ECLI:NL:RBNNE:2024:3511

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
18-332050-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 14 december 2022 heeft verdachte als automobilist een verkeersongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Hij was onder invloed van alcohol, met een ademalcoholgehalte van 465 microgram per liter, wat meer dan vijf keer de toegestane hoeveelheid is. Het ongeval vond plaats in de gemeente Opsterland, waar het slachtoffer, een voetganger, zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder schedel- en hersenletsel, gebroken ribben en een meervoudige schouderbladbreuk. Na de aanrijding heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. De rechtbank heeft op 10 september 2024 uitspraak gedaan en veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overweegt dat het rijgedrag van verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig was, gezien zijn alcoholgebruik en de snelheid waarmee hij reed, die de toegestane maximumsnelheid overschreed. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van verdachte voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.332050.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 augustus 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 14 december 2022 te [adres] in de gemeente Opsterland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, door:
terwijl hij onder invloed was van alcohol, te weten 465 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht
  • te hebben gereden met een snelheid van tenminste 60 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 30 km/u en/of
  • de zich op de weg bevindende voetganger [slachtoffer] niet te hebben gezien;
  • zijn snelheid niet zodanig te hebben geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was
ten gevolge waarvan hij, verdachte, in aanrijding is gekomen met [slachtoffer] die op dat moment de weg overstak, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten, schedel hersenletsel (lichte hersenschudding), gebroken en/of gekneusde rib(ben), twee breuken aan zijn borstbeen, meervoudige breuk aan zijn schouderblad (mogelijk blijvend letsel), een kneuzing aan het gehele linkerbeen en/of enkel, verminderde kracht bovenarm met mogelijk kans op aanwezig letsel aan de zenuwen heeft opgelopen,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2022 te [adres] in de gemeente Opsterland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, [adres] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,
terwijl hij onder invloed was van alcohol, te weten 465 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht
  • te hebben gereden met een snelheid van tenminste 60 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 30 km/u en/of
  • zijn snelheid niet zodanig te hebben geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was
  • de zich op de weg bevindende voetganger [slachtoffer] niet te hebben gezien en in aanrijding is gekomen met [slachtoffer] die op dat moment de weg overstak
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2022 te [adres] in de gemeente Opsterland als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, [adres] ,
terwijl hij onder invloed was van alcohol, te weten 465 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht
  • heeft gereden met een snelheid van tenminste 60 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 30 km/u en/of
  • zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was
  • de zich op de weg bevindende voetganger [slachtoffer] niet heeft gezien en in aanrijding kwam met [slachtoffer] die op dat moment de weg overstak
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [adres] in de gemeente Opsterland op/aan [adres] , op of omstreeks 14 december 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander [slachtoffer] aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op of omstreeks 14 december 2022 te [adres] in de gemeente Opsterland, als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto (van het merk BMW), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 465 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 1 primair, in de zin dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag heeft vertoond, en de feiten 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat dit kan worden bewezen verklaard; er is sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Hierbij dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van de gedeeltes in de tenlastelegging betreffende het alcoholgebruik, omdat dit niet zonder meer in causaal verband staat met het ongeval, en het zwaar lichamelijk letsel, want uit het dossier blijkt niets omtrent de feitelijke gevolgen van het ongeval, de feitelijke duur van het herstel en de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen.
Verder kan het onder 2 en 3 ten laste gelegde ook worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring feit 1 primair
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.1
Op 14 december 2022 omstreeks 22:59 uur heeft op de [adres] , ter hoogte van [adres] , gelegen binnen de bebouwde kom van [adres] , een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een voetganger en een personenauto. Op de plaats van het ongeval bedraagt de wegbreedte circa 5,85 meter, waarbij de aan weerzijden van de rijbaan gelegen trottoirs niet zijn meegerekend. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid is 30 kilometer per uur.2
Verdachte heeft het bij de aanrijding betrokken motorrijtuig, een BMW, bestuurd. Hij is aan te merken als beginnend bestuurder, gezien de eerste afgifte van zijn rijbewijs op 3 februari 2022. Uit het voltooid adem(analyse)onderzoek, welke procedure werd uitgevoerd op 14 december 2022 om 00:04 uur, bleek dat het ademalcoholgehalte 465 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg.3
Verdachte kwam vanuit [adres] en reed in de richting van Drachten. Verdachte zag, vanuit zijn rijrichting bezien, dat aan de linkerkant van de weg een werkbus stopte.4 Hierbij zag hij ook dat dit voertuig met de knipperlichten aan stond.5 Het slachtoffer, [slachtoffer] , stapte aan de passagierszijde van de bestelbus uit op de stoep en hij liep achter de bus langs.6 Hij droeg overwegend donkere kleding waarop enkele reflecterende stukken waren aangebracht. Vervolgens stak het slachtoffer de rijbaan over in de richting van het hiervoor vermelde perceel. Hierbij kwam hij, gelet op de geconstateerde schade en sporen aan het voertuig, in botsing met de rechtervoorzijde (de bijrijderskant) van de door verdachte bestuurde BMW.7
Een getuige, die bij een parkeerplaats aan de achterzijde van de [adres] stond, hoorde op enig moment het geluid van een automotor, dat deze auto erg hard reed, en daarna een harde klap.8 Verdachte reed volgens zijn eigen verklaring op dat moment harder dan de toegestane maximumsnelheid, namelijk ongeveer 50 kilometer per uur. Hij had de overstekende man niet (op de rijbaan) gezien.9 Verdachte heeft geen snelheid geminderd, heeft niet gestuurd of geremd en is ook niet uitgeweken. Hij had geen verminderd zicht; er waren geen obstakels.10
Als gevolg van de botsing werd het slachtoffer weggeslingerd en kwam hij aan de, gezien de rijrichting van de BMW, rechterzijde van het trottoir terecht, tegen een hek aan. Hierna werd hij overgebracht naar het ziekenhuis.11 Aldaar heeft de traumachirurg op 15 december 2022 kort samengevat het volgende letsel waargenomen: schedelhersenletsel, breuk van zijuitsteeksel van borstwervels, breuk van rib, meervoudige breuk schouderblad (doorlopend tot de aanhechting van de bovenarmspieren), breuk van sleutelbeen grenzend aan borstbeen en kneuzing enkel. Tijdens de opname is verder waargenomen dat er verminderde kracht is aan de bovenarm en de kans aanwezig is op letsel aan de zenuwen. De geschatte genezingsduur wordt gesteld op zes tot negen maanden.12
Het slachtoffer geeft op 17 januari 2023 aan dat toen hij in het ziekenhuis lag, naast het eerder genoemde letsel, gekneusde ribben, twee borstbeenbreuken, een gekneusd linkerbeen en een lichte hersenschudding, had. Voorts zal hij volgens doctoren blijvend last houden van zijn schouder.13 Op 5 april
verklaart verdachte dat hij contact heeft gehad met het slachtoffer; destijds kon deze nog niet werken, omdat hij met zijn schouder niets kon tillen.14
Aanmerkelijke onvoorzichtigheid
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair is ten laste gelegd, is vereist dat het rijgedrag van verdachte ten minste aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig is geweest. Daarbij moet worden gekeken naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van de verkeersovertreding en naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het rijgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld aan een verkeersongeval.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen schuld in de vorm van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en zij overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft onder invloed van ruim vijf keer de toegestane hoeveelheid alcohol als beginnend bestuurder in een motorrijtuig gereden. Het is een feit van algemene bekendheid dat hierdoor het rijgedrag en daarmee het reactievermogen negatief worden beïnvloed. Dat blijkt ook in de onderhavige zaak het geval, daar verdachte op enig moment wel de stilstaande bestelbus inclusief knipperende alarmlichten heeft opgemerkt, maar niet het slachtoffer de rijbaan heeft zien oversteken, terwijl het slachtoffer gegeven de wegbreedte en de botspositie minstens enkele meters over de weg heeft afgelegd alvorens de aanrijding plaatsvond. Daarbij komt dat verdachte de aldaar geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur heeft overschreden, te weten met in ieder geval 20 kilometer per uur. Verder heeft verdachte vóór de impact niet geanticipeerd door zijn snelheid te minderen, uit te wijken, te sturen of te remmen, en was zijn zicht niet belemmerd.
Zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, dient onder meer de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, te weten de hierboven beschreven letsels. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat de geschatte genezingsduur zes tot negen maanden betrof en dat het slachtoffer bijna vier maanden na het incident vanwege aanhoudende klachten aan zijn schouder nog steeds geen normale werkzaamheden kon uitvoeren. Bij die stand van zaken concludeert de rechtbank dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, concludeert de rechtbank ten aanzien van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW dat het rijgedrag van de verdachte moet worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig, waardoor het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en dat het slachtoffer als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Bewezenverklaring feiten 2 en 3
De rechtbank acht feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 15 december 2022, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022344233 d.d. 25 april 2023, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 januari 2023, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij, op 14 december 2022 te [adres] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig rijgedrag, door:
terwijl hij onder invloed was van alcohol, te weten 465 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht,
  • te hebben gereden met een veel hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 30 km/u;
  • de zich op de weg bevindende voetganger [slachtoffer] niet te hebben gezien en
  • zijn snelheid niet zodanig te hebben geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was
ten gevolge waarvan hij, verdachte, in aanrijding is gekomen met [slachtoffer] die op dat moment de weg overstak, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten, schedelhersenletsel (lichte hersenschudding), gebroken en gekneusde rib(ben), twee breuken aan zijn borstbeen, meervoudige breuk aan zijn schouderblad (mogelijk blijvend letsel), een kneuzing aan het gehele linkerbeen en enkel, verminderde kracht bovenarm met mogelijk kans op aanwezig letsel aan de zenuwen heeft opgelopen,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [adres] op [adres] , op 14 december 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander [slachtoffer] aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
hij op 14 december 2022 te [adres] , als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto van het merk BMW, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van
de Wegenverkeerswet 1994, 465 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet;
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, waaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast dient een ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit te volstaan met de oplegging van een deels (on)voorwaardelijke taakstraf, welke moet worden gematigd gezien de lange duur van de procedure en het feit dat verdachte verantwoordelijkheid neemt, en een (on)voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte niet langer moet duren dan de tijd dat het rijbewijs ingehouden is geweest. Tevens dient rekening te worden gehouden met (eendaadse) samenloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Op 14 december 2022 heeft verdachte in [adres] als automobilist door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Na de aanrijding heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten, zonder zich om het hulpbehoevende slachtoffer te bekommeren. Daarnaast is hij als beginnend bestuurder onder invloed van meer dan vijf maal de toegestane hoeveelheid alcohol geweest. De rechtbank neemt verdachte het voorgaande kwalijk.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen de justitiële documentatie van 9 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte zich eerder, te weten op 26 maart 2022, schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed alcohol. Daarnaast heeft hij in 2021 en 2020 een motorrijtuig bestuurd zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs.
Voorts is op 30 april 2024 een reclasseringsrapport uitgebracht. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een alcoholverbod. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot gemiddeld. Verdachte heeft een verplichte cursus gevolgd bij het CBR en dat heeft dusdanige impact op hem gehad dat hij sedertdien abstinent is van alcohol. Bovendien heeft verdachte afstand gedaan van een groot deel van zijn sociale netwerk om te voorkomen dat hij opnieuw alcohol gaat drinken. Deze gedragsverandering en bewustwording zijn aan te merken als positief, maar gelet op de korte periode van abstinentie acht de reclassering interventies gericht op het voorkomen van een terugval in alcoholgebruik noodzakelijk. Niet is uit te sluiten dat verdachte vanuit een extrinsieke motivatie gestopt is met drinken vanwege de lijdensdruk die hij na het delict heeft ervaren.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, waarbij er sprake is van alcoholgebruik van minder dan 570 μg/l, en met een aanmerkelijke mate van schuld is een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden. De rechtbank ziet echter aanleiding om voor wat betreft de rijontzegging in strafmatigende zin hiervan af te wijken. Ter terechtzitting heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Gelet op het tijdsverloop in deze zaak is het niet passend een langere onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen dan de periode dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest. Hiernaast is de oplegging van een voorwaardelijke rijontzegging gerechtvaardigd, nu er sprake is van recidive ter zake van verkeersmisdrijven. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde om hieraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden, aangezien ter zitting is gebleken dat de verplichte CBR-cursus voldoende effect heeft gesorteerd en verdachte vanuit intrinsieke motivatie sindsdien geen alcohol meer nuttigt.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden opleggen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van 160 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde voorts:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. drs. J.V. Nolta en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2024.
1. Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen die
zich in het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2022344233 van 25 april 2023 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Voor zover wordt verwezen naar processen-verbaal, gaat het om naar wettelijk voorschrift opgemaakte processen-verbaal.
2 Proces-verbaal FO Verkeer van 9 maart 2023, paginas 41, 44 en 47.
3 Proces-verbaal rijden onder invloed van 15 december 2022, paginas 14 en 15.
4 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 december 2022, pagina 112.
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] van 2 februari 2023, pagina 92.
7 Proces-verbaal FO Verkeer van 9 maart 2023, paginas 52 en 53.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] van 15 december 2022, pagina 18.
9 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 december 2022, pagina 113.
11 Proces-verbaal FO Verkeer van 9 maart 2023, paginas 44 en 53.
12 Geneeskundige verklaring van [slachtoffer] van 27 januari 2023, pagina 89.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 8 maart 2023, pagina 125.
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 april 2023, pagina 117.