[verweerder] verweert zich en verzoekt de kantonrechter (zakelijk weergegeven):
I. zowel het primaire als subsidiaire verzoek, zoals door Waddengenot ingediend, volledig af te wijzen;
II. voor recht te verklaren dat de ‘nieuwe’ arbeidsovereenkomst op 12 januari 2024 per brief buitengerechtelijk is vernietigd, nu deze overeenkomst onder bedreiging in de zin van artikel 3:44 lid 2 BW tot stand is gekomen, althans deze overeenkomst te vernietigen omdat [verweerder] ten aanzien van de feiten heeft gedwaald (art. 6:228 BW) als gevolg van een onjuiste mededeling van Waddengenot;
III. de bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op verzoek van werkgever (artikel 7:671b BW) dan wel op verzoek van werknemer (artikel 7:671c BW), waarbij wordt vastgesteld dat Waddengenot ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, althans dat een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan vanwege het handelen van Waddengenot;
IV. Waddengenot te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW waarbij wordt uitgegaan van een maandloon van € 2.970,00 bruto en een indiensttredingsdatum van 23 september 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van deze beschikking;
V. Waddengenot op grond van artikel 7:671b lid 10 sub b BW c.q. artikel 7:671c lid 3 sub b BW te veroordelen tot betaling van een vergoeding gelijk aan het in geld vastgestelde loon tot 1 november 2024, waarbij uit wordt gegaan van een maandloon van € 2.970,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van deze beschikking;
VI. Waddengenot op grond van artikel 7:671b lid 10 sub b BW c.q. artikel 7:671c lid 3 sub b BW te voordelen tot betaling van een billijke vergoeding ter hoogte van € 50.000,00 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van deze beschikking;
VII. Waddengenot te veroordelen tot betaling van het nog ontbrekende loon ter hoogte van € 495,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW;
VIII. Waddengenot te veroordelen tot betaling van de nog niet uitbetaalde overuren ter hoogte van € 7.725,63 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW;
IX. Waddengenot te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen het salaris van gemachtigde.