In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming verzocht om het ongeboren kind onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De moeder, die zwanger is en op 7 oktober 2024 uitgerekend, heeft een geschiedenis van verslavingsproblematiek en is momenteel niet in staat om haar verslaving onder controle te krijgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ongeboren kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de verslavingsproblematiek van de moeder en het gebruik van cocaïne tijdens de zwangerschap. De kinderrechter heeft geoordeeld dat, ongeacht de situatie van de moeder bij de geboorte, het ongeboren kind niet bij de moeder kan wonen. Indien de moeder niet clean is, zal het kind bij de oma worden geplaatst; indien de moeder wel clean is maar weigert om in een moeder-kindhuis te verblijven, zal het kind ook bij de oma worden geplaatst. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling toegewezen, met specifieke voorwaarden voor de uitvoering. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.