ECLI:NL:RBNNE:2024:3536

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
18-101318-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door rijden onder invloed en hoge snelheid

Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 april 2022 betrokken was bij een verkeersongeval in Nederland. De verdachte, geboren in 1996, was als bestuurder van een personenauto onder invloed van alcohol en reed met een snelheid van 176 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 100 km/u was. Het ongeval resulteerde in lichamelijk letsel voor een andere verkeersdeelnemer, genaamd [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat hij schuld had aan het ongeval, door roekeloos en onvoorzichtig te rijden na het gebruik van alcoholhoudende drank. Tijdens de zitting op 28 augustus 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij na een feestje in de auto was gestapt en zich niet meer kon herinneren wat er was gebeurd. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de politie en verklaringen van getuigen, in overweging genomen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 7 maanden en een rijontzegging van 3 jaar, terwijl de verdediging pleitte voor een taakstraf en een deels voorwaardelijke rijontzegging. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet roekeloos had gereden, maar wel zeer onvoorzichtig en onoplettend.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.101318.22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 11 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 augustus 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.H.S. van Rest.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 april 2022 te [adres] , althans in Nederlands, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • met een snelheid van 176 km/u, althans een niet toegestane en/of (zeer onverantwoord) hoge snelheid, te rijden, en/of
  • (met grote impact) tegen een voor hem rijdende personenauto te botsen of aan te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 16 april 2022 te [adres] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [adres] ,
  • na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank
  • met een niet toegestane en/of (zeer onverantwoord) hoge snelheid heeft gereden, en/of
  • (met grote impact) tegen een voor hem rijdende personenauto is gebotst of gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 16 april 2022 te [adres] , althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 550 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [adres] , althans in Nederland, op/aan [adres] , op of omstreeks 16 april 2022, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 en 3, waarbij ten aanzien van feit 1 sprake is van een zeer hoge mate van schuld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het rijden met te hoge snelheid verdachte niet kan worden verweten, omdat na een medisch onderzoek na de aanhouding van verdachte is gebleken dat hij een zeer laag bloedsuikerspiegel had. In combinatie met alcohol kan daardoor een situatie van geestelijke onmacht zijn ontstaan. Dit kan ertoe geleid hebben dat verdachte in slaap is gevallen. Hoewel geen sprake was van een extreme hoeveelheid alcohol, kan verdachte wel worden verweten dat hij na het gebruik hiervan is gaan autorijden. Daarmee kan feit 1 subsidiair bewezen worden verklaard.
Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte zowel het alcoholgebruik als het rijden met te hoge snelheid kan worden verweten, heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat tot een bewezenverklaring van feit 1 primair kan worden gekomen en dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
De raadsman heeft betoogd dat de feiten 2 en 3 bewezen kunnen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Verdachte heeft de feiten 2 en 3 duidelijk en ondubbelzinnig bekend, zodat de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 9 januari 2023, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022148110 d.d. 23 februari 2023, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bedienaar ademanalyseapparaat d.d. 17 april 2022, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2022, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank past ten aanzien van feit 1 primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 augustus 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had op 16 april 2022 een feestje van het werk, waar ik bier heb gedronken. Daarna ben ik in de auto gestapt op weg naar de [adres] (de rechtbank begrijpt: in [adres]). Ik werd wakker tegen de vangrail.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal plaats-delict d.d. 20 mei 2022, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op de [adres] te [adres] , gelegen in de gemeente Pekela, had een kop-staart aanrijding plaats gevonden tussen twee personenauto's. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken: een personenauto, merk Audi, type A4, kleur grijs, en een personenauto, merk Toyota, type Yaris, kleur grijs. De [adres] was een autoweg en de toegestane maximum snelheid ter plaatse bedroeg 100 km/h. Om de snelheid van de Audi te bepalen is er data veiliggesteld uit de Audi. De verkregen data is onderzocht en geanalyseerd. Uit deze analyse is gebleken dat de foutcodes van de Audi zijn ontstaan tussen een snelheid van 176 km/h en 141 km/h. Gezien de schades aan beide voertuigen en de uitloop van dit ongeval past dit bij deze snelheden. Het is dus zeer aannemelijk dat de bestuurder van de Audi de ter plaatse geldende maximale snelheid van 100 km/h fors heeft overschreden.
Conclusie
Het volgende zal hebben plaats gevonden. De Toyota had gereden over rijstrook 2 van de [adres] , komende uit de richting [adres] en gaande in de richting van [adres] . De Audi had eveneens gereden op rijstrook 2 van de [adres] , komende uit de richting [adres] en gaande in de richting van [adres] . Beide voertuigen reden in dezelfde richting op dezelfde rijstrook. Ongeveer ter hoogte van hmp 4,9 is de Audi met hoge snelheid achterop de Toyota gebotst. Door de botsing zijn beide voertuigen in een ongecontroleerde slip terecht gekomen en kwam de Audi tegen de middengeleider tot stilstand en kwam de Toyota in de sloot in de rechter berm tot stilstand. Door dit ongeval zijn beide inzittenden van de Toyota gewond geraakt. Er zijn geen technische gebreken aan de betrokken voertuigen aangetroffen, welke van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan, verloop en/of de gevolgen van dit ongeval. Tevens waren er geen omgevingsfactoren welke van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan, verloop en/of de gevolgen van dit ongeval. Derhalve moet de oorzaak van dit ongeval gezocht worden in het menselijk handelen van de bestuurder van de Audi. De bestuurder van de Audi heeft zich zodanig gedragen dat door zijn schuld een ongeval heeft plaats gevonden waardoor een ander letsel heeft opgelopen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2022, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 16 april 2022 kregen wij het verzoek om te gaan naar de [adres] bij [adres] , voor een aanrijding met letsel. De weg bestaat uit door middel van een vangrail gescheiden rijbanen. De beide rijstroken van de rechterrijbaan lagen bezaaid met glas en enkele brokstukken. Enkele meters van het asfalt bevindt zich een droge sloot in de berm. In deze sloot lag een personenauto, een grijze Toyota Yaris. Deze auto had rondom veel schade,
tevens waren de airbags uitgegaan. Het linker voorwiel zat voor de helft in de wal van de sloot geboord. Het dak was ook voorzien van deuken en krassen, wat waarschijnlijk inhoudt dat dit voertuig over de kop is geslagen. In dit voertuig zaten twee slachtoffers. Later bleken dit te zijn [slachtoffer] en haar zoon.
