ECLI:NL:RBNNE:2024:3524

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
18.218365.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met verminderd toerekenbaarheid en oplegging van TBS-maatregel

Op 9 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 augustus 2023 een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1975 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft tijdens een conflict met het slachtoffer, een begeleider in de instelling waar hij verbleef, met een mes een stekende beweging in de richting van de hals van het slachtoffer gemaakt. Het slachtoffer heeft hierbij twee snijwonden opgelopen, maar kon door snel handelen erger letsel voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekenbaar is, gezien zijn autismespectrumstoornis en verstandelijke beperking, en heeft de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De verdediging pleitte voor een gevangenisstraf conform het voorarrest en steunde ook de TBS-maatregel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 269 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft de TBS-maatregel opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte intensieve begeleiding en structuur nodig heeft in een beveiligde omgeving, gezien het hoge recidiverisico en de onvoorspelbaarheid van zijn gedrag. De rechtbank heeft de gevangenneming van de verdachte bevolen en de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.218365.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1975 te [geboorte plaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Eefting, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of nek en/of keel en/of borst, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of nek en/of keel en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [plaats] , [slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of nek en/of keel en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het mes waarmee verdachte een stekende beweging heeft gemaakt nog in de verpakking zat. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wel bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2023,opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023230112 d.d. 7 september 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben eigenaar/directeur van [bedrijf] Wij begeleiden hier mannelijke cliënten met een verstandelijke/psychische beperking. De persoon tegen wie ik aangifte wil doen is [verdachte] geboren op [geboorte datum] 1975. Via de bewindvoerder had ik gehoord dat [verdachte] een bedrag van ongeveer 8,75 had gepind bij de [bedrijf] . Wij hadden gelijk het vermoeden dat [verdachte] van dit geld een mes had gekocht. Vandaag, 29 augustus 2023, ben ik omstreeks 16:45 uur naar de kamer van [verdachte] gelopen en heb hem vanuit de deuropening aangesproken. Ik vroeg hem wat hij had gekocht bij de
[bedrijf] . Hierop hoorde ik [verdachte] antwoorden dat hij hier drinken van had gekocht. Ik vroeg
[verdachte] of dit wel waar was en of hij niet weer een mes had gekocht bij de [bedrijf] . Hierop hoorde ik [verdachte] zeggen dat dit niet zo was. Hierna zag ik dat [verdachte] zich omdraaide en begon te rommelen in de grijze wasmand die achter hem stond. Ik zag dat [verdachte] hieruit een groot keukenmes haalde. Ik zag dat dit een mes was van de [bedrijf] en dat deze nog in de kartonnen verpakking zat. Ik zag dat [verdachte] het mes vasthad bij het handvat. De afstand tussen mij en [verdachte] bedroeg op dat moment ongeveer anderhalve meter. Uit het niets maakte [verdachte] een stekende beweging in de richting van mijn hals. Tussen het moment dat hij het mes uit de wasmand pakte en deze met een stekende beweging naar mijn hals bracht, zat ongeveer één tot twee seconden. Door de wijze waarop [verdachte] dit deed had ik het gevoel dat hij mij bewust in mijn hals wilde steken. Ik kon op dat moment het mes afweren. Ik gaf [verdachte] een duwtrap waardoor er een afstand tussen ons kwam. Vervolgens kon ik een stap achteruit doen en de deur dichttrekken. Op dat moment voelde ik dat ik was geraakt aan de linkerzijde van mijn hals en op mijn rechterborst. Dit is denk ik gekomen door de wijze waarop ik het mes afweerde.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2023,opgenomen op p. 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relateringen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 29 augustus 2023 omstreeks 17.09 uur kregen wij het verzoek om met spoed te gaan naar de [adres] in [plaats] . Wij hoorden dat dit een locatie betreft waar mensen begeleid wonen en dat één van de bewoners door zou draaien en met een mes aan het dreigen was. Aanrijdend hoorden wij dat er ook iemand in de hals geraakt zou zijn met het mes. Ter plaatse hoorden wij dat de verdachte [verdachte] zou heten, geboren op [geboorte datum] 1975. Wij hoorden van de begeleiding dat de verdachte in zijn kamer zou zijn. Ik, verbalisant [verbalisant] , ben vervolgens in de kamer [de rechtbank begrijpt: van verdachte [verdachte] ] gaan kijken en vond hier in een boodschappentas een mes in de verpakking. Ik zag dat dit een groot vleesmes betrof met een lemmet van ongeveer 20 centimeter. Ik zag dat het mes nog in de verpakking zat maar dat de verpakking aan de achterkant gescheurd was en de punt van het mes eruit stak. Ik, verbalisant [verbalisant] , sprak met één van de begeleiders en tevens eigenaar van de instelling, nader te noemen aangever. Ik zag dat hij een verwonding in de nek had ter hoogte van zijn keel. Ik zag dat dit een kleine snee was wat niet diep was.
