ECLI:NL:RBNNE:2024:357

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
Lee 22/2558
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake afwijzing aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 15 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag op grond van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser had op 11 mei 2022 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, maar dit verzoek werd op 2 juni 2022 afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser op 7 juli 2022 niet ontvankelijk, omdat eiser niet duidelijk had gemaakt welke documenten hij wilde ontvangen en waarom zijn verzoek binnen de reikwijdte van de Woo viel.

De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft eiser zijn beroep toegelicht, maar de rechtbank constateerde dat de ingediende geschriften geen gronden van beroep bevatten. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht, die stelt dat een beroepschrift de gronden van het beroep moet bevatten.

Als gevolg hiervan verklaarde de rechtbank het beroep niet ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank niet toekwam aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2558

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, verweerder
(gemachtigden: M.C.J. Bock en D. Wassens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 2 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
In het Woo-verzoek van 11 mei 2022 vermeldt eiser ‘betreffende het beleid van de gemeente Heerenveen inzake inwoner [naam] ’.
2.2.
Bij brief van 13 mei 2022 heeft verweerder eiser gevraagd om een toelichting op het verzoek. Eiser heeft gereageerd bij schrijven van 16 mei 2022.
2.3.
Bij primair besluit van 2 juni 2022 heeft verweerder het verzoek afgewezen en hiertoe de volgende motivering gegeven: ‘De reden hiervoor is dat uw verzoek niet binnen de reikwijdte van de Woo valt. De Woo gaat namelijk alleen over het openbaar maken van publieke informatie die in documenten staat. In uw reactie lezen wij niet dat u documenten wilt ontvangen. En als dat wel zo is, welke documenten dat zijn’.
2.4.
Bij schrijven van 4 juni 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij brief van 16 juni 2022 heeft de commissie bezwaarschriften eiser gevraagd uit te leggen waarom hij bezwaar maakt. Bij schrijven van 21 juni 2022 heeft eiser hierop gereageerd.
2.5.
In het bestreden besluit van 7 juli 2022 heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar niet ontvankelijk verklaard omdat uit het bezwaarschrift en uit het schrijven van 21 juni 2022 niet valt af te leiden waarom eiser het niet eens is met het primaire besluit.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Bij schrijven van 13 juli 2022 heeft eiser beroep ingesteld. Nadien heeft eiser het beroep veelvuldig aangevuld met omvangrijke geschriften.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat genoemde geschriften van de kant van eiser geen gronden van beroep bevatten.
3.3.
Ter zitting heeft eiser gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn beroep toe te lichten. Naar het oordeel van de rechtbank bevat ook deze uitgebreide toelichting geen beroepsgronden gericht tegen het bestreden besluit.
3.4.
Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet ontvankelijk dient te verklaren omdat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht. De tekst van deze bepaling is opgenomen in de bijlage.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:5
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
(…)
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. (…),
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.