Tegen de midden vangrail op rijstrook 1 stond een personenauto, een grijze Audi A4. Van deze Audi waren rondom alle airbags uitgegaan en rondom zat de Audi vol met schade. Het rechtervoorwiel, een spiraalveer en het logo van de Audi lagen enkele meters verderop bij of onder de vangrail. Rondom de auto lag de weg bezaaid met glas. Gezien de schade aan de Audi moet de impact groot geweest zijn. In een omtrek van enkele tientallen meters vanaf de twee voornoemde voertuigen zagen wij brokstukken liggen. In een omtrek van enkele honderden meters vanaf de voornoemde voertuigen zagen wij sporen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer
d.d. 9 februari 2023, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Het is nu tien weken geleden sinds de aanrijding. Ik ben nog steeds volop bezig met mijn herstel. Ik ben momenteel onder behandeling bij een neuroloog1 en bij een fysiotherapeut. Deze behandelingen heb ik nodig vanwege de aanrijding. Ik slaap nu slecht en ik heb een constante piep in mijn hoofd. Ik heb vaak spierpijn en ik heb last van evenwichtsstoornissen. In overleg met mijn behandelend arts word ik, naast de bezoeken aan de neuroloog, binnenkort ook doorverwezen naar een specialist op het gebied van
spierherstel.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed
d.d. 9 januari 2023, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bedienaar ademanalyseapparaat d.d. 17 april 2022, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet roekeloos, zoals bedoeld in de wet, heeft gereden, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte achterop de auto van het slachtoffer [slachtoffer] is gereden, terwijl hij onder invloed was van alcohol en waarbij hij in ieder geval 141 km/h heeft gereden, daar waar maximaal 100 km/h was toegestaan. Deze omstandigheden leiden tot het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Het scenario van de raadsman dat verdachte een zeer lage bloedsuikerspiegel had, hetgeen invloed kan hebben gehad op het rijgedrag van verdachte, acht de rechtbank niet aannemelijk. Dat verdachte een zeer lage bloedsuikerspiegel zou hebben gehad, volgt namelijk niet uit het dossier en is verderop geen enkele wijze onderbouwd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
primair
hij op 16 april 2022 te [adres] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank zeer onvoorzichtig en onoplettend,
  • met een niet toegestane en zeer onverantwoord hoge snelheid te rijden, en
  • met grote impact tegen een voor hem rijdende personenauto aan te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 16 april 2022 te [adres] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 550 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet
als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [adres] op [adres] op 16 april 2022, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en schade was toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
1. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
en
2. overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (550 microgram);
3. overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en b van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden en een rijontzegging van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een taakstraf en een deels voorwaardelijke rijontzegging. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte sinds het ongeval het roer heeft omgegooid en zijn levensstijl heeft
aangepast. Ook heeft verdachte naar aanleiding van het ongeval hulp gezocht bij een psycholoog. Verdachte is zijn rijbewijs al 6 maanden kwijt geweest en hiermee kan voor wat betreft het onvoorwaardelijke deel - worden volstaan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet passend, mede gelet op het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 16 april 2022 een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij hij heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de geldende maximumsnelheid en terwijl hij onder invloed was van alcohol. Verdachte is met grote impact achterop een andere auto gereden en de bestuurster daarvan heeft als gevolg van de aanrijding letsel opgelopen. Verdachte heeft met zijn gedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij heeft onaanvaardbare risicos genomen, niet alleen voor zichzelf maar ook voor medeweggebruikers. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waarop één veroordeling staat van tien jaar geleden. Daarnaast volgt uit het reclasseringsadvies dat het verkeersongeval een harde les is geweest voor verdachte. Hij heeft sindsdien zijn levensstijl aangepast, met name door nauwelijks meer alcohol te drinken. Ook is verdachte verhuisd naar Duitsland om uit zijn negatief sociaal netwerk te stappen. Dit zijn volgens de reclassering beschermende factoren, evenals het feit dat er sprake is van een steunend sociaal netwerk, bestaande uit zijn partner en ouders. De reclassering heeft het risico op herhaling als laag ingeschat.
Mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop sinds het ongeval acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. In plaats daarvan zal de rechtbank verdachte een maximale taakstraf opleggen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast acht de rechtbank een rijontzegging van 24 maanden op zijn plaats, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke deel zal een proeftijd van vijf jaar worden verbonden. Verdachte is zijn rijbewijs al een half jaar kwijt geweest en een langere inhouding zou betekenen dat verdachte zijn werk als kraanmachinist kwijtraakt, zo is gebleken uit een verklaring van de werkgever van verdachte. De rechtbank acht dat niet wenselijk.
schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een schadevergoedingsmaatregel van 10.000,- op zijn plaats is, als voorschot op de schade die het slachtoffer heeft geleden of nog zal lijden. De rechtbank ziet hiervoor te weinig grondslag.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 1 voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 24 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 18 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 5 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M. Lok en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2024.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Zie voortgangsverslag neuroloog dr. B. Jacobs d.d. 16 juni 2022, los gevoegd bij het dossier.