3.
En naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023,opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de samenvatting van het verhoor van verdachte:
V: Ik wil het even over dinsdag [de rechtbank begrijpt: dinsdag 29 augustus 2023] hebben. Die dag kwam [slachtoffer] de Vries bij jou aan de deur van jouw kamer. Vertel eens, wat kwam [slachtoffer] doen?
A: Ja. [slachtoffer] was pist off op mij. Hij trok mij de hele kamer open enzo.
V: [slachtoffer] heeft de politie verteld dat jij hem met een mes hebt gestoken. Hoe zit dat? Klopt dat?
A: Ja.
V: Hoe heb jij dat gedaan?
A: Met een mes.
V: Hoe ben je aan dit mes gekomen?
A: Gekocht bij de winkel.
V: Waar had je dat mes? Waar had je dat verstopt?
A: In die mand. [slachtoffer] begon mij te bedreigen.
V: Toen je het mes pakte wat deed je toen?
A: Ik had het beter niet kunnen doen.
V: Wat had je beter niet kunnen doen?
A: Ja gestoken.
V: We hebben net de foto van het mes bekeken. Ik zie dat de verpakking er nog om zit. Hoe had je het mes vast?
0: Verdachte doet zijn hand naar voren en maakt een vuist.
Bewijsoverweging
Vaststaat dat verdachte met een mes dat gedeeltelijk nog in de verpakking zat een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de hals/keel van aangever en dat aangever ten gevolge daarvan twee verwondingen heeft opgelopen, te weten aan de linkerzijde van zijn hals en op zijn rechterborst.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat het feit dat het mes nog gedeeltelijk in de verpakking zat, niet in de weg staat aan het aannemen van een aanmerkelijke kans op de dood. Bij het aantreffen van het mes in de kamer van verdachte was de verpakking aan de achterkant immers voor een deel opengescheurd waarbij de punt van het mes uit de verpakking stak. Gelet op de aard van het letsel (twee snijwonden) van aangever kan het voorts naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte aangever met de punt van het mes heeft geraakt en niet met de kartonnen verpakking.
Onder die omstandigheden, met de punt van een mes in de hals/keel steken, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke kans op de dood. In de hals/keel bevinden zich dusdanig vitale onderdelen van het lichaam dat ook het steken met enkel de punt van een mes potentieel tot dodelijk letsel had kunnen leiden. Dat het letsel beperkt is gebleven tot twee kleine snijwonden is bovendien te danken aan de adequate verdediging van aangever. Als aangever niet zo snel had gereageerd en met een duwtrap het mes had afgeweerd, was hij mogelijk dodelijk met het mes geraakt in zijn hals/keel.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte doelbewust in de richting van de keel steken met een mes naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het doden van aangever, dat het niet anders kan dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 augustus 2023 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de hals/keel heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op: 1. primair poging tot doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, alsmede dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd (hierna: TBS met verpleging van overheidswege).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf conform het voorarrest en heeft aangegeven dat de verdediging zich kan vinden in het opleggen van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en het opleggen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een mes in (de richting van de) de hals van aangever te steken. Omdat aangever zich wist af te weren door verdachte een duwtrap te geven is het letsel beperkt gebleven tot twee kleine snijwonden in de hals en op de borst van aangever. Aangever was een begeleider van verdachte in de begeleide woonvorm waar verdachte op dat moment al ruim 18 jaar woonde. Toen aangever verdachte aansprak op bepaalde uitgaven die verdachte zou hebben gedaan, werd verdachte agressief en viel hij aangever aan met een mes. Dit is een zeer beangstigende situatie geweest voor aangever en uit de verhoren van aangever bij de politie blijkt dat het incident veel impact op hem, maar ook de bewoners en het personeel van de instelling, heeft gehad. Verdachte heeft dan ook een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Ondanks dat op de justitiële documentatie van verdachte enkel twee geweldsfeiten uit 2003 en 2004 staan, blijkt uit de verklaringen van aangever en uit het reclasseringsrapport dat verdachte in de begeleide woonvorm vaker verbaal agressief gedrag vertoonde, met name als hij zijn zin niet kreeg, overprikkeld was of werd aangesproken op zijn gedrag. Verdachte had ook al eens eerder met een mes staan zwaaien en heeft eerder meermalen een mes gekocht zonder dat dit tot gevaarlijke situatie had geleid. Daarnaast heeft hij meerdere malen dreigementen (ik snijd je keel door) geuit richting personeel en medebewoners. Hoewel deze incidenten niet gelden als recidive en daarmee niet strafverzwarend werken, kleurt het wel het bewezenverklaarde feit.
