begrepen, alsmede in de gebruikelijke nakosten (zowel zonder als met betekening), een en ander te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, althans zodanig bedrag als door deze rechtbank in goede justitie te bepalen.
de onderhavige verdeling een verdeling is van een nalatenschap als bedoeld in boek 3 van de Wet op de Belastingen van Rechtsverkeer” en dat “
de nalatenschap inmiddels afgewikkeld is”. Daarnaast concludeert [eiseres] tot afwijzing van de door [gedaagde 2] gevorderde proceskostenveroordeling. Het is onduidelijk waarom [eiseres] in de proceskosten veroordeeld dient te worden terwijl [gedaagde 2] een vordering stelt te hebben op [ gedaagde 1] . Er bestaat geen grondslag voor zijn vordering, aldus [eiseres] .
4.De beoordeling
voor zover [ gedaagde 1] die wenst over te nemen. Erflater is overleden op [datum] . Het belangrijkste onderdeel van de nalatenschap betrof het onroerend goed (r.o. 2.3). [ gedaagde 1] heeft het aandeel van erflater in dat onroerend goed niet overgenomen. Daartoe is namelijk een notariële overdrachts- of verdelingsakte vereist waarin het onroerend goed aan [ gedaagde 1] wordt overgedragen of toebedeeld, maar die is er niet.
andereafspraken te maken over de verdeling van de nalatenschap dan erflater in zijn testament had bepaald. Dat blijkt uit de notariële akte van verdeling van 10 september 2008.
Proceskostenveroordeling en bedragen ontvangen uit het gelegde beslag
Pachtopbrengsten
Schade aan de bril en auto van [ gedaagde 1]
Schenking van € 22.379
Door te komen tot verdeling en toedeling van de woning aan [gedaagde 2] kreeg [ gedaagde 1] geld. [ gedaagde 1] heeft toen aan [eiseres] en aan [gedaagde 2] € 22.379 geschonken.” [ gedaagde 1] geeft aan dat zij, gelet op de opstelling van [eiseres] , het standpunt is gaan huldigen dat het bedrag dat [eiseres] al heeft ontvangen van € 22.379 in mindering strekt op haar erfdeel in de nalatenschap van erflater. Een eenmaal verrichte schenking kan echter niet achteraf eenzijdig door de schenker worden herroepen en de grondslag van de betaling aan [eiseres] kan door [ gedaagde 1] niet eenzijdig worden gewijzigd van “schenking” naar “voldoening van een schuld”. Ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan niet worden geoordeeld dat deze schenking in mindering moet worden gebracht op de vordering van [eiseres] . De rechtbank weegt daarbij mee dat [ gedaagde 1] dezelfde schenking aan [gedaagde 2] niet als betaling op zijn erfdeel beschouwt terwijl ze dat bij [eiseres] wél doet. In de notariële verdelingsakte hebben partijen bovendien duidelijk afgesproken dat de vordering tot betaling van het erfdeel wordt omgezet in een lening en dat deze lening te allen tijde opeisbaar is.
De schenking van € 22.379 komt daarom niet in mindering op de vordering van [eiseres] .
Betalingen van in totaal € 10.430,-
€ 14.653,33. De rechtbank zal [ gedaagde 1] veroordelen tot betaling van dit bedrag aan [eiseres] . Ook de gevorderde wettelijke rente vanaf datum van dagvaarding, die inhoudelijk niet is weersproken, is toewijsbaar.
ter zake van de nalatenschap van zijn vader” doelt op hetgeen partijen in de verdelingsakte van 10 september 2008 zijn overeengekomen in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Ook voor [eiseres] moeten het doel en de strekking van de vordering van [gedaagde 2] voldoende duidelijk zijn geweest omdat [gedaagde 2] heeft toegelicht dat het hem erom gaat om tegenover [ gedaagde 1] dezelfde verhaalspositie te verkrijgen als [eiseres] bij het verkrijgen van betaling van het bedrag dat bij de verdeling is afgesproken. [gedaagde 2] heeft belang bij de gevraagde verklaring voor recht ten behoeve van de executie van de notariële verdelingsakte waarin zijn vorderingsrecht is vastgelegd (artikel 430 Rv). Partijen zijn het er over eens dat de resterende vordering van [gedaagde 2] op [ gedaagde 1] inderdaad € 32.258,33 bedraagt. De gevorderde verklaring voor recht dat de vordering van [gedaagde 2] op [ gedaagde 1] ter zake van de nalatenschap van zijn vader € 32.258,33 bedraagt, zal daarom worden toegewezen.
aan [gedaagde 2]. De rechtbank leidt uit het standpunt van [ gedaagde 1] en de reconventionele vordering af dat [ gedaagde 1] afstand doet van het aan haar gelegateerde recht tot toedeling van perceel [adres] . Afstand is een tweezijdige rechtshandeling (artikel 6:160 lid 1 BW). Uit de vorderingen over en weer begrijpt de rechtbank dat zowel [eiseres] als [gedaagde 2] daarmee instemmen, aangezien ieder van hen toedeling van het perceel aan haar- of hemzelf wenst.
5.De beslissing
4 september 2024.