ECLI:NL:RBNNE:2024:359

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
10830608 VV EXPL 23-136
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming en ontbinding huurovereenkomst wegens ernstige overlast door huurders

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 5 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen huurders en de Stichting Nijestee, de verhuurder. De huurders, [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2], hebben een huurovereenkomst met Nijestee voor een woning in Groningen. Sinds 2019 is er een geschil ontstaan over de nakoming van de huurverplichtingen, met name door overlast die door de huurders wordt veroorzaakt. Ondanks verschillende interventies door Nijestee en betrokkenheid van hulpverleners, is de overlast niet verminderd. De kantonrechter heeft in een eerdere bodemzaak op 14 november 2023 de huurovereenkomst ontbonden en de huurders veroordeeld tot ontruiming van de woning. In het kort geding vorderden de huurders schorsing van de tenuitvoerlegging van dit vonnis, maar de kantonrechter oordeelde dat de belangen van de verhuurder en de omwonenden zwaarder wegen dan die van de huurders. De rechter heeft de vordering van de huurders afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de ernst van de overlast en de gevolgen voor de minderjarige kinderen van de huurders, maar concludeert dat de ontruiming gerechtvaardigd is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10830608 VV EXPL 23-136
Kortgedingvonnis van 5 januari 2024
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eisende partij sub 2],
te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisende partijen] ,
gemachtigde: mr. E.T. van Dalen,
tegen
STICHTING NIJESTEE,
te Groningen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Nijestee,
gemachtigde: mr. C.E. van der Wijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de (nagezonden) producties van partijen;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 20 december 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eisende partijen] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. E.T. van Dalen alsook door hun tolk R. Jaber (tolkennummer 15875). Ook zijn [naam 1] en [naam 2] van de Stichting Islamitische Zorg verschenen. Aan de zijde van Nijestee zijn M. Ekkers (jurist) en M. Tames (medewerker wonen) verschenen, bijgestaan door mr. C.E. van der Wijk. Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht, deels aan de hand van ingebrachte spreekaantekeningen. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds 17 oktober 2018 hebben [eisende partijen] met Nijestee een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [straatnaam] te [woonplaats 1] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Tussen partijen is vanaf 2019 een geschil ontstaan over de nakoming van de huurverplichtingen door [eisende partijen] , met name over overlast.
2.3.
Naar aanleiding van de overlast hebben in de loop der jaren verschillende interventies door Nijestee bij [eisende partijen] plaatsgevonden en is ook de buurtbemiddeling erbij betrokken geweest. Ook heeft Nijestee steeds contact onderhouden met de wijkagent.
2.4.
Ondanks alle hulpverlening is de overlast(problematiek) niet verminderd. Nijestee heeft de politie, de gemeente en de hulpverlening (onder meer WIJ-team en Elker) nauwgezet op de hoogte gehouden van de overlast(klachten).
2.5.
Omwonenden hebben regelmatig geklaagd over verontrustende geluidsoverlast. Omwonenden hoorden regelmatig luid gehuil en geschreeuw in combinatie met geluiden alsof het huis werd afgebroken en een schreeuwende man.
2.6.
Vanaf juli 2020 is Veilig Thuis betrokken bij het gezin van [eisende partijen] .
2.7.
Voordat Nijestee een dagvaarding heeft laten uitbrengen, heeft zij met grote regelmaat overleg gehad met de hulpverleners, de politie en de gemeente. De betrokkenheid van al deze instanties heeft geen positief effect gehad op het woongedrag van (het gezin van) [eisende partijen] .
2.8.
Nijestee heeft [eisende partijen] op 4 augustus 2021 gedagvaard vanwege de overlastklachten. De directe buren gaven aan dagelijks overlast te ervaren van het gezin [eisende partijen] . De overlast bestond uit geschreeuw, gekrijs, ruziemakende ouders, smijten met deuren, afval in de voor- en achtertuin, fietswrakken in de voortuin en ’s nachts de televisie hard aan.
2.9.
Nijestee heeft een procedure bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, aanhangig gemaakt (geregistreerd onder zaaknummer 9389788 CV EXPL 21-4799). In deze procedure draaide het in het kort om de vraag of de tussen partijen bestaande huurovereenkomst moest worden ontbonden en of [eisende partijen] het gehuurde moesten ontruimen.