Verdachte is zowel door een psychiater als een psycholoog onderzocht. Naar aanleiding van deze onderzoeken is door psychiater J. Marx op 29 mei 2024 en door psycholoog E.N. Engers op 6 juni 2024 rapport uitgebracht. Uit de rapportages volgt dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis met een bijkomende verstandelijke beperking. Daarnaast worden in de persoonlijkheid antisociale trekken herkend. Deze problematiek is duurzaam van aard en was derhalve ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Voorts zien de deskundigen een verband tussen de problematiek van verdachte en het tenlastegelegde. Verdachte is ten gevolge van zijn problematiek niet in staat zijn behoeftes en hetgeen hem dwarszit op een constructieve wijze te bespreken. Zijn beperkte frustratietolerantie en de beperkte mogelijkheid om angst en agressie te reguleren hebben vervolgens geleid tot een doorbraak van agressieve impulsen. Beide rapporteurs adviseren het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met deze conclusies en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toerekenen en dit meewegen bij de straftoemeting.
Gelet op vorenstaande, alsmede gelet op hetgeen de rechtbank hierna zal overwegen met betrekking tot de op te leggen TBS met verpleging van overheidswege en het belang dat verdachte zo snel mogelijk de juiste hulp en ondersteuning krijgt, zal de rechtbank geen langere gevangenisstraf opleggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal derhalve een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 269 dagen.
Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren aan verdachte een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen. Zij komen tot dat advies op basis van het volgende.
Beide deskundigen schatten de kans op herhaling van soortgelijke feiten hoog in gelet op verdachtes beperkingen en disfuncties. Risicofactoren zijn onder andere de beperkte mogelijkheid tot inschatting van sociale situaties, het niet kunnen overzien van de gevolgen van zijn gedrag, de zwakke emotie- en agressieregulatie en de matige frustratietolerantie.
Voorts heeft verdachte geen inzicht in de eigen problematiek en is niet in staat om te reflecteren op het eigen gedrag. Daarnaast heeft hij gewelddadige opvattingen en denkbeelden die gevoed worden door zijn achterdocht en is er een patroon van geweld zichtbaar waarbij de psycholoog verwijst naar een eerdere veroordeling voor een geweldsfeit en naar eerdere incidenten in de zorginstelling waarbij verdachte zich meerdere malen bedreigend had opgesteld. Verdachte is niet in staat zijn (primaire) behoeftes op constructieve wijze te bespreken en kan dan vanuit zijn stoornissen dreigend en agressief reageren.
Verdachte is volgens de deskundigen aangewezen op een gespecialiseerde behandeling gericht op de autismespectrumstoornis en rekening houdend met de verstandelijke beperking. Daarbij is veel toezicht en een extern aangebrachte structuur nodig om de risicos te beperken en zal verdachte intensieve begeleiding nodig hebben op alle levensgebieden. Gelet op de ernstige, moeilijk behandelbare psychiatrische problematiek en het hoge recidiverisico achten de deskundigen het noodzakelijk om deze behandeling en begeleiding plaats te laten vinden binnen het kader van een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege. Een behandeling binnen een voorwaardelijk kader bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel of een TBS met voorwaarden wordt door de deskundigen niet haalbaar geacht. Gelet op zijn problematiek zal verdachte zich naar verwachting van de deskundigen niet aan voorwaarden kunnen houden. Bovendien dient, gelet op het onvoorspelbare agressieve gedrag van verdachte, de nadruk te liggen op risicomanagement met maximale waarborgen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij. Verdachte is niet in staat om zelfstandig te functioneren en kan onvoorspelbaar, dreigend en agressief reageren in situaties die hij niet begrijpt, wanneer hij wordt aangesproken op zijn gedrag of wanneer hij kort gezegd zijn zin niet krijgt. Hij heeft intensieve begeleiding en structuur nodig. Vanwege de grote risicos en onvoorspelbaarheid van het gedrag van verdachte dient die begeleiding plaats te vinden in een beveiligde omgeving waarbij langdurig toezicht op verdachte kan worden uitgeoefend. De rechtbank is dan ook met de deskundigen van oordeel dat een voorwaardelijk kader ontoereikend is en dat enkel de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege de benodigde behandeling en beveiliging kan bieden.
Aan de eisen voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling wordt voldaan. Zoals blijkt uit de hiervoor besproken rapportages van de psycholoog en psychiater bestond bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Beide deskundigen concluderen dat er sprake is van een grote kans op herhaling van gewelddadig gedrag, voortkomend uit complexe psychiatrische problematiek. Gelet op dit recidiverisico is er sprake van gevaar voor de veiligheid van personen. Daarnaast is het door verdachte begane feit een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De maatregel van terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De voorlopige hechtenis van verdachte is op 24 mei 2024 opgeheven. Gelet op de hiervoor beschreven problematiek van verdachte, het hoge recidiverisico en de oplegging van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege zal de rechtbank de gevangenneming van verdachte bevelen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 269 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Beveelt de gevangenneming van verdachte.Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. H. R . Eising en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2024.
Mr. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.