ECLI:NL:RBNNE:2024:3595

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
LEE 23/2868
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het gevestigde voorkeursrecht op gronden achter sportpark Esserberg te Haren, gemeente Groningen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het door verweerder gevestigde voorkeursrecht op gronden achter sportpark Esserberg te Haren, gemeente Groningen. Bij het besluit van 11 mei 2022 heeft verweerder definitief gronden aangewezen waarop een voorkeursrecht wordt gevestigd, op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Enkele percelen daarvan behoren toe aan eisers. Met het bestreden besluit van 23 mei 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigden van eisers en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt of verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het voorkeursrecht te vestigen, aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en legt uit hoe zij tot dit oordeel komt. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het voorkeursrecht op de gronden van eisers te vestigen. Het beroep is ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van hun proceskosten ontvangen.

Eisers voeren aan dat het voorkeursrecht niet op hun percelen gevestigd kan worden, omdat de toegedachte bestemming niet afwijkt van het huidige gebruik ervan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de toegedachte bestemming wel afwijkt van het huidige gebruik van de gronden. De rechtbank oordeelt dat de toegedachte bestemming afwijkt van het huidige gebruik, en dat het vestigen van het voorkeursrecht niet in strijd is met de belangen van eisers. De rechtbank wijst ook de beroepsgrond van eisers af dat er geen overleg heeft plaatsgevonden, en concludeert dat dit niet leidt tot vernietiging van het besluit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2868

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2024 in de zaak tussen

[naam] en [naam] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigden: [naam] en [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder
(gemachtigden: mrs. M.A. Vos en T. Messemaker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het door verweerder gevestigde voorkeursrecht op gronden achter sportpark Esserberg te Haren, gemeente Groningen.
1.1.
Bij het besluit van 11 mei 2022 heeft verweerder definitief gronden aangewezen waarop een voorkeursrecht wordt gevestigd, op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Enkele percelen daarvan behoren toe aan eisers. Met het bestreden besluit van 23 mei 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eisers en de gemachtigden van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het voorkeursrecht te vestigen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht volgt dat in deze procedure nog het oude recht van toepassing is, omdat de aanvraag is ingediend voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarom is in deze zaak de Wvg van toepassing.
4.1.
De grondslag van het besluit is gelegen in artikel 5 van de Wvg. Hierin wordt bepaald dat het vestigen van een voorkeursrecht mogelijk is, zolang aan de betreffende gronden een niet-agrarische bestemming wordt toegedacht en het huidige gebruik afwijkt van die bestemming.
Wijkt de toegedachte bestemming af van het huidige gebruik van de gronden?
5.1.
Eisers voeren aan dat het voorkeursrecht niet op hun percelen gevestigd kan worden, omdat de toegedachte bestemming niet afwijkt van het huidige gebruik ervan. De oorspronkelijk toegedachte bestemming, de ontwikkeling van sportvoorzieningen van sportpark Esserberg, heeft inmiddels een kleine bijrol gekregen. In de plannen van verweerder wordt nu vooral gesproken over het ontwikkelen van een ecologische verbindingszone en natuur. Eisers voeren aan dat het huidige gebruik daarmee volledig in lijn is, aangezien de gronden momenteel ecologisch worden beheerd en begraasd door Schotse hooglanders.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de toegedachte bestemming wel afwijkt van het huidige gebruik van de gronden. Ter zitting licht verweerder toe dat de natuurbestemming in de plannen gaandeweg een grotere rol heeft gekregen dan de sportbestemming. Dat de motivering van het besluit om het voorkeursrecht te vestigen daardoor is gewijzigd, maakt volgens verweerder nog niet dat van het besluit had moeten worden afgezien. Voorts licht verweerder toe dat er in dit stadium nog geen concrete visie over de gronden is uitgewerkt. Dat is pas aan de orde wanneer er een bestemmingsplan wordt gerealiseerd.
5.3.
De beroepsgrond slaagt niet. Inherent aan het vestigen van het voorkeursrecht, is dat er slechts een globaal beeld bestaat van de toekomstige bestemming van de betreffende gronden. Als gevolg daarvan kunnen er wijzigingen plaatsvinden in de besluitvorming op grond van de Wvg. Uit de stukken blijkt dat verweerder ten tijde van het vestigen van het voorkeursrecht, met name een sportbestemming heeft toegedacht. Ook blijkt uit de stukken dat verweerder lopende de procedure meer gewicht heeft toegekend aan een natuurbestemming op de gronden.
5.4.
Hoewel er gaandeweg de procedure een wijziging en verschuiving heeft plaatsgevonden in de bestemming en het gewicht dat daaraan moet worden toegekend in het geheel van mogelijke bestemmingen, wordt de sportbestemming nog altijd genoemd als toekomstige (deel)bestemming. Dat de nadruk in de toekomstige bestemming is verschoven - van sport naar natuur - maakt dat niet anders. En nog daargelaten de vraag in hoeverre het huidige gebruik van de gronden in overeenstemming is met de natuurbestemming; het laten begrazen van de gronden door een kudde Schotse hooglanders is vanzelfsprekend niet in overeenstemming met de bestemming sport. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de toegedachte bestemming afwijkt van het huidige gebruik van de gronden.
Geen overleg
6.1.
Eisers voeren aan dat er van de zijde van verweerder geen enkele poging is gedaan om in gesprek te gaan over het voornemen om het voorkeursrecht op hun gronden te vestigen. De beslissing heeft eisers daardoor volledig overvallen. Eisers willen als eigenaren van de percelen zelf kunnen beslissen over de bestemming van hun gronden. Ook zijn er door het vestigen van het voorkeursrecht nu geen mogelijkheden om de gronden over te dragen aan aanverwanten van eisers. Eisers voeren aan dat verweerder geen moeite heeft gedaan om hun intenties te peilen, waardoor zij zich genegeerd voelen in de procedure.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet met eisers in overleg had hoeven treden, alvorens het voorkeursrecht op de gronden te vestigen. Ter zitting licht verweerder toe dat daarmee voorkomen wordt dat de gronden via prijsopdrijving alsnog snel worden verkocht.
6.3.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank kan zich voorstellen dat eisers voorafgaand aan het besluit van verweerder geïnformeerd hadden willen worden, maar dat dit niet is gebeurd is inherent aan dit type besluit. Het beoogde doel van het vestigen van het voorkeursrecht is immers onder meer gelegen in het voorkomen van prijsopdrijving en grondspeculatie en het veiligstellen van de percelen voor verweerder. Dit kan juist worden doorkruist als de perceeleigenaren op voorhand van de beslissing in kennis worden gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank ligt in het achterwege blijven van het vooraf informeren daarom geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank voegt hier voor de volledigheid nog aan toe dat de vestiging van het voorkeursrecht op de percelen voor eisers geen gevolgen kent, zolang de grond niet wordt vervreemd.
7. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het voorkeursrecht op de gronden van eisers te vestigen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
5 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet voorkeursrecht gemeenten
Artikel 5
1 In afwijking van de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, komen voor aanwijzing ook in aanmerking gronden die nog niet zijn opgenomen in een bestemmingsplan, inpassingsplan, of structuurvisie, maar waarbij in het besluit tot aanwijzing aan de betrokken gronden een niet-agrarische bestemming wordt toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van die bestemming. In het besluit tot aanwijzing wordt aangegeven of nadien nog zal worden overgegaan tot het vaststellen van een structuurvisie.
(…)