2.10.
Op 11 januari 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Gelet op de belangen van de kinderen van [eisende partijen] heeft Nijestee ingestemd met een aanhouding van zes maanden van de procedure. In deze periode kon de betrokken hulpverlening met [eisende partij sub 2] ( [eisende partij sub 1] woonde op dat moment elders) werken aan verbetering van haar woongedrag met als doel dat uiteindelijk geen overlast meer zou worden veroorzaakt.
2.11.
Nijestee heeft na deze eerste aanhouding van zes maanden de kantonrechter verzocht om de zaak langer aan te houden omdat zij overlastklachten bleef ontvangen. De procedure is in totaal meer dan een jaar aangehouden om de hulpverlening de kans te geven om de hulpverleningstrajecten goed op te starten, zodat [eisende partij sub 2] de kans kreeg om met behulp van de hulpverlening haar woongedrag aan te passen.
2.12.
Ondanks de hulpverlening heeft [eisende partij sub 2] met haar gezin het woongedrag niet aangepast. Nijestee heeft de gemachtigde van [eisende partij sub 2] en de hulpverlening steeds geïnformeerd over de aanhoudende overlast.
2.13.
Op 25 april 2023 heeft Nijestee de kantonrechter vanwege de aanhoudende overlast(problematiek) verzocht om vonnis te wijzen, waarna op 17 oktober 2023 nog een (extra) mondelinge behandeling is geweest.
2.14.
De kantonrechter heeft uiteindelijk op 14 november 2023 vonnis gewezen (onder eerdergenoemd zaaknummer). In dat vonnis heeft de kantonrechter het door [eisende partij sub 2] gevoerde verweer verworpen, verstek verleend jegens [eisende partij sub 1] , en de gevorderde ontbinding en ontruiming toegewezen. In het vonnis staat verder onder meer het volgende vermeld:

(…)De beoordeling(…)
4.7.
De kantonrechter overweegt dat reeds eerder een zitting heeft plaatsgevonden in januari 2022 en dat destijds besproken is dat de overlastsituatie dusdanig is dat die aanleiding kan zijn voor een ontbinding en ontruiming wanneer er geen verbetering zal optreden. De zaak is destijds aangehouden met name vanwege de belangen van de (minderjarige) kinderen die in het gehuurde wonen (artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: IVRK)). In overleg met partijen is aan [eisende partij sub 2] in eerste instantie een termijn van zes maanden gegund om met de betrokken hulpverlening aan verbetering te werken. Inmiddels moet op basis van de aanhoudende meldingen van omwonenden en de recente geluidsopnamen vastgesteld worden dat op dit moment - ruim 1,5 jaar na voornoemde zitting - nog nauwelijks vooruitgang is geboekt. In de afgelopen maanden is gebleken dat de betrokken hulpverlening onvoldoende uitkomst kan bieden op het punt van de overlast, terwijl een verlenging van het verblijf in het gehuurde dan toch ook niet gewenst is. Het is [eisende partij sub 2] niet gelukt om de geboden laatste kans te benutten. Daarbij speelt een rol dat de vastgestelde overlast tot op heden nog steeds onvoldoende door [eisende partij sub 2] wordt erkend. Weliswaar is ter zitting aangevoerd dat er sinds kort positieve ontwikkelingen zijn in die zin dat [eisende partij sub 1] niet meer in het gehuurde woont en dat voor de oudste zoon ook woonruimte elders wordt gezocht, maar dat betekent niet zonder meer dat op korte termijn geen sprake meer van overlast zal zijn. Tijdens de vorige zitting in januari 2022 verbleef [eisende partij sub 1] ook al elders (in [woonplaats 2] ) en dat heeft destijds ook geen zekerheid geboden. Bovendien gaat de overlast deels ook van de andere gezinsleden uit. Zo is ook op dit moment niet duidelijk of en wanneer voor de oudste, meerderjarige, zoon van [eisende partijen] een blijvende alternatieve woonplek kan worden gevonden. Alle belangen afwegend is de kantonrechter gelet op de aanhoudende overlast van oordeel dat sprake is van een zodanige tekortkoming, dat de door Nijestee gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde inmiddels gerechtvaardigd is. Die vorderingen zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden bepaald op een termijn van veertien dagen in plaats van de gevorderde termijn van tien dagen. (…)
(…)De beslissing
De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen Nijestee enerzijds en [eisende partijen] anderzijds bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning staande en gelegen aan de [straatnaam] te [woonplaats 1] ;
5.2.
