ECLI:NL:RBNNE:2024:3537

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
18.273147.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en mishandeling met schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken. De vordering van benadeelde partij 1 is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van benadeelde partij 2 volledig is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens is de teruggave van een in beslag genomen fiets aan de rechtmatige eigenaar gelast.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van diefstal van een fiets op 5 april 2023, waarbij de verdachte de fiets van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte op 6 september 2023 [slachtoffer 2] mishandeld door haar bij de arm vast te pakken en te duwen, waardoor zij ten val kwam. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de verdachte voor beide feiten wettig en overtuigend schuldig is.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recidive en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 weken geëist, maar de rechtbank heeft een kortere straf opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en de schadevergoeding aan [slachtoffer 2] toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 1] is afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.273147.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18.227350.21 en 18.323601.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 augustus 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 april 2023 te [plaats] een fiets, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer 1] met een flesje tegen het hoofd te slaan
  • ( meermaals) die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) in het gezicht te slaan en/of te stompen, en/of
  • die [slachtoffer 1] te duwen, als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen.
2.
hij op of omstreeks 6 september 2023 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer 2] bij haar (boven)arm te pakken
  • aan dat (boven)arm van die [slachtoffer 2] te trekken, en/of
  • die [slachtoffer 2] te duwen, als gevolg waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd ten aanzien van het geweldscomponent onder feit 1. Wel heeft hij veroordeling gevorderd voor diefstal onder feit 1 en voor feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het geweldscomponent onder feit 1. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman ervoor gepleit dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van het eerste en tweede gedachtestreepje. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat aangeefster kan zijn gevallen, omdat hij de tas vasthield, maar dat hij haar niet bij haar arm heeft vastgepakt of aan haar arm heeft getrokken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het geweldscomponent onder feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Feit 1
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 april 2024, opgenomen op pagina 18 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023104905 d.d. 19 oktober 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 26 september 2023, opgenomen op pagina 103 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023104905 d.d. 19 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Plaats delict: [plaats]
Pleegdatum: 6 september 2023
[verdachte] pakte mij bij mijn linker bovenarm. Hij pakte mij stevig vast. Daarna voelde ik dat [verdachte] aan mijn arm trok. Ik voelde dat ik een harde duw van [verdachte] kreeg. Door de duw ben ik achterover
gevallen met mijn rug tegen de deurpost aan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 september 2023, opgenomen op pagina 113 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 6 september 2023 zag ik dat [verdachte] [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) [slachtoffer 2] vast pakte bij haar arm. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] stevig vast pakte. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] hard tegen de deurpost van de keuken aan drukte. Ik zag dat [slachtoffer 2] viel.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 april 2023 te [plaats] een fiets, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 6 september 2023 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer 2] bij haar bovenarm te pakken
  • aan de bovenarm van die [slachtoffer 2] te trekken, en
  • die [slachtoffer 2] te duwen, als gevolg waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een gevangenisstraf gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet passend is. Bovendien is verdachte gemotiveerd om een taakstraf uit te voeren en dit zou met goede begeleiding ook kunnen lukken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten. Allereerst heeft hij midden in de nacht de fiets gestolen van een man die blikjes aan het verzamelen was. Het slachtoffer was daarvoor kennelijk door iemand anders - in het gezicht geslagen. Het handelen van verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor andermans eigendom. Daarbij heeft verdachte slechts oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en waren de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen van ondergeschikt belang.
Daarnaast heeft verdachte een vriendin van zijn moeder mishandeld in haar eigen huis, door haar stevig vast te pakken bij haar bovenarm, daaraan te trekken en haar te duwen waardoor ze ten val is gekomen. Dit gebeurde na het overlijden van verdachtes moeder. Verdachte was erg boos, omdat volgens hem niemand hem had wakker gemaakt om te vertellen dat zijn moeder was overleden. Het slachtoffer had vervolgens de telefoon van verdachtes moeder meegenomen naar haar eigen huis om het netwerk van moeder in te lichten over het overlijden. Verdachte was ook daar boos over en is toen naar het slachtoffer gegaan om de telefoon op te halen en heeft haar daarbij mishandeld. Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Bovendien was het slachtoffer een vriendin van verdachtes moeder die haar veel hulp en steun heeft geboden tijdens haar ziektebed. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juli 2024 is sprake van (veelvuldige) recidive ten aanzien van mishandeling. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 31 juli 2024. Daaruit blijkt dat vanwege de complexe problematiek en zorgmijdende houding van verdachte wordt ingezet op een gedwongen opname in het kader van de Wet Zorg en Dwang, waarbij een plaatsing binnen [instelling] in het verschiet ligt. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld-hoog en de reclassering ziet geen mogelijkheden om dit risico te beperken door
middel van reclasseringstoezicht. Ook acht de reclassering verdachte niet in staat om een taakstraf uit te voeren, aangezien verdachte in het verleden meerdere taakstraffen niet heeft uitgevoerd ondanks de vele kansen die hem zijn geboden. Door zijn Wajong-uitkering heeft verdachte tot slot beperkte financiële middelen om een eventuele financiële sanctie te kunnen voldoen.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waaruit volgt dat voor dergelijke feiten in beginsel geldboetes worden opgelegd.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat sprake is geweest van huiselijk geweld tegen een vriendin van zijn moeder en dat verdachte hiervoor geen verantwoordelijkheid heeft genomen. Ook de veelvuldige recidive ten aanzien van mishandeling werkt strafverzwarend.
Daarbij komt dat een geldboete en een taakstraf, mede gelet op de persoon van verdachte, geen passende straffen zijn. Ook een reclasseringstoezicht is niet aangewezen.
Alles afwegend acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , bij de hoogte van de immateriële schade is geen bedrag ingevuld;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijk rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
Gelet op het feit dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] geen bedrag heeft ingevuld in zijn vordering tot immateriële schadevergoeding en heeft aangegeven dat de materiële schade reeds is vergoed, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 september 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
18.227350.21
Bij onherroepelijk vonnis van 30 november 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 december 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 24 juli 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte, gelet op zijn leeftijd, niet meer in aanmerking voor jeugddetentie. De in dit vonnis opgelegde gevangenisstraf zal bovendien in een gevangenis voor volwassenen worden uitgezeten. De rechtbank zal daarom op grond van art. 6:6:29 van het Wetboek van Strafvordering de vervangende jeugddetentie omzetten naar vervangende hechtenis.
18.323601.21
Bij onherroepelijk vonnis van 4 april 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte onder andere veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 april 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 24 juli 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
Om redenen zoals hierboven vermeldt zal de rechtbank de jeugddetentie omzetten naar een gevangenisstraf.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een fiets, moet worden teruggegeven aan [slachtoffer 1] nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen het geweldscomponent dat verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Vorderingen benadeelde partijen
Feit 1
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 400,00 (zegge: vierhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 400,00 (zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 400,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Gelast de teruggaveaan [slachtoffer 1] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven fiets.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18.227350.21
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 30 november 2021, te weten: een werkstraf voor de duur van 40 uren.
Bepaalt dat de vervangende jeugddetentie van 20 dagen wordt vervangen door een vervangende hechtenis van 20 dagen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18.323601.21
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 4 april 2022, te weten: een jeugddetentie voor de duur van 2 weken en bepaalt dat de jeugddetentie wordt vervangen door een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Lok, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. F.C.A. Fierstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2024.
Mr. M. Lok en mr. E.P. van Sloten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.