ECLI:NL:RBNNE:2024:3538

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
18.025611.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige en schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die in de periode van 1 mei 2007 tot en met 30 september 2007 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, geboren in 1993. De verdachte, geboren in 1982, is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 5.000,00 voor immateriële schade is vastgesteld, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot materiële schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard.

De zaak kwam ter terechtzitting na een aangifte van de benadeelde partij in 2022. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verklaring van de aangeefster consistent en betrouwbaar was. De verdachte heeft erkend dat hij seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster, die op dat moment 13 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, wat in strijd is met de wet die jeugdigen tot 16 jaar beschermt tegen dergelijke handelingen.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de gepleegde feiten. De rechtbank heeft besloten tot een voorwaardelijke straf, omdat de verdachte zijn verantwoordelijkheid lijkt te nemen en geen justitiële documentatie heeft. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen, waarbij de aansprakelijkheid van de verdachte vaststaat. De rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd om te waarborgen dat de verdachte de schade vergoedt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.025611.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 augustus 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Elzinga, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 30 september 2007 te [plaats] ,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1993, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
-meermalen althans eenmaal zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en/of (daarbij) zijn penis in haar vagina gehouden en/of op en neer bewogen en/of
-meermalen althans eenmaal zijn penis in haar mond gebracht/geduwd en/of heen en weer bewogen en/of
-meermalen althans eenmaal haar vagina en/of clitoris gelikt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat het ten laste gelegde feit meermalen is gepleegd. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die de aangifte op dat onderdeel ondersteunen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 augustus 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer] en ik hebben elkaar 17 jaar geleden ontmoet in café de [bedrijf] in [plaats] . Ik heb haar toen mijn telefoonnummer gegeven. Het klopt dat [slachtoffer] en ik toen hebben afgesproken en seksuele gemeenschap hebben gehad. Ik was toen 25 jaar oud. Ik heb haar gepenetreerd, zij heeft mij gepijpt en ik haar gebeft. We hadden geen condoom gebruikt, dus heb ik haar geld gegeven voor een morning-afterpil. [slachtoffer] is ook een keer bij mij langs geweest toen iemand genaamd [naam] bij mij was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2022, opgenomen op pagina 16 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022173421 d.d. 5 januari 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Aangever

Geboren: [geboortedatum] 1993
Op 10/12/2006 was [verdachte] ook aanwezig in de kroeg, café [bedrijf] . We hebben even gekletst en aan het einde van de avond gaf hij mij zijn telefoonnummer. In mei 2007 hebben [verdachte] en ik afgesproken bij hem thuis. Hij heeft mij gebeft en ik heb hem gepijpt. Hij is toen over mijn buik klaargekomen. We hadden geen condoom gebruikt en ik vroeg wat we nu moesten doen. Toen heeft hij mij geld gegeven voor de morning-afterpil. Ik ben 1 of 2 weken later naar hem terug gegaan. Ik weet nog dat het zeer deed en dat ik verbaasd was. Ik dacht, ben ik dan nu pas ontmaagd omdat het nu zeer deed? Ik ben een keer onverwacht bij [verdachte] gekomen. Hij had toen bezoek van een vent die [naam] genoemd werd. Wat ik 100 procent zeker weet is dat [verdachte] en ik die dag seks hebben gehad in de slaapkamer. Ik gok dat ik hem rond september 2007 weer tegen kwam. Naar aanleiding daarvan heb ik nog een keer afgesproken. Ik weet nog dat we seks hadden op de bank. Ik nam hier nu meer initiatief in. Ook bijvoorbeeld in het pijpen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster consistent en gedetailleerd is en geen evidente ongerijmdheden bevat. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster dan ook in zijn geheel betrouwbaar, ook waar zij verklaart dat zij meermalen seks heeft gehad met verdachte. De aangifte wordt vervolgens ondersteund door de verklaring van verdachte, waarin hij heeft bekend in ieder geval één keer seks te hebben gehad met aangeefster toen zij 13 jaar en hij 25 jaar oud was. Verder wordt die aangifte ook voor wat betreft de context waarin volgens aangeefster een en ander is gebeurd ondersteund door de verklaring van verdachte. Zo heeft zowel aangeefster als verdachte verklaard dat ze elkaar in café de [bedrijf] hebben ontmoet, dat verdachte aangeefster zijn telefoonnummer gaf, dat zij vervolgens hebben afgesproken en seks met elkaar hebben gehad, dat verdachte aangeefster een keer na de seks geld heeft gegeven voor het kopen van een morning-afterpil en dat aangeefster op enig moment bij verdachte thuis langs is gekomen toen iemand die ook wel [naam] of [naam] genoemd werd daar ook aanwezig was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voor de (betrouwbare) verklaring van aangeefster voldoende steunbewijs aanwezig is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Hij in de periode van 1 mei 2007 tot en met 30 september 2007 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1993, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden of uit mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
-meermalen zijn penis in haar vagina gebracht en daarbij zijn penis in haar vagina gehouden en op en neer bewogen en
  • meermalen zijn penis in haar mond gebracht en heen en weer bewogen en
  • haar vagina en clitoris gelikt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Daarbij heeft zij de rechtbank verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat verdachte geen justitiële documentatie heeft en dat verdachte verantwoordelijkheid neemt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met het slachtoffer die op dat moment 13/14 jaar oud was. Verdachte en het slachtoffer hebben elkaar ontmoet in café de [bedrijf] en verdachte heeft meerdere malen met haar afgesproken, verschillende seksuele handelingen met haar verricht en seks met haar gehad.
De wet beschermt jeugdigen tot 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich immers op een gezonde manier kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Voor de wet maakt het geen verschil of verdachte op de hoogte was van de leeftijd van het slachtoffer. Ook is niet van belang of de handelingen met instemming van het slachtoffer plaatsvonden.
Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassen man van 25 jaar op het veel jongere slachtoffer had en hij heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Met zijn handelen heeft verdachte daarnaast een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Een dergelijke inbreuk op de lichamelijke integriteit kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruisen. Uit de slachtofferverklaring die het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen, blijkt dat de gebeurtenissen 17 jaren na dato nog altijd impact hebben op haar leven. De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
Gelet op de ernst van dit feit is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Dat geldt te meer nu verdachte in elk geval wist dat het slachtoffer minderjarig was, zoals hij zelf heeft verklaard.
Toch zal de rechtbank anders beslissen, gelet op het volgende. Er is sprake van fors tijdsverloop en er zijn inmiddels 17 jaren verstreken. Ter terechtzitting is verder gebleken dat verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt, geen pro-criminele houding heeft en zijn leven op orde heeft. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is.
Alles afwegende zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 180 uren. Met het voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank een signaal af te geven en te benadrukken dat het handelen van verdachte volstrekt onaanvaardbaar is.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 887,19 ter vergoeding van materiële schade en 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de opgevoerde relatietherapie- en reiskosten aangevoerd dat onvoldoende is onderbouwd dat er een causaal verband is met het feit en dat de vordering in zoverre dus niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw verzocht om dit bedrag te matigen, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken.
Oordeel van de rechtbank
Allereerst heeft de benadeelde partij vergoeding van materiële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet eenvoudig worden vastgesteld of er een causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de opgevoerde relatietherapie en de daarbij behorende reiskosten. Schorsing van het onderzoek om dit causale verband nader te onderzoeken, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële kosten daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 5.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
een taakstraf voor de duur van 180 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 3 maanden zal worden toegepast.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 september 2007 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2007 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M. Lok en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. F.C.A. Fierstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2024.
Mr. E.P. van Sloten en mr. M. Lok zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.