veroordeelt [eisende partijen] om het gehuurde, met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Nijestee, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, te ontruimen en te verlaten, met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Nijestee te stellen;
5.3.
veroordeelt [eisende partijen] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Nijestee vastgesteld op € 846,57;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde. (…)
2.15.
De ontruiming van het gehuurde is door Nijestee aangezegd per 15 januari 2023, waarna [eisende partijen] op 18 december 2023 de onderhavige kortgedingdagvaarding hebben uitgebracht.
2.16.
Op 18 december 2023 heeft Nijestee de volgende (overlast)meldingen van (verschillende) omwonenden ontvangen:

(…) Wat er aan de hand was weet ik niet. Maar ondanks de nieuwe ramen, kun je 1 van de meisjes, via de camera, horen gillen en huilen. Het is afschuwelijk dat dat meisje zo wanhopig is (…)”.

(…) Vanavond was er tegen 11 uur weer een enorme ruzie bij de buren. Een vreselijk geschreeuw en gehuil. Ik heb de politie gebeld, gelukkig waren er meer buren die gebeld hadden en was de politie er snel. De zoon is meegenomen. (…)”.
2.17.
Op 19 december 2023 heeft Nijestee de volgende (overlast)melding van een omwonende ontvangen:

(…) Vannacht was geen leuke nacht, op zijn zachts gezegd. Rond een uur of 23:00 begon het harde geschreeuw van een mannelijke stem bij de buren (we denken de zoon). Dit ging er snel over naar hard gebonk, gegil en boos geschreeuw wat hard aanhield. Op een gegeven moment werd het zo extreem en ging het er zo hard aan toe dat ik gelijk 112 heb gebeld; Ik bleek de 3e melder te zijn en ze waren al onderweg. Op dat moment werd ik geappt door onze andere buurvrouw op nummer 14. Die vroeg of alles goed ging omdat zij in haar woonkamer (!) het geschreeuw en gebonk kon horen. Zij had dus ook al de politie gebeld. Na een paar minuten stonden er 3 politiebusjes op straat. Wij keken uit het raam en zagen dat er met 4 politiemannen de zoon uit huis werd gehaald met veel bombarie, hij verzette zich luid en schreeuwde hard. Hij had een ontbloot bovenlichaam waar een grote snee over zijn gehele borst te zien was met bloed. Even later verscheen er ook een ambulance. Wat er verder is gebeurd geen idee.. Het was een heftige nacht en dit was echt niet oke..
De buurvrouw gaf aan dat ze een tijdje terug ook al erg was geschrokken; ze hoorden toen in de tuin van nummer 18 iemand hard tegen de container schoppen, een gillende vrouw en huilende kinderen. Zij woont nog niet zo lang naast ons en weet niet van deze hele situatie. Ze heeft aangegeven dat ik dit voorval ook mocht doorgeven aan jullie. (…) dit gaat echt te ver en stopt gewoon niet. (…)”.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partijen] vorderen – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Nijestee te verbieden het vonnis van 14 november 2023 te executeren, totdat op het door [eisende partijen] in te stellen hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is beslist, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met kosten.
3.2.
Nijestee voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eisende partijen] is erop gericht om de ontruiming van het gehuurde te voorkomen. De aard van deze vordering zoals in de dagvaarding is gepresenteerd, brengt naar het oordeel van de kantonrechter een spoedeisend belang met zich, zodat [eisende partijen] ontvankelijk zijn in hun vordering.
4.2.
