ECLI:NL:RBNNE:2024:3520

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
C/19/131097 / HA ZA 20-82
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake verbetering van een eerder vonnis met betrekking tot wettelijke rente

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, hebben de eisers Enviem c.s. en de gedaagden I-Beheer c.s. een geschil over de verbetering van een eerder gewezen vonnis. Het oorspronkelijke vonnis, dat op 3 juli 2024 is uitgesproken, bevatte volgens I-Beheer een kennelijke fout in het dictum met betrekking tot de toewijzing van de wettelijke rente. I-Beheer verzocht de rechtbank om deze fout te corrigeren. Enviem c.s. diende ook een verzoek in tot verbetering van het vonnis, omdat zij meenden dat de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW had moeten worden toegewezen in plaats van de wettelijke rente van artikel 6:119 BW.

De rechtbank heeft beide verzoeken in overweging genomen en partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten toe te lichten. Na beoordeling van de argumenten heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van Enviem c.s. tot verbetering van het vonnis moet worden afgewezen, omdat er geen sprake was van een fout. De rechtbank verduidelijkte dat de wettelijke handelsrente alleen van toepassing is op primaire betalingsverplichtingen uit handelsovereenkomsten en niet op andere geldelijke verplichtingen.

In reconventie heeft de rechtbank echter vastgesteld dat er wel degelijk een kennelijke fout in het vonnis van 3 juli 2024 aanwezig was. De rechtbank heeft besloten deze fout te herstellen door de juiste verwijzing naar artikel 6:119a BW aan te brengen in het dictum. De rechtbank heeft het verzoek van Enviem c.s. tot verbetering afgewezen, maar heeft de kennelijke fout in het eerdere vonnis gecorrigeerd. De verbetering is aangebracht door de rechters L. Groefsema, C.J.R. de Locht en S. van Gessel en is uitgesproken op 21 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/131097 / HA ZA 20-82
HERSTELVONNIS van 21 augustus 2024
in de zaak van

1.ENVIEM HOLDING B.V.,

te Harderwijk,
2.
ENVIEM B.V.,
te Harderwijk,
3.
TRANSNATIONAL BLENDERS B.V.,
te Dordrecht,
4.
ENVIEM RETAIL HOLDING B.V.,
te Harderwijk,
5.
ENVIEM RETAIL NEDERLAND B.V.,
te Harderwijk,
6.
ENVIEM RETAIL B.V.,
te Harderwijk,
7.
FASE FACILITY SERVICES B.V,
te Harderwijk,
8.
OLIEHANDEL NEDERLAND B.V.,
te Harderwijk,
9.
MAIN B.V.,
te Amsterdam,
10.
ENVIEM WHOLESALE HOLDING B.V.,
te Den Helder,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: Enviem c.s.,
advocaat mr. A.W. Duthler te 's-Gravenhage,
tegen

1.I-BEHEER ICT B.V.,

te Coevorden,
hierna ook te noemen: I-Beheer,
2.
I-BEHEER GROEP B.V.,
te Coevorden,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: I-Beheer c.s.,
advocaat mr. G.A.C. van den Hout te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Bij brief van 5 juli 2024 heeft I-Beheer de rechtbank verzocht om verbetering van het op 3 juli 2024 in deze zaak gewezen vonnis. Volgens I-Beheer staat in het dictum van het vonnis een kennelijke fout. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2.25 van het vonnis geoordeeld dat de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW zal worden toegewezen terwijl in het dictum onder de punten 3.7 tot en met 3.10 de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is toegewezen.
1.2.
Enviem c.s. heeft, in reactie op dit verzoek van I-Beheer, de rechtbank per brief van 8 juli 2024 gevraagd om het vonnis onder de punten 3.2 en 3.3 te verbeteren. Enviem c.s. meent dat het dictum onder 3.2 en 3.3 een kennelijke fout bevat omdat de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW had moeten worden toegewezen.
1.3.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich over de wederzijdse correctieverzoeken uit te laten.
1.4.
I-Beheer heeft per brief van 10 juli 2024 aangevoerd dat voor toewijzing van het correctieverzoek van Enviem c.s. geen grond bestaat.
1.5.
Enviem c.s. heeft vervolgens per brief van 12 juli 2024 bezwaren aangevoerd tegen toewijzing van het correctieverzoek van I-Beheer.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
Het verzoek tot van Enviem c.s. tot verbetering van het vonnis zal worden afgewezen omdat geen sprake is van een fout. De wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW heeft alleen betrekking op de primaire betalingsverplichting uit een handelsovereenkomst, dat wil zeggen de geldelijke tegenprestatie voor geleverde diensten op grond van een handelsovereenkomst, en niet op andere geldelijke verplichtingen zoals die uit onverschuldigde betaling.
in reconventie
2.2.
De rechtbank heeft geconstateerd het vonnis van 3 juli 2024 onder de punten 3.7 tot en met 3.10 inderdaad een kennelijke fout bevat. De door rechtbank toegewezen bedragen hebben, zoals volgt uit r.o. 2.23, betrekking op openstaande factuurbedragen. Onder r.o. 2.25 van het vonnis is geoordeeld dat de gevorderde wettelijke handelsrente toewijsbaar op grond van artikel 6:119a BW. Dat in het dictum vervolgens de letter ‘a’ bij de vermelding van het wetsartikel ontbreekt, is dan ook een voor een ieder kenbare kennelijke fout. De rechtbank merkt daarbij op dat ook de rente als bedoeld in artikel 6:119a BW “wettelijke rente” is, aangezien deze rechtstreeks voortvloeit uit de wet. Dat in de praktijk ook wel gesproken wordt van
handelsrente om een onderscheid te maken ten opzichte van de ‘gewone’ rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, maakt dat niet anders.
De kennelijke fout leent zich voor eenvoudig herstel, waartoe de rechtbank zal overgaan op de wijze als hierna vermeld.

3.De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek van Enviem c.s. tot verbetering van het vonnis af.
3.2.
verbetert het tussen partijen gewezen vonnis van 3 juli 2024 in die zin, dat in het dictum onder 3.7 tot en met 3.10 in plaats van ‘
artikel 6:119 BW’ steeds moet worden gelezen ‘
artikel 6:119aBW’,
3.3.
bepaalt dat deze verbetering zal worden gehecht aan de minuut van het vonnis van
3 juli 2024,
Voor het overige blijft het vonnis van 3 juli 2024, ook wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand.
Deze verbetering is aangebracht door mrs. L. Groefsema, voorzitter, C.J.R. de Locht en S. van Gessel en uitgesproken op 21 augustus 2024 door mr. S. van Gessel in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.M.N. Baurdoux.