ECLI:NL:RBNNE:2024:3510

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
18-015337-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige dochter door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De verdachte heeft in de periode van 1 mei 2006 tot en met 1 september 2006, toen het slachtoffer nog een baby was, aan haar vagina gelikt. Jaren later, in juli 2018, heeft hij de billen, borsten en buik van zijn 13-jarige dochter betast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedragingen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn rol als vader. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en dat hij strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een voorwaardelijk gedeelte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.015337.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 augustus 2024. Verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na mondelinge aanvulling van de tenlastelegging met strafverzwarende omstandigheden ten aanzien van feit 2, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 1 september 2006 te [adres] , gemeente Eemsmond, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2005), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , hebbende verdachte zijn tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 1 september 2006 te [adres] , gemeente Eemsmond, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2005) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het likken aan de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2018 tot en met 31 juli 2018, althans in de maand juli 2018, te [adres] , gemeente Borger-Odoorn, met zijn kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het al dan niet over de kleding heen betasten van de billen en/of borsten en/of buik van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en feit 2, respectievelijk het eenmaal likken aan de vagina en het betasten van de billen en borsten.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het volgende ter terechtzitting verklaard. Met betrekking tot feit 1 heeft hij bekend dat hij aan de vagina van aangeefster heeft gelikt. Voor wat betreft feit 2 heeft hij erkend de billen van zijn dochter te hebben betast, maar het betasten van haar borsten kan hij zich niet herinneren.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Verdachte heeft bekend aan de vagina van zijn dochter te hebben gelikt. Dit levert geen seksueel binnendringen op zoals onder feit 1
primair ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank acht feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 december 2018, opgenomen op pagina 85 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022331574 d.d. 5 januari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2022, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2022, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair.
hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 1 september 2006 te [adres] , meermalen, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2005) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het likken aan de vagina van die [slachtoffer] ;
hij in de periode van 29 juli 2018 tot en met 31 juli 2018, althans in de maand juli 2018, te [adres] , met zijn kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het al dan niet over de kleding heen betasten van de billen en borsten en buik van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 subsidiair en feit 2 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting aangegeven de oplegging van een forse geldboete en/of een enkelband passend te vinden, zodat hij de mogelijkheid heeft voor zijn ouders te kunnen blijven zorgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. Toen het slachtoffer nog een baby was heeft verdachte aan haar vagina gelikt, terwijl hij hierbij masturbeerde.
Jaren later heeft verdachte de billen, borsten en buik betast van zijn op moment 13-jarige kind. Verdachte heeft met zijn gedragingen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn overwicht en van de vertrouwensrelatie die hij als vader met zijn dochter had. Hiermee heeft verdachte de geborgenheid die zij van hem mocht verwachten op grove wijze beschaamd en veronachtzaamd. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van seksuele contacten bij jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn. Echter heeft verdachte bij zijn handelen slechts oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeftebevrediging. De rechtbank rekent verdachte het voorgaande aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 9 augustus 2024. Daaruit volgt dat verdachte, met uitzondering van een veroordeling voor mishandeling in 2007, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 18 december 2023. Uit dit advies blijkt dat het recidiverisico niet kan worden ingeschat. De reclassering kan op basis van de beschikbare informatie niet adviseren of interventies dan wel toezicht nodig zijn. Er is onvoldoende zicht op de risico- en beschermende factoren, met name waar het seksueel deviant (strafbaar) gedrag betreft, hetgeen zorgelijk is. De reclassering acht het wenselijk dat er onderzoek wordt verricht naar de seksuele drijfveren van verdachte in relatie tot zijn zelfbeheersing. De reclassering adviseert het NIFP opdracht te geven verdachte psychiatrisch te laten onderzoeken, om de risicos in kaart te brengen en te beoordelen in hoeverre behandeling noodzakelijk is. Indien dit niet wenselijk wordt geacht, dan adviseert de reclassering ter afdoening van de zaak oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank stelt vast dat het door de reclassering geadviseerde psychiatrisch onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dit niet noodzakelijk te vinden aangezien hij op andere wijze tot zelfinzicht is gekomen. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, aanleiding om een gedeelte hiervan in voorwaardelijke zin op te leggen. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte uiteindelijk zelf naar de politie is gegaan en zijn daden heeft opgebiecht. Helaas heeft verdachte geweigerd om inhoudelijk met de reclassering te spreken over het misbruik waardoor het herhalingsgevaar (inzake zedenmisdrijven) niet kan worden ingeschat. Daarom is de rechtbank van oordeel dat na de detentieperiode een voorwaardelijke straf als stok achter de deur nodig is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. van der Werff, voorzitter, mr. drs. J.V. Nolta en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2024.