[eisende partijen] hebben (met verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad [1] ) aangevoerd dat aangezien de beslissing over de uitvoerbaar bij voorraadverklaring in het vonnis van 14 november 2023 niet is gemotiveerd, niet de eis geldt dat sprake dient te zijn van nieuwe feiten of omstandigheden om in kort geding tot een ander oordeel te komen dan in de bodemzaak, zodat de kortgedingrechter in dit verband (alsnog) een belangenafweging moet maken. In dat kader verwijzen [eisende partijen] uitdrukkelijk naar de belangen van de minderjarige kinderen als bedoeld in artikel 3 van het VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989 (IVK). De kantonrechter constateert dat de beslissing om het vonnis van 14 november 2023 uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet (specifiek) is gemotiveerd, zodat een belangenafweging in deze procedure mogelijk is. Anderzijds moet worden aangenomen dat de kantonrechter bij diens beslissing over de uitvoerbaar bij voorraadverklaring de destijds door [eisende partij sub 2] aangedragen argumenten wel heeft meegewogen. Daarbij geldt dat het belang van Nijestee bij het ten uitvoer mogen leggen van het vonnis in beginsel is gegeven en het op de weg van [eisende partijen] ligt om aan te voeren dat en waarom hun belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing zwaarder dient te wegen. De kantonrechter stelt bij de beoordeling hiervan het volgende voorop.
4.3.
Ter zitting is de overlastsituatie uitgebreid aan de orde gekomen. Niet ter discussie staat dat [eisende partij sub 1] en de meerderjarige zoon grotendeels verantwoordelijk zijn (geweest) voor de overlastproblematiek. [eisende partij sub 1] woont inmiddels elders, maar Nijestee heeft voor wat dat betreft onweersproken aangevoerd dat [eisende partij sub 1] desondanks regelmatig in het gehuurde verblijft vanwege het gezin. Ook zal daarom het elders huisvesten van de meerderjarige zoon niet (automatisch) leiden tot het eindigen van de onhoudbaarheid van de overlastsituatie volgens Nijestee, omdat vader en zoon betrokken (willen) blijven bij het gezin. In dat kader heeft Nijestee nog gewezen op het feit dat de onderhavige overlastsituatie een langdurig geschil betreft tussen partijen en dat Nijestee vrijwel alles heeft geprobeerd om tot een oplossing van de overlastproblematiek te komen. Hierbij heeft Nijestee naar eigen zeggen steevast de belangen van de (minderjarige) kinderen in ogenschouw genomen. Ook is volgens Nijestee van belang dat de overlastsituatie ongewijzigd voortduurt. Hiervoor heeft Nijestee verwezen naar de door haar overgelegde en onbetwiste overlastmeldingen van 18 en 19 december 2023. Dat de onderhavige overlastproblematiek ook na het uitbrengen van de dagvaarding voortduurt, is ook door de gemachtigde van [eisende partijen] ter zitting onderkend. Daarbij komt dat ter zitting de schrijnende weerslag is besproken die de overlastsituatie op de (minderjarige) kinderen heeft. Gebleken is namelijk dat [eisende partij sub 2] als moeder ondanks de betrokkenheid van meerdere hulpverlenende instanties de thuissituatie nog steeds niet onder controle heeft, waardoor de meerderjarige zoon voor een onveilige (thuis)situatie voor de minderjarige kinderen zorgt. Dat deze (thuis)situatie een negatieve invloed heeft op de minderjarige kinderen volgt uit de niet ter discussie staande overlastmeldingen over schreeuwende en huilende kinderen. Ook is ter zitting gebleken dat twee minderjarige kinderen een aantal maanden zijn geschorst van school vanwege ongewenst gedrag.
4.4.
Wat daarvan ook zij, bij de belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidsstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde ( [eisende partijen] ) zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen (Nijestee), bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidsstelling wordt verbonden. Bij die belangenafweging moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag. In de onderhavige procedure is gesteld noch gebleken dat sprake is van een kennelijke misslag, zodat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging niet op die grond kan worden toegewezen.
4.5.
In dat verband hebben [eisende partijen] in essentie over hun gestelde (woon)belang uiteengezet dat [eisende partij sub 2] met haar minderjarige kinderen op straat komt te staan en dat het (woon)belang van deze kinderen extra zwaarwegend is als bedoeld in artikel 3 IVRK, alsook dat zij niet over de financiële middelen beschikken voor vervangende woonruimte. Nijestee heeft zich hiertegen verweerd en in de kern genomen betoogd dat haar belang zwaarder weegt, mede gelet op het belang van de omwonenden, vanwege de lange duur van de onderhavige overlastsituatie en de (aanhoudende) onhoudbaarheid daarvan.
4.6.
Wat betreft dit door [eisende partijen] gestelde (woon)belang overweegt de kantonrechter dat in het vonnis van 14 november 2023 bewezen is geacht dat zij zodanig tekortschieten in hun verplichting om zich als goed huurders te gedragen dat dit de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming rechtvaardigt, in die zin dat zij ernstige overlast veroorzaken. Zoals hiervoor is overwogen, dient in de onderhavige procedure te worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kantonrechter neemt daarom het oordeel in de bodemzaak met betrekking tot de (ernst van de) overlastsituatie als uitgangspunt. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [eisende partijen] in de periode voorafgaand aan het wijzen van het vonnis in de bodemzaak (ernstige) overlast hebben veroorzaakt. De kantonrechter stelt vast dat in de onderhavige procedure (ter zitting) niet ter discussie staat dat de overlastsituatie nog steeds voortduurt en er geen concreet zicht is op gedragsverandering van [eisende partij sub 2] en het gezin. De kantonrechter acht het verder relevant dat van de zijde van Nijestee recente verklaringen van omwonenden zijn overgelegd die de onhoudbaarheid en de uitzichtloosheid van de overlastsituatie onderbouwen.
4.7.
Dat het gezin met kinderen en al op straat komt te staan is weliswaar een zware consequentie van het vonnis in de bodemzaak, maar kan op zichzelf niet kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een omstandigheid die maakt dat het belang van [eisende partijen] zwaarder moet wegen dan het belang van Nijestee. Dit is namelijk het gevolg van de toerekenbare tekortkoming - de overlast - van de nakoming van de huurovereenkomst door [eisende partijen] die dermate ernstig is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee de ontruiming rechtvaardigt. Daarbij komt dat uit sub 4.7. van het vonnis van 14 november 2023 volgt dat de kantonrechter in zijn oordeelsvorming ook uitdrukkelijk de belangen van de minderjarige kinderen heeft meegewogen en hieraan bijzonder gewicht heeft toegekend en dat hij daarbij heeft getoetst aan de norm van artikel 3 IVRK. De kantonrechter heeft in de bodemzaak desondanks geoordeeld dat het belang van Nijestee (en de omwonenden) zwaarwegender is, gelet op de ernst en de duur van de overlast(problematiek). Het ongemak dat [eisende partijen] over onvoldoende financiële middelen beschikken voor vervangende woonruimte, rechtvaardigt eveneens geen schorsing van de executie. Dit is weliswaar erg vervelend, maar een consequentie van het eerdergenoemde toerekenbaar tekortschieten. Bovendien staat niet ter discussie dat [eisende partij sub 2] de (thuis)situatie nog steeds niet onder controle heeft ondanks de betrokkenheid van de (vele) hulpverlening en dat dit een negatief effect heeft op de (minderjarige) kinderen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter volgt daar ook het tegendeel uit dat het voortduren van de huidige situatie in het belang is van de minderjarige kinderen.
4.8.
De conclusie van het bovenstaande is dat de vordering van [eisende partijen] om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 14 november 2023 te schorsen, zal worden afgewezen.
4.9.
[eisende partijen] zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Nijestee worden begroot op een bedrag van € 529,00. De meegevorderde nakosten zijn eveneens toewijsbaar en worden begroot op een bedrag van € 132,00.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eisende partijen] (hoofdelijk) in de proceskosten, als de een betaalt dan zal de ander zijn gekweten, aan de zijde van Nijestee begroot op een bedrag van € 529,00;
5.3.
veroordeelt [eisende partijen] (hoofdelijk) in de nakosten, als de een betaalt dan zal de ander zijn gekweten, aan de zijde van Nijestee begroot op een bedrag van € 132,00;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024.
